CPB, hoe ‘wetenschappelijk’ is dat eigenlijk?

Zelf heb ik geen hoge pet op van de rekenmeesters en de rekenmodellen van het CPB. De huidige crisis zagen ze pas aankomen toen we er middenin zaten, terwijl er toch behoorlijk wat economen waren die daar al in 2006 of eerder voor waarschuwden. Dat het CPB nu uitgaat van een economische groei van 1,25 procent in 2010 en twee procent in 2011, zegt meer over de betwistbare aannames die het CPB maakt dan over de werkelijkheid die voor ons ligt. Sterker nog. Het CPB lijkt onder Coen Teulings een rechts-liberaal economisch gezelschap te worden dat meer lijkt op een politiek-economische lobbyclub dan op een wetenschappelijk bureau dat de regering adviseert.

Om een voorbeeld te noemen. Binnen de CPB modellen werkt verhoging van de loonkosten en de uitkeringen direct negatief uit voor de werkgelegenheid en de economische groei. Daar is behoorlijk wat tegenin te brengen, want een hoger loonpeil kan ook de arbeidsproductiviteit verhogen, de innovatie bevorderen en daarmee leiden tot meer economische groei, zoals de econoom Alfred Kleinknecht al jaren betoogt. Het op peil houden van de binnenlandse vraag door de uitkeringen te verhogen kan ook juist gunstig uitwerken op de werkgelegenheid. Het is maar welke aannames je maakt en hoe je de verschillende economische factoren weegt.

De min of meer verplichte doorrekening van verkiezingsprogramma’s door het CPB verkleint de speelruimte van het politieke debat. Wat niet past binnen de modellen is ‘onrealistisch’. Maar ook uit andere onderzoeken van het CPB blijkt dat het men daar de afgelopen jaren wel een erg grote klap van de neoliberale molen heeft meegekregen.

Wat te denken van het recent verschenen onderzoek van het CPB naar de toekomst van woningcorporaties. De CPB onderzoekers stellen dat “veel geld niet terecht komt bij de doelgroep van huurders met lagere inkomens en er is oneerlijke concurrentie tussen de corporaties en commerciële projectontwikkelaars”. Volgens het onderzoek houden de corporaties de huur kunstmatig laag. “Impliciet wordt zo jaarlijks 3,3 miljard euro aan subsidies verstrekt aan de huurders, waarvan slechts 1,3 miljard euro terechtkomt bij mensen met lage inkomens.” Dat zogenaamde scheefwonen is volgens de CPB onderzoekers een groot probleem. “Zo zullen huurders hierdoor niet altijd bereid zijn te verhuizen om elders werk te vinden, omdat ze hiermee het recht verliezen op een relatief goedkope huurwoning”.

Maar hoe hard zijn de cijfers van het CPB eigenlijk in dit geval? De VROM-Raad bracht in februari een ander advies uit aan de minister van WWI: ‘Stap voor stap: naar hervorming van het woningmarktbeleid’. Volgens dit rapport berusten de rekensommen van het CPB “op een misverstand”. Het CPB gaat uit van een berekende markthuur, ziet elke lagere huurprijs als overheidssteun en komt vervolgens uit op een totaal van 10 miljard aan subsidies – inclusief huurtoeslag – voor de huursector. Maar volgens de VROM-Raad zal die zo berekende markthuur nooit op de huurmarkt gerealiseerd worden, ook niet als de sector voor honderd procent geliberaliseerd zou worden. De markthuur van het CPB is volstrekt fictief en neemt de koopsector en WOZ-waarde als norm, waardoor “vele zaken in deze huurprijs geïmporteerd worden die de prijsontwikkeling in de koopsector bepalen: renteontwikkeling, kredietfaciliteiten en kredietbeleid bij hypotheken, fiscale steun in de eigenwoningsector, tekorten op deelmarkten in de koopsector”. De conclusie van de VROM-Raad is dan ook dat de 10 miljard overheidssteun van het CPB van geen kanten klopt.

Ook over het zogenaamde ‘scheefwonen’ verschillen het CPB en de VROM-Raad van mening. Is scheefwonen volgens het CPB één van de grote problemen in de corporatiesector, de VROM-Raad stelt “dat dit fenomeen landelijk gezien bescheiden is”. Het advies van de raad hierover: “De bescheiden omvang op landelijk niveau wordt duidelijk als de relevante grenzen van doelgroep (huurtoeslaggrens plus lagere middeninkomens – oude ziekenfondsgrens) en huurprijsgrens (aftoppingsgrens) in ogenschouw genomen worden. Volgens deze definitie is de scheefheid niet groter dan 4 procent in 2006 (was 6 procent in 2002). Dit is ook de conclusie die de minister trekt in zijn brief over dit onderwerp in april 2009. Dit brengt de raad ertoe om te adviseren geen direct anti-scheefheidsbeleid (inkomenstoetsen bij huishoudens) te ontwikkelen: teveel beleid voor een te kleine groep”.

Uit dit voorbeeld blijkt dat er nogal wat af te dingen is op de rekenmodellen die de CPB onderzoekers hanteren. Waar het planbureau denkt minimaal twee miljard aan overheidsgeld te kunnen besparen, is dat met andere aannames zeer twijfelachtig.

Wat mij betreft zou het een dappere stap zijn om dit keer het concept SP-programma niet te laten doorrekenen en het CPB rechts te laten liggen. Doe je dat niet, dan is het gevaar groot dat je onderdelen van je programma vaststelt vanuit een rekenkundig kader dat op de eerste plaats twijfelachtig is en op de twee plaats niet ons kader is. Het vertrekpunt dat er op termijn 29 miljard bezuinigd moet worden, wordt ook in kringen van economen betwist. Net als de aanname dat verhoging van de lasten in alle gevallen en voor alle inkomensgroepen negatief uit zou werken op de economische groei.

Leo De Kleijn is fractievoorzitter voor de SP in de Rotterdamse gemeenteraad

Add new comment

Plain text

  • Allowed HTML tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web page addresses and email addresses turn into links automatically.
  • Lines and paragraphs break automatically.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop