Voor de regeringen en het bedrijfsleven in de VS en Europa was de nederlaag van gedoodverfde winnaar Hashemi Rafsanjani een nare verassing. Zij zagen in Rafsanjani de beste persoon om een neoliberaal economisch beleid en betere verhoudingen met de VS te bewerkstelligen. Volgens de Daily Star van Beiroet had hij ‘een vloedgolf van steun ontvangen van progressieve zakenmensen die de liberale hervormingen sinds de jaren negentig willen doorzetten’. Niet dat de kandidaat eigen middelen tekort kwam. Geruchten gaan dat hij steenrijk werd door de manier waarop zijn zoon het genationaliseerde oliebedrijf heeft ‘bestuurd’.
Maar Rafsanjani betaalde de prijs voor dit alles. Business Week schreef dat hij zich vooral ingespannen heeft ´om het bedrijfsleven en de elite te bewerken, terwijl hij arme kiezers en plattelandsbewoners heeft verwaarloosd’. Blijkbaar was Rafsanjani vergeten dat de armen meer stemmen hebben dan de miljonairs.
Mahmoud wie?
Die fout maakte de onbekende burgemeester van Teheran, Mahmoud Ahmadinejad, eens ingenieur en lid van de Revolutionaire Garde, niet. Hij cultiveerde een imago van bescheiden zoon van een metaalwerker. Hij beloofde de kiezers hogere lonen, meer geld voor het platteland, betere ziekteverzekeringen en meer voorzieningen voor vrouwen. De schuld voor de toenemende ongelijkheid legde hij bij de privatiseringen, de opkomst van privé-banken en de voorwaarden die de Wereldbank aan Iran oplegde voor leningen. Ahmadinejad voerde ook campagne tegen het herstel van diplomatieke betrekkingen met de VS. ‘Aan gedwongen relaties met de Verenigde Staten heeft Iran geen behoefte’, citeerde Asia Times Online hem. Ahmadinejads strategie wierp zijn vruchten af: op 24 juni versloeg hij Rafsanjani.
In de Westerse media wordt de Iraanse politiek doorgaans herleid tot een gevecht tussen hervormers en conservatieven. Zo ook de strijd tussen Rafsanjani en Ahmadinejad. Maar volgens Ardeshir Mehrdad en Mehdi Kia van het linkse ZNet staan verschillende stromingen tegenover elkaar. Tijdens het bewind van de vorige president, Mohammed Khatami, kon Rafsanjani niet zomaar tot de hervormers worden gerekend. Hij werd eerder als pragmaticus beschouwd, die schipperde tussen de twee kampen. Ahmadinejad op zijn beurt is geen traditionele conservatief. Een groep zelfbenoemde “Iraanse communisten” omschreef hem als ‘een schepsel van Rafsanjani en andere hoge ambtenaren van het islamitische regime’. Uitgerekend aan Rafsanjani had Ahmadinejad zijn benoeming als gouverneur van de provincie Ardebil in Noordwest-Iran te danken.
Ahmadinejad is vooral bekend als machtsfactor binnen het veiligheidsapparaat. Volgens de reeds genoemde communisten was hij verantwoordelijk voor “logistieke ondersteuning” en hoofd van de “reserveploeg” bij moorden op politieke tegenstanders van het Iraanse bewind in Oostenrijk in 1989. Voor het eerst sinds de revolutie van 1979 heeft Iran dus een president die nooit een religieuze leider is geweest, maar die afkomstig is uit de veiligheidsdiensten.
Radicaal conservatief
De overgang naar een andere president gaat samen met een overgang naar een ander soort conservatisme. Mehrdad en Kia van ZNet zeggen dat Ahmadinejad behoort tot groepen die ‘radicale nieuw-conservatieven’ worden genoemd. Zij waren voorstander van de binnenlandse repressie tegen de studenten en anderen die het bewind in 1999-2001 deden wankelen. Ook pleitten ze voor steun aan sjiietische fundamentalistische groeperingen in het buitenland. Tegelijkertijd stellen ze populistische maatregelen voor die bekostigd moeten worden uit de Iraanse olie-inkomsten. Op die manier hopen ze de steun te winnen van de ruim twintig procent van de bevolking die in 2000 in absolute armoede leefde.
Of Ahmadinejads populisme veel voor de armen gaat opleveren is een andere kwestie. Irans mullahs hebben een kwart eeuw lang een puinhoop gemaakt van de economie. Neoliberale recepten als privatiseringen hebben de armen zeker niet geholpen, maar het is de vraag of populistische kreten alleen dat wel doen. De olievoorraden geven Iran, net als Venezuela, ruimte voor een populistisch beleid. Maar in tegenstelling tot het Zuid-Amerikaanse land heeft Iran drie maal zoveel monden te voeden als Venezuela. Bovendien ontbreekt het aan de druk van sociale volksbewegingen, die immers begin jaren tachtig zijn neergesabeld, net als de studentenprotesten een kleine twintig jaar later.
Ahmadinejad wil geen ouderwetse zedenpreker lijken. Hij heeft zich van de traditionalisten onderscheiden door neerbuigende opmerkingen over islamitische deugden. Volgens Mehrdad en Kia legt hij de nadruk op sociale rechtvaardigheid in plaats van haq va baatel (islamitische ‘normen en waarden’). Tijdens zijn campagne ontkende Ahmadinejad dat hij het voorbeeld van de Taliban zou volgen en de allesbedekkende chador aan vrouwen zou opleggen. ‘De echte problemen van dit land zijn werkloosheid en huisvesting, niet hoe mensen zich moeten kleden’, zei hij op de staatstelevisie.
Maar niemand zal hem een feminist noemen, laat staan een voorstander van homo-emancipatie. Integendeel, sinds zijn overwinning woedt een nieuwe hetze tegen homo’s in Iran. Jongeren worden opgehangen op grond van dubieuze aanklachten van verkrachting. Misschien vermoedt de regering hoe lastig het wordt om haar sociaal-economische beloftes na te komen, en zoekt ze kwetsbare bliksemafleiders voor de woede en frustratie van de burgers.
Machtmisbruik
Zelfs als Ahmadinejad serieuze voornemens had om iets te doen aan de armoede, ontbreekt het hem aan macht om zulke plannen uit te voeren. De echte macht in Iran ligt namelijk niet bij de gekozen president, maar bij de ongekozen Ayatollah Ali Khameni. De felle strijd tussen verschillende fracties om het presidentschap en andere hoge ambten gaat dan ook vooral om de macht om vrienden te belonen en de richting van geldstromen te bepalen, niet om beslissingen te nemen.
Ahmadinejad dankt zijn overwinning slechts ten dele aan de arme kiezers, en des te meer aan de onderdelen van de bureaucratie die geoefend zijn in de kunst van het manipuleren van verkiezingsuitslagen. Slechts acht van de tweeduizend mensen die zich kandideerden voor de presidentsverkiezing werden toegelaten door de Raad van Hoeders. Miljoenen zijn besteed aan bijvoorbeeld cd´s voor Ahmadinejad. De milities kwamen massaal in actie gekomen voor zijn campagne. Officieel stemden 28 van 48 miljoen stemgerechtigden op hem, maar onder die 28 miljoen zijn waarschijnlijk veel vervalste stemmen.
Ook de ‘groep Iraanse communisten’ merkt op dat ‘iedereen weet dat de militairen, paramilitaire krachten en mullahs massaal hebben gesjoemeld en betrokken zijn geweest om de stemmen “een andere richting te geven” ten gunste van Ahmadinejad’. Blijkbaar gokten de machthebbers dat hij de beste kans maakt om hen allemaal te redden.
Kernwapens
Mocht het Iraanse regime er daadwerkelijk op uit zijn om kernwapens te ontwikkelen, zoals de VS beweren, dan staat er nog veel meer op het spel in de machtsstrijd binnen het regime. Voor Green Left Weekly is die beschuldiging slechts ‘onderdeel van de propaganda die als basis moet dienen voor een toekomstig inval in Iran, die net als in Irak Amerikaanse bedrijven in staat moet stellen om Iran´s enorme olie-hulpbronnen over te nemen’. Ook Chávez verdedigt het recht van Iran om kernenergie te ontwikkelen en belooft dat Venezuela solidair zal zijn. Ze geven geen verklaring voor het merkwaardige feit dat een land met enorme olievoorraden zoveel belang hecht aan een kernindustrie. Ook over de leugens die Iran, zoals het nu toegeeft, in de jaren negentig verkocht aan het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) wordt niet gerept.
Dat Iran kernwapens zou ambiëren lijkt op zich niet zo vreemd in een regio waar grote landen zónder atoombommen bijna de uitzondering zijn geworden. Drie buurlanden van Iran zijn openlijke kernmachten (Israël, Pakistan en India) en alle worden door de VS gedoogd. De allergrootste kernmacht, de VS, heeft zijn troepen gelegerd langs de Iraanse grens. Bush heeft dus geen recht om Iran aan te klagen – tenzij god de VS laat bepalen wie wel of niet kernwapens mag bezitten, zoals in Washington waarschijnlijk wordt gedacht.
De hypocrisie van Bush maakt een Iraanse kernbom echter niet tot iets progressiefs. Kernwapens kunnen nooit worden aangewend tegen de echte boosdoeners. De overgrote meerderheid van de mensen die ze bedreigen of doden, behoren tot de armen en onschuldigen. Ahmadinejad lijkt sowieso niet iemand aan wie links een nucleair potentieel zou moeten toevertrouwen. Zonder hem was het Midden-Oosten al explosief genoeg.
De informatie in dit artikel is onder meer ontleend aan www.zmag.org en www.greenleft.org
Reactie toevoegen