Om de strijd aan te gaan met de vermogende klasse, die de klimaatcrisis aandrijft, heeft de klimaatbeweging een duidelijke strategie nodig met wortels in de werkende klasse. [leestijd 18 minuten].
De klimaatbeweging is de strijd aan het verliezen. In de openingsparagraaf van zijn boek Climate Change as Class War: building socialism on a warming planet windt Matt Huber, professor geografie aan de Syracuse University, er geen doekjes om. De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen blijft stijgen, ondanks het groeiende bewustzijn over de klimaatcrisis en de toenemende politieke aandacht voor klimaat. Hoe kunnen we de klimaatstrijd winnen?
Om die vraag te beantwoorden, moeten we eerst precies weten tegen wie we moeten strijden, wie we moeten verslaan en wie we moeten overtuigen. De rode draad doorheen het boek van Huber is dat de klimaatstrijd een kwestie van macht is. De klimaatcrisis gaat fundamenteel over onze relatie met de natuur. Die is in essentie terug te brengen tot een productieverhouding: hoe produceren we voedsel, energie, huisvesting, en andere basisbehoeften? En wie controleert en profiteert van deze productie? Wat betekent dat voor de strategie van de klimaatbeweging? In zijn boek gaat Huber op zoek naar een winnende strategie voor de klimaatbeweging.
Wim Debucquoy. Hoe kwam u ertoe om een boek over klimaatverandering te schrijven?
Matt Huber. Het was deels als reactie tegen de manier van denken die de klimaatverandering ziet als een probleem van consumptie en ongelijkheid. Het invloedrijke rapport van Oxfam Extreme Carbon Inequality concludeert bijvoorbeeld dat rijke mensen een veel grotere ecologische voetafdruk hebben en veel meer hulpbronnen verbruiken dan arme mensen. Dat klopt, maar die manier van denken kijkt alleen naar onze impact op het klimaat door onze consumptie en onze levensstijl. Marxisten maken daarentegen een klassenanalyse. Ze wijzen op de band tussen productie en eigendom en macht over maatschappelijke middelen, en hoe we ons materieel bestaan produceren. Toen ik op die manier begon na te denken over klasse in relatie tot het klimaat, realiseerde ik me dat we ons het minst zorgen moeten maken over wat rijke mensen met hun geld doen en hoe hun consumptie het klimaat beïnvloedt. We moeten ons vooral zorgen maken over hoe ze hun geld verdienen, hoe ze hun geld genereren. Hun impact op het klimaat zou dan wel eens nog groter kunnen zijn.
Ik geef vaak het voorbeeld van een CEO van een fossiel brandstoffenbedrijf die rondrijdt met een vervuilende Hummer. Die CEO spendeert 8 tot 12 uur per dag aan de organisatie van het wereldwijde netwerk van fossiele brandstofwinning en pendelt misschien 40 min per dag met zijn auto. Waarom houden we bij zijn ecologische voetafdruk wel rekening met zijn auto, maar niet met de beslissingen die hij neemt op zijn werk? Zijn job is om continu geld te pompen in de accumulatie van kapitaal om de productie van fossiele brandstoffen uit te breiden. Als je enkel kijkt naar de consumptie van mensen, wis je hun rol in de productie uit. Je wist de rol van eigendom en winst uit. We moeten benadrukken dat het kapitalistische systeem wordt geleid door een kleine minderheid van eigenaars die de productiesystemen bezitten en zuiver voor de winst produceren.
U schrijft dat de klimaatbeweging zeer verward is over wie verantwoordelijk is voor de klimaatcrisis.
We moeten ophouden met verantwoordelijkheid te bepalen in termen van consumptie en CO2-voetafdruk en zodoende iedereen min of meer verantwoordelijk te stellen voor de klimaatcrisis. We moeten een klassenanalyse maken. Wist je dat de CO2-voetafdrukmethode is uitgevonden door British Petroleum? Oliemultinationals doen niet liever dan hun verantwoordelijkheid doorschuiven naar ons allemaal. Terwijl we ons beter de vraag stellen: wie beslist over de manier waarop de productiesystemen en infrastructuur die de klimaatcrisis veroorzaken, georganiseerd worden? Want dat zijn wij niet. Dat zijn niet de werkende mensen die elke dag gewoon naar hun werk gaan en onderweg brandstof verbruiken.
De mensen die de macht hebben over elektriciteitsnetten, brandstofdistributiestations en energieproductie zijn een groep kapitalisten die deze systemen bezitten en controleren en ze zo organiseren dat ze zoveel mogelijk winst opbrengen. Het is een kleine groep eigenaars die koolstofintensieve vormen van productie controleren, niet alleen de winning van fossiele brandstoffen, maar een hele rits industrieën zoals staal, cement, chemie, elektriciteit enzovoort. Industrieën die echt gebouwd zijn met het oog op het verbruik en de verbranding van enorme hoeveelheden fossiele brandstoffen. Tien procent van de rijken controleert 84 procent van de aandelen op de beurs. Slechts een heel klein aantal leden van de raden van bestuur nemen de beslissingen voor de multinationals. De verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis is dus niet verspreid, maar zeer geconcentreerd.
Met andere woorden: het zijn degene die van de CO2-uitstoot profiteren, die er verantwoordelijk voor zijn. Het is natuurlijk waar dat als je met de auto rijdt, je koolstof uitstoot. Maar door de manier waarop de maatschappij is georganiseerd, moeten veel mensen aardig wat brandstof verbruiken om naar hun werk te gaan, enkel en alleen voor de reproductie van hun relatief armoedige leven. Als je 100 procent van de verantwoordelijkheid toekent aan degene die brandstof verbruikt, leid je de aandacht af van wie die brandstof heeft verkocht en de winst heeft gebruikt om de productie van fossiele brandstoffen verder uit te breiden. Het zijn de eigenaars van de productie die het doelwit van onze klimaatcampagnes en -bewegingen zouden moeten zijn. Samengevat: een handvol kapitalisten zijn het probleem en de massa’s, de werkende klasse, zijn de oplossing. Zij kunnen een krachtige massabeweging opbouwen om het op te nemen tegen de macht van die kleine minderheid, die eigenaar is van de productie en ervan profiteert.
U bekritiseert ook het idee dat de mensen eerst moeten geloven in de klimaatverandering voor we de crisis kunnen aanpakken.
We hebben de klimaatverandering wetenschappelijk vastgesteld. Daardoor waren klimaatwetenschappers zowat de belangrijkste actoren die de wereld hebben wakker geschud. Maar als de klimaatstrijd alleen over wetenschap en kennis gaat, zal dat de werkende mensen minder aanspreken. Hun eerste zorg is de materiële strijd waarmee ze elke dag te maken krijgen onder het kapitalisme. Sommigen concluderen daaruit dat de massa’s werkende mensen de klimaatwetenschap niet begrijpen en we bijgevolg op hen niet kunnen rekenen. Nochtans begrijpen de meeste werkende mensen maar al te goed dat er iets vreselijk mis is met het klimaat en het milieu en dat er iets aan gedaan moet worden.
Maar als je de strijd organiseert rond wetenschappelijke doelen en targets, appelleer je niet aan de zorgen van mensen over hun dagdagelijkse behoeften. Bovendien, wie de klimaatstrijd voorstelt als een strijd om kennis en niet om macht, doet alsof het financieren van de ontkenning van de klimaatwetenschap het ergste is wat de fossiele brandstofindustrie doet. Er is heel wat bewijs dat bedrijven die fossiele brandstoffen produceren, zoals ExxonMobil, dit effectief doen. Ze sluizen geld door naar wetenschappers die de klimaatwetenschap in twijfel trekken. Dat is natuurlijk vreselijk. Maar de fossiele brandstoffenindustrie streeft vooral naar politieke macht. Ze geeft nog veel meer geld uit aan lobbyen, denktanks enzovoort. Als we het alleen maar over de wetenschap laten gaan, laten we ons misleiden door een naïef liberaal geloof in de manier waarop sociale verandering tot stand komt. Namelijk dat de samenleving wel tot handelen overgaat als de mensen maar de waarheid kennen. Kennis is nog geen macht. Het is niet omdat we de waarheid kennen dat we ook de macht hebben om de klimaatcrisis aan te pakken en ons gebruik van materiële hulpbronnen te veranderen. Toch hebben velen van de klimaatstrijd een idealistische strijd over kennis gemaakt.
Hoe lossen we de klimaatcrisis dan op?
Ik vertel niets nieuws als ik benadruk dat we macht nodig hebben. We zullen veel sociale macht nodig hebben. De oplossing van de klimaatcrisis vergt massale investeringen en centrale planning. Dat betekent dat we moeten strijden tegen de privécontrole over investeringen zelf. Een groot deel van de klimaatbeweging neemt een zuiver moralistisch standpunt in, ze denkt niet veel na over macht en strategie. Over hoe we de macht kunnen opbouwen om het op te nemen tegen die klasse van mensen, die resoluut vasthoudt aan haar investeringen en haar winsten terwijl de wereld brandt. Heel mijn boek is dus een poging om na te denken over hoe we de nodige tegenmacht kunnen opbouwen.
En u komt uit bij de werkende klasse?
Ja, zelfs in een periode waarin het lijkt alsof alle macht in handen van de kapitalistische klasse is, is de werkende klasse in staat om het soort politieke macht op te bouwen die de macht van het kapitaal kan tegengaan.
Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste maakt de werkende klasse de overgrote meerderheid van onze samenleving uit. Haar macht zit in haar aantal. Als je die macht van de werkende klasse massaal kunt inzetten, kun je, ondanks haar verdeeldheid, op zijn minst in zeer elementaire democratische zin de overwinning behalen. Politiek is een kwestie van miljoenen. Politiek is daar waar de massa is. Doorheen de geschiedenis, zowel in revolutionaire als in rustigere periodes van herverdeling van rijkdom en sociale democratie, kwam het verzet altijd voort uit een politiek waar massa’s mensen zich verenigen rond een politiek platform en programma.
Ten tweede heeft de werkende klasse een materieel belang bij verandering, omdat ze nu geen vat heeft op haar leven en leidt onder een gebrek aan materiële zekerheid. Ook al is ze er zich niet altijd van bewust of organiseert ze zich er niet rond.
Het derde en belangrijkste punt is dat de werkende klasse strategische macht heeft omdat zij het werk verricht en dus de meerwaarde produceert. Werkende mensen kunnen hun arbeid staken, ze kunnen de productiesystemen stilleggen en zo de elites dwingen om hun eisen in te willigen. Het stakingswapen is haar grootste troef om snel veranderingen af te dwingen. In de Verenigde Staten lijkt het wel alsof de werkende klasse vergeten is dat ze die macht heeft. De stakingsactiviteit is na 1980 gewoon gekelderd. Vakbondsleidster Jerry Brown zegt daarover: “Stakingen zijn als spieren; als je ze niet vaak gebruikt, verschrompelen ze.” Zelfs vandaag de dag zijn stakingen het krachtigste wapen van de arbeiders. In de Amerikaanse staat West-Virginia legden de leraren het hele schoolsysteem plat en wonnen ze hun eisen binnen een paar weken, nota bene in een rechtse staat. Dat is macht, toch?
Naarmate werkende mensen meer gaan staken en zich bewust worden van de macht die ze hebben, kunnen ze een krachtige beweging opbouwen. We hebben bewegingen nodig die krachtig genoeg zijn om sterke politieke eisen te stellen. Een programma dat opkomt voor een koolstofvrije economie vergt enorm veel politieke macht. En de weg naar die macht loopt via de georganiseerde werkende klasse.
Je hoort vaak dat de werkende klasse andere zorgen heeft dan het klimaat.
Er wordt vaak van uitgegaan dat werkende mensen alleen belangstelling hebben voor het milieu als ze er rechtstreeks mee in aanraking komen, bijvoorbeeld om een landschap in hun buurt te beschermen of te strijden tegen vervuiling op hun werkplek. Maar onder het kapitalisme is de grootste bedreiging voor hen niet noodzakelijk iets dat we als een ecologisch probleem voorstellen, zoals vervuiling, maar het feit dat hun overleven van de markt afhangt. Het kapitalisme rukte de mensen los van het land, van hun verbinding met de natuur en creëerde een klasse van mensen die van de markt afhangen om te overleven. Ze knokken om te overleven als levende wezens. Ze knokken om voor huisvesting, gezondheidszorg en voedsel te kunnen betalen. Het is die economische onzekerheid, van proberen te overleven via de markt, die voor de werkende klasse een voortdurende bron van angst is.
Toen de protestbeweging van de gele hesjes uitbarstte als reactie op zogenaamd milieubeleid, zeiden ze dat politici zich zorgen maken over het einde van de wereld, maar zij gewoon proberen het einde van de maand te halen. Het toont aan dat veel liberaal klimaatbeleid milieukwesties voorstelt als abstracte, existentiële crises voor de planeet, zonder oog te hebben voor de strijd van werkende mensen om het einde van de maand te halen.
Maar die strijd is ook ecologisch in die zin dat de werkende klasse probeert te voorzien in haar basisbehoeften. Om werkende mensen te overtuigen dat de klimaatstrijd ook in hun belang is en hen te winnen voor een klimaatprogramma, moeten we de onzekerheid aanpakken die voorkomt uit de afhankelijkheid van de markt. We moeten hen een klimaatprogramma bieden dat hen net meer zekerheid geeft dat er aan hun basisbehoeften wordt voldaan.
Die staan immers niet los van de klimaatcrisis. Als we kijken naar de sectoren die we drastisch koolstofvrij moeten maken, dan gaat het om zaken als energie. Dingen die mensen elke dag nodig hebben maar die ze met veel moeite kunnen betalen: huisvesting, transport, voedsel en landbouw. Dat zijn de sectoren die we drastisch moeten transformeren.
Maar helaas zeggen veel beleidsmakers: ja, we gaan die sectoren herstructureren, maar we gaan dat zodanig doen dat de externe effecten van de markten geïnternaliseerd worden en dat ze dus nog meer zullen kosten. Natuurlijk reageren werkende mensen daar negatief op.
Met een beter begrip van de belangen van de werkende klasse onder het kapitalisme wordt duidelijk hoe we die belangen kunnen koppelen aan een populair en aantrekkelijk klimaatprogramma. Het moet gebaseerd zijn op decommodificatie 1) en gericht zijn op de verbetering van het leven van de werkende klasse.
Hoe analyseert u de huidige klimaatbeweging?
De mensen die de klimaatbeweging aansturen komen uit wat ik de ‘professional managerial class’ (PMC) noem, een professionele, hoogopgeleide laag binnen de werkende klasse zo je wil. Denk bijvoorbeeld aan medewerkers van ngo’s, wetenschappers, journalisten en studenten. Over het algemeen gaat klimaatpolitiek bij hen over wetenschap en kennis. In materiële zin streeft de PMC naar het comfort en de zekerheid, eigen aan de middenklasse. En omdat die zekerheid van de middenklasse vaak gepaard gaat met relatief hoge consumptieniveaus, gaat het klimaatprobleem voor de PMC over hun eigen consumptie.
Zij voelen zich schuldig over hun medeplichtigheid aan de consumptie-economie. Daarom neemt hun klimaatpolitiek drie vormen aan. De eerste groep zijn de wetenschapsvoorlichters, de klimaatwetenschappers zelf, de journalisten die de klimaatwetenschap verslaan en de politieke activisten die de waarheid van de wetenschap verspreiden. En zoals ik al eerder heb uitgelegd, draait hun politiek om geloof en kennis, luisteren naar de wetenschap en het klimaatnegationisme bestrijden. De tweede groep wordt gevormd door wat ik de beleidstechnocraten noem: meestal experts in economie of beleidsstudies, werkzaam in de academische wereld of in denktanks. Ze zijn ontstaan in de neoliberale periode toen iedereen zei dat we af moeten van staatsregulering en herverdeling en dat we marktgericht milieubeleid moeten omarmen. Ze zeggen dat we de klimaatcrisis te slim af kunnen zijn met bepaalde vormen van beleid zoals een koolstoftaks. Ook voor hen gaat de klimaatstrijd om een gevecht over kennis in plaats van een machtsstrijd met de kapitalistische klasse die van de klimaatcrisis profiteert. Door marktmechanismen in te zetten om de klimaatcrisis op te lossen schuiven ze bovendien de kosten af op de werkende klasse.
Een typisch voorbeeld is de koolstoftaks
Precies. Ik stel daartegenover: we moeten geen CO2-moleculen belasten, maar de rijken. Het idee dat we een bepaalde molecule gaan belasten, verdoezelt dat de klimaatstrijd een klassenstrijd is. Dat we rijkdom van de rijken moeten afpakken om een decarbonisatieprogramma ten behoeve van ons allemaal te realiseren. Het probleem is ook dat we allemaal koolstof gebruiken. Als je dan oproept tot een koolstoftaks, is het voor rechts en de mensen die niet willen dat we iets aan de klimaatverandering doen, een klein kunstje om te beweren dat dit een belasting op je leven zal zijn. En een koolstoftaks leidt wel degelijk tot hogere kosten voor de werkende klasse. Het is een geschenk voor rechts, dat dan kan zeggen dat milieupolitiek een zaak is van linkse elites die het leven duurder willen maken. Veel technocraten reageren hier zelfs op met: “Ja, dat is precies wat we proberen te doen”.
Het valt ook op dat het vaak rechts is dat zich in de klimaatstrijd organiseert rond klassenpolitiek. Het is rechts dat altijd hamert op de economische gevolgen van het klimaatbeleid. Ze hebben het altijd over de jobs die verloren zullen gaan en over de hogere kosten voor de gezinnen. En zo kunnen ze een populistisch verzet tegen het klimaatbeleid aanwakkeren.
Hoe kunnen we reageren op de tegenstelling tussen jobs en milieu?
Om te beginnen moeten vooral wij benadrukken dat klimaatverandering over jobs gaat. Voor mij is het heel duidelijk dat een ernstig decarbonisatieprogramma enorm veel jobs vereist, vooral veel industriële banen. Om transmissielijnen aan te leggen, nieuwe doorvoersystemen te bouwen, huizen te renoveren … daar zijn heel wat elektriciens, lassers, pijpfitters en bouwvakkers voor nodig. Een tweede en belangrijke vraag is: zullen dit jobs zijn in werkplaatsen met een vakbond?
In de VS gaan wij veel elektrische auto’s produceren, maar het is vooralsnog niet duidelijk of dit gunstig zal zijn voor de vakbonden. De United Auto Workers wil bijvoorbeeld Joe Biden niet steunen bij de komende presidentsverkiezingen zolang hij niet duidelijk maakt dat de eventuele uitbreiding van de productie van elektrische auto’s zal gebeuren in fabrieken met vakbondsvertegenwoordiging. Want nu gebruiken autofabrikanten de productie van elektrische auto’s net om vakbonden te breken, om nieuwe fabrieken op te starten zonder vakbonden.
De derde groep in de klimaatbeweging vormen de zogenoemde “anti-systeem radicalen”. Ze zijn voorstander van systeemverandering, maar in plaats van het industriële systeem om te vormen en onder democratische controle te brengen, willen ze het totaal ontmantelen. U gaat daar tegen in met een citaat van Jodi Dean: “Goldman Sachs ligt er niet van wakker dat je kippen kweekt”.
Die radicalen zijn vaak te vinden in de academische wereld, ngo’s of meer radicale activistische kringen. Omdat ze in de kenniseconomie werken, hebben ze geen fysieke band met de industriële productiesystemen die aan de basis liggen van ons leven en onze sociale reproductie in een kapitalistische samenleving. Twee zaken zijn voor hen belangrijk. Ze willen de consumptie verminderen en richten veel van hun kritiek op de overconsumptie en de consumptiemaatschappij. Daar zit een zekere waarheid in. De Amerikaanse consumptie-economie heeft een aantal afschuwelijke facetten waar ik in een socialistische samenleving helemaal niet voor zou willen pleiten. Maar de radicalen blijven zich focussen op consumptie.
Aan de andere kant, net omdat de ecologische en klimaatcrisis hen zo heeft geradicaliseerd, willen ze het industriële systeem gewoon afbreken en volledig vernietigen, wat voor mij — om Friedrich Engels aan te halen — een utopie is. Een echte wetenschappelijke socialistische benadering gaat uit van het feit dat we in een industrieel systeem leven. De vraag is: hoe kunnen we daadwerkelijk controle krijgen over dat systeem en het veranderen, in plaats van het te vernietigen en kleinschalige lokale enclaves te creëren waar we de samenleving van de grond af aan weer opbouwen?
De anarchistische gedachte dat we gewoon lokale voedsel- en landbouwcommunes kunnen oprichten, kan heel opwindend zijn voor de deelnemers. Maar ze lost de klimaatcrisis niet op. We leven in een wereldwijde, geïntegreerde, kapitalistische samenleving die de planeet naar de verdoemenis helpt. En daarvoor hebben we mondiale oplossingen nodig.
Daar gaat het citaat van Jodi Dean echt over. Je mag dan wel je kleine lokale voedselcoöperatie hebben, maar zakenbank Goldman Sachs gaat de wereldeconomie blijven organiseren in haar eigen belang. En dat betekent dat de wereld nog steeds in brand staat en nog steeds op weg is naar grootschalige vernietiging. We moeten dus nadenken over een veel grotere aanpak om tegen die macht in te gaan.
Nog een probleem met de anti-systeem radicalen is dat ze vaak alleen met elkaar praten. Ik geef een voorbeeld. Onlangs was ik in Denemarken voor de verkiezingen, die overigens voor links heel slecht afliepen. In een rapport las ik dat veel werkende mensen in de beroemde Deense windindustrie naar rechtse partijen zijn overgestapt. Ik sprak daar met veel lokale activisten die opkomen voor klimaatrechtvaardigheid. Ze zijn erg toegewijd en hadden het uitgebreid over het belang van solidariteit met het globale zuiden en met de strijd van de inheemse volkeren over de hele wereld, maar ze leken niet eens te weten dat dit gaande was in hun eigen land. Hun ideeënkader van klimaatrechtvaardigheid is zeer moralistisch. Ze hebben geen band met industriële arbeiders of begrijpen niet hoe een decarbonisatieprogramma eruit zou zien vanuit hun belangen, vanuit hun perspectief. Degrowth is daarvan een goed voorbeeld. De voorstanders beweren dat het idee almaar populairder wordt, maar als je kijkt naar wie er voor degrowth pleit, is het bijna uitsluitend een beweging van academici. Voor mij is dit niet de manier om een brede coalitie van werkende mensen op te bouwen die nadenkt over hoe we solidariteit kunnen organiseren over de vele verschillen binnen de werkende klasse heen. Hoe kunnen we een bredere coalitie opbouwen?
Een van de interessante kritieken op degrowth in uw boek is dat degrowth zich richt op de ideologie van groei, maar geen klassenanalyse maakt. En dat voor het kapitalisme als geheel de economie niet noodzakelijk moet groeien, zolang het kapitaal maar groeit.
Sinds ik het boek heb geschreven, heb ik meer nagedacht over dat onderwerp en vastgesteld dat het kapitalisme niet echt goed is in groeien, zelfs niet in de afgelopen decennia. Er is een geweldig artikel van Jack Copley over het decarboniseren van de recessie, over de aanpak van de klimaatcrisis in een tijdperk van stagnatie.
Het is duidelijk dat het kapitaal niet echt geïnteresseerd is in investeringen in echte materiële uitbreiding of productie. Ze probeert meer winst te maken door de publieke sector te plunderen en door financialisering.2) En inderdaad, zoals anderen zullen zeggen, het bruto nationaal product (bnp) is een soort statistische uitvinding, die niet het welzijn van een samenleving meet. Het is bedoeld als een indirecte maatstaf voor de groei van privékapitaal.
Maar het bnp verhult ook dat we eigenlijk in een verdeelde, zeer ongelijke kapitalistische maatschappij leven. Het verdoezelt de klassentegenstellingen in onze samenleving en wat echt belangrijk is voor het leven van de mensen in termen van materieel welzijn. Maar in reactie op die verafgoding van bnp-groei zet degrowth er gewoon een min-teken voor, in plaats van een klassenanalyse te maken. Als je daarentegen echt praat met voorstanders van degrowth, dan willen ze juist veel onderdelen van de economie laten groeien en alleen de slechte onderdelen afbouwen. De meesten zijn het erover eens dat we klassenstrijd nodig hebben om dit voor elkaar te krijgen.
Maar helaas, als je je hele programma organiseert rond een woord als degrowth, kun je het verwijt krijgen dat je een besparingspolitiek promoot, hoezeer ze die typering ook zouden verwerpen.
Wetenschapper en activist Andreas Malm pleit in zijn boek How to blow up a pipeline voor een andere tactiek. Hij is voorstander van massale acties van burgerlijke ongehoorzaamheid, een tactiek die we ook sterk terugvinden in de huidige Belgische klimaatbeweging.
Malm is in zijn boek behoorlijk kritisch over die focus op burgerlijke ongehoorzaamheid, in het bijzonder bij bewegingen als Extinction Rebellion en Just Stop Oil. Zij hebben een hele strategie ontwikkeld die verkeerd begrepen heeft hoe burgerlijke ongehoorzaamheid tot sociale verandering leidt. Zij interpreteren de rol van figuren als Martin Luther King en Gandhi verkeerd. In zijn boek toont Malm overtuigend aan dat het gros van succesvolle bewegingen in het verleden, van de suffragettes tot de anti-apartheidsbeweging en de burgerrechtenbeweging, een radicale flank hadden. Deze radicale flank vernielde eigendom om de strijd op te drijven en miljoenen anderen te inspireren om zich aan te sluiten bij de massabeweging.
De meeste succesvolle bewegingen hadden zo’n radicale flank, maar de volledige beweging werd er nooit door gekenmerkt. Malm zegt altijd dat de radicale flank slechts één deel van een massabeweging zal zijn. Maar in zijn boek vertelt hij ons eigenlijk nooit hoe we de massabeweging zelf moeten opbouwen.
In feite toont Malm in zijn boek heel duidelijk dat de milieuactivisten in de Verenigde Staten al tientallen jaren bezig zijn met radicale vernietiging van eigendom. We noemen ze het Earth Liberation Front en de Earth First-beweging. Maar dit soort bewegingen hebben nergens toe geleid. Ze werden overigens constant in de gaten gehouden en geneutraliseerd door de staatsveiligheid, die hen arresteerde en bestempelde als eco-terroristen. Die bewegingen slaagden er niet in om zich te verbinden met een bredere massabeweging die daadwerkelijk kon bereiken waar ze voor vochten. In zijn boek promoot Malm het voorbeeld van de tire extinguishers (een internationale klimaatactiegroep die de banden van SUV’s laat leeglopen omdat die een nog veel grotere impact hebben op de klimaatcrisis dan andere auto’s n.v.d.r.). Maar ik zie nergens dat die actie miljoenen mensen inspireert om zich aan te sluiten bij de klimaatbeweging.
U pleit voor een strategie van de werkende klasse en de opbouw van tegenmacht op de werkplek van onderuit.
Voor mij is de belangrijkste uitdaging: hoe bouwen we die massabeweging op? In de geschiedenis van het kapitalisme werden succesvolle massabewegingen voor een groot deel aangedreven door de organisaties van de werkende klasse. De burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten werd bijvoorbeeld aangedreven door mensen als Philip Randolph, een vakbondsleider, en Bayard Rustin, een socialist die probeerde een socialistische beweging op te bouwen in de Verenigde Staten. Ze organiseerden een mars op Washington voor raciale rechtvaardigheid, maar dat was ook een mars voor jobs en vrijheid. We hebben een lange geschiedenis die laat zien dat de werkende klasse het vermogen heeft een massabeweging op te bouwen. Als ze zich organiseert, als ze een grootschalig klassenbewustzijn opbouwt. Het bewustzijn dat we allemaal een aantal materiële belangen delen en een gemeenschappelijke vijand hebben, de kapitalistische klasse.
Hoe vormen we de klimaatbeweging dan om tot een massabeweging?
Er is echt geen alternatief voor de heropbouw van de massaorganisaties van de werkende klasse, zoals bijvoorbeeld de vakbonden en georganiseerde partijen. Organisaties die ingebed zijn in arbeiderswijken en die daadwerkelijke materiële veranderingen teweegbrengen in het dagelijks leven van de werkende mensen. Wij moeten hen ervan overtuigen dat ze door zich aan te sluiten bij de vakbond of partij, concrete materiële voordelen kunnen bekomen door de organisatie en het gebruik van hun collectieve macht. Er is geen ontkomen aan dat soort organisatiewerk.
Met een tegenmacht kunnen we strijden voor een grootschalig herverdelingsbeleid en overheidsinvesteringen op vele gebieden, niet alleen voor het klimaat, maar ook in kinderopvang, beter onderwijs, betere gezondheidszorg. De enige manier waarop we werkende mensen voor het klimaat kunnen winnen, is door ze te overtuigen dat klimaatverandering niet betekent dat hun leven duurder wordt. Het gaat over de opbouw van een nieuwe samenleving, van nieuwe infrastructuur, nieuwe jobs waar mensen nuttig werk kunnen doen. Het gaat om de versterking van de vakbondsbeweging.
Noten
1. Hieronder begrijpt men: mensen bevrijden van hun afhankelijkheid van de markt door basisbehoeften (huisvesting, energie, openbaar vervoer, enz.) te onttrekken aan de marktwerking en om te vormen tot publieke voorzieningen.
2. Een toename van de invloed van financiële markten, financiële instellingen en financiële elites op de economie. Door financialisering groeit het belang van de financiële economie ten opzichte van de reële economie.
Dit interview is overgenomen van LAVA.
Tussen producenten, de…
Tussen producenten, de fabrikanten, hun lobbyisten en de consumenten is nog een verbindingslaag, de aanjager van de verkoop en de massale aankoop: de mode, en tenslotte het sociale circuit (noem die maar met een negentiende-eeuws begrip klasse), waartoe men wil behoren. Wie niet als het ware om zich heen koopt, zich sociaal een imago verschaft op die manier en daarmee laat zien bij welke sociale lagen hij wil behoren, ligt er uit. Om het bewustzijn te vergroten van diegenen die aan die race meedoen, heeft de huidige klimaatbeweging wel degelijk een punt.
Reactie toevoegen