Palestina na het ‘vredesproces’

Na de derde Israëlische aanval op Gaza in zes jaar lijkt het ‘vredesproces’, na ruim twintig jaar vruchteloos doormodderen, echt dood. Volgens veel activisten in de solidariteitsbeweging met Palestina moet het verdwijnen van het perspectief van een klein Palestijns staatje naast het zionistische Israël leiden tot het perspectief van één democratische, seculiere staat voor zowel Joden als Palestijnen. Maar niets is minder vanzelfsprekend. Israëlisch extreem rechts is bezig met zijn eigen één-staat-oplossing: een Joodse staat die het grootste deel van de Westelijke Jordaanoever opslorpt, zonder zelfs maar tweederangsburgerschap te geven aan de meeste Palestijnse inwoners. Alleen een kwalitatieve doorbraak voor de Boycot-, Desinvesterings- en Sancties-cmpagne (BDS-campagne) kan hoop bieden. En dat lukt slechts door het wereldbeeld van veel Nederlanders om te gooien.

Een opiniestuk van Naftali Bennett, minister van Economische Zaken in de regering-Netanyahu en leider van de extreem-rechtse partij Joods Tehuis, legt de gevaren bloot. Het plan van Bennett voor ‘vrede van onderop’ wordt voor de Amerikaanse publieke opinie met allerlei mooie beloftes omfloerst: meer zelfbestuur voor de Palestijnen (hoewel zonder leger, zonder eigen grenscontroles, zonder formele onafhankelijkheid), minder checkpoints, toegenomen welvaart. Maar Bennetts weg naar Palestijnse welvaart loopt via nog meer Israëlische economische overheersing: vooral meer industriële zones waar Israëlische bedrijven Palestijnse arbeid uitbuiten. En de kern van het plan van Bennett bestaat uit Israëlische annexatie van Gebied C (al volgens het Oslo-akkoord onder volledig Israëlisch militair en civiel bestuur), dat 60 procent van de Westelijke Jordaanoever beslaat.

Bennett zegt bereid te zijn de Palestijnen in Gebied C het Israëlische staatsburgerschap aan te bieden. Of hij dat meent, is twijfelachtig: toen Israël in 1967 Oost-Jeruzalem annexeerde, kregen de Palestijnen die er woonden nooit de kans om de Israëlische nationaliteit te krijgen. Het aanbod stelt sowieso niets voor, omdat de overgrote meerderheid van de Palestijnen nooit het vernederende proces zullen willen doorlopen van het aanvragen van de Israëlische nationaliteit en trouw zweren aan de Joodse staat. En dankzij het succes van het Israëlische beleid van kolonisatie en etnische zuivering, gaat het in ieder geval niet om veel Palestijnen. Toen het Oslo-akkoord in 1993 werd getekend, bestond de bevolking van Gebied C (ongeveer een half miljoen mensen) voor 80 procent uit Palestijnen. Vandaag de dag voor 80 procent uit Joodse kolonisten.

Doorgaand Nakba

Dit geeft een beeld van de snelle voortgang van het proces dat de Palestijnen de ‘doorgaande Nakba’ noemen. De eerste Nakba (‘ramp’ in het Arabisch) vond in 1948-1949 plaats toen Israël 78 procent van historisch Palestina veroverde en etnisch zuiverde. Toen het Israëlische leger in 1967 de resterende 22 procent veroverde, behielden de Palestijnen echter het karakter van hun land door deze keer niet te vluchten. Maar in de afgelopen decennia is Israël bezig geweest om de nieuw bezette gebieden op een meer geleidelijke, slinkse manier te verjoodsen.

De Palestijnse bevolking is er niet door gekrompen. Integendeel, het percentage Palestijnen in historisch Palestina blijft toenemen, omdat armoede in de regel gepaard gaat met minder keuzes voor vrouwen en een snelle bevolkingstoename. In het komende decennium krijgen de Palestijnen waarschijnlijk weer een absolute meerderheid in historisch Palestina. Maar die Palestijnen wonen op steeds minder land. Op de Westelijke Jordaanoever bijvoorbeeld, wonen de paar miljoen Palestijnen in Gebieden A (onder volledig Palestijns bestuur) en B (onder Palestijns civiel bestuur) op talloze ingeklemde eilandjes, in een zee van land dat beheerst wordt door Israëlische kolonisten en het Israëlische leger.

Ook op andere manieren blijft Israël het initiatief houden. De Palestijnen bieden natuurlijk verzet. In Oost-Jeruzalem zien we het begin van wat wel een nieuwe intifada wordt genoemd, als reactie op onteigening van Palestijnse stadsbewoners en de Israëlische dreiging tegen islamitische heilige plaatsen. Ondanks alle ellende die de Palestijnen in Gaza hebben meegemaakt, is de populariteit van Hamas flink toegenomen. Dat is te danken aan het afvuren van raketten en de weigering zich gewonnen te geven. Maar het was keer op keer Israël dat de grote stappen zette en het ritme bepaalde.

Door herhaaldelijk nederzettingen uit te breiden en de eerder overeengekomen vrijlating van Palestijnen terug te draaien, gaf Israël de doodsklap aan het zogenoemde vredesproces. De formele vorming van een Palestijnse eenheidsregering door Fatah en Hamas was slechts een reactie op die eenzijdige Israëlische stappen. En Israël heeft de Palestijnse eenheid snel weer onderuitgehaald. Israël gebruikte de moord op drie kolonistentieners door een zelfstandig opererende Palestijnse familie in Hebron om het Palestijnse Gezag te dwingen mee te werken aan een uitgebreide razzia tegen Hamas, die tientallen Palestijnse levens eiste en weer een wig dreef tussen Abbas’ Fatah en Hamas.

Nu gebruikt Israël de noodzakelijke wederopbouw van vernield Gaza als argument voor het ontmantelen van de macht van Hamas en een machtsovername door Fatah – een heel eigen invulling van de eenheid. Al gaat dat plan waarschijnlijk niet lukken.

En Europa?

Bij iedere nieuwe Israëlische escalatie is er vanuit de Europese Unie gezegd: hier gaat Israël een prijs voor betalen. En inderdaad, de Europese maatregelen zijn niet helemaal uitgebleven. Zweden heeft de (niet-bestaande) Palestijnse staat erkend. Een meerderheid van het Britse parlement heeft ook voor Britse erkenning gepleit (al gaat de regering-Cameron er geen gehoor aan geven). De Europese Commissie sluit de nederzettingen uit van wetenschappelijke samenwerking (al worden de misgelopen Europese subsidies door de Israëlische overheid gecompenseerd).

Waarschijnlijk volgen er nog meer maatregelen. Maar tot nu toe is dit alles puur symboolpolitiek. De impact op Israël is gering. Terwijl de economie van Gaza weer totaal is ingestort en de economie van de Westelijke Jordaanoever in een recessie zit, blijft het Israëlische BBP jaar op jaar heel fatsoenlijk groeien.

Europa zou Israël makkelijk veel meer pijn kunnen doen. De tactiek ligt voor de hand. Volgens de vrijhandelsovereenkomst tussen Israël en de EU moet Israël bij forse mensenrechtenschendingen de vrije toegang tot de Europese markt geweigerd worden. Dat zou een grote klap zijn, want 60 procent van de Israëlische export gaat naar Europa. De forse mensenrechtenschendingen zijn er. En toch blijft de strafmaatregel uit.

Na afloop van de aanval op Gaza heeft een grote vergadering van solidariteitsactivisten in Nederland besloten om van schorsing van de vrijhandelsovereenkomst een prioriteit te maken. Het probleem is dat dit weer een campagne is van de ‘usual suspects’. In de laatste jaren zijn bredere krachten van het Nederlandse maatschappelijke middenveld aan het bewegen: de ontwikkelingsorganisaties die gebundeld zijn in United Civilians for Peace, en vooral de FNV-bonden. Maar die bewegen nog niet genoeg.

Dynamiek van BDS

De grootste overwinning voor de BDS-campagne in Nederland tot nu toe was de beslissing van pensioenfonds voor zorg en welzijn PFZW in januari 2014 om uit vier grote Israëlische banken te stappen, vanwege hun medeplichtigheid aan de uitbreiding van de nederzettingen. Maar tot nu toe heeft het nog grotere pensioenfonds ABP geweigerd om dit voorbeeld te volgen, ondanks een grote petitiecampagne van de NGO Avaaz die door 1,7 miljoen mensen werd getekend, en toenemende druk van de vakbonden. De argumenten van de ABP-bestuurders zijn gênant nietszeggend. Zij maken een onderscheid tussen ‘directe’ en ‘indirecte’ verantwoordelijkheid voor mensenrechtenschendingen, iets dat rechtstreeks indruist tegen internationale richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. (MVO). Blijkbaar wil het ABP niet zichtbaar toegeven aan maatschappelijke druk – en is de druk nog niet fors genoeg.

Natuurlijk deinzen veel Nederlanders terug voor een volledige boycot van Israël. Maar dat hoeft niet. Het interessante van het BDS-debat is dat het niet de beweging is die geen onderscheid wil maken tussen de bezette gebieden en Israël ‘zelf’ maar het zijn de Israëlische overheid en samenleving die dat niet willen. Sterker nog: dit onderscheid maken mag niet van de Israëlische wet. Een bank die een hypotheek geeft in Tel Aviv mag geen hypotheek weigeren aan kolonisten. Een universiteit in Haifa mag geen samenwerking weigeren met de ‘universiteit’ in de nederzetting Ariël enzovoorts.

Als Nederlanders dus gewoon consequent ophouden zaken te doen met de nederzettingen en de in 1967 bezette gebieden, raakt dat de hele handel, investeringen en samenwerking met Israël. Dat kun je als antizionist mooi vinden. Maar ook een organisatie als Een Ander Joods Geluid, die uit gaat van een identificatie met Israël en het langetermijnbelang van Israël, bepleit eigenlijk niets anders. Iedereen die werkelijk een voorstander is van vrede en mensenrechten en dat ook in de praktijk wil brengen, kan en moet zich samen met anderen inzetten om de druk op Israël enorm te verhogen. De enige slag die gewonnen moet worden, is de slag om de Nederlandse en Europese publieke opinie. Maar daar wordt het ingewikkeld.

Tweeslachtig

Zeker sinds de Israëlische inval in Libanon in 1982 keert de Nederlandse publieke opinie zich langzamerhand tegen Israël. De aanvallen op Gaza zetten het proces voort. De beelden van doodbloedende Palestijnse kinderen en vernielde huizen hebben hun effect niet gemist... Maar de beelden van Israëliërs in schuilkelders ook niet.

Al geloven Nederlanders steeds minder dat de Israëlische regering vrede wil, toch blijven ze vaak met twee maten meten als het om het Midden-Oosten gaat. De gevoelens van Israëlische Joden zijn voor de meeste Nederlands iets reëels, die van de Palestijnen minder. De kloof tussen ‘ons soort mensen’ en ‘die anderen’ blijft veelbepalend.

Anders kun je de tegenstrijdigheden van het breed gedeelde discours tijdens het Gaza-conflict nauwelijks begrijpen. Zelfs kritische linkse politici in Nederland en Europa bleven bijvoorbeeld herhalen: die raketten van Hamas mogen ook niet, Israël heeft tenslotte het recht om zich te verdedigen. Dit werd gezegd tijdens een conflict waarbij in Israël in totaal zes burgers zijn gestorven, tegenover vele honderden in Gaza. Hadden de mensen in Gaza dan geen recht om zichzelf te verdedigen? Als Israël zich ‘verdedigde’ door scholen en hele buurten met de grond gelijk te maken, hoe moesten de mensen in Gaza zich dan verdedigen? Die vraag werd nauwelijks gesteld.

Nog een voorbeeld, dichterbij de gewone mensen: een paar keer tijdens het conflict kregen Nederlandse Joden, die de Israëlische vlag lieten wapperen uit solidariteit met Israël, het moeilijk. Dat was schandelijk, dat haalde de kranten. Tijdens hetzelfde conflict riep de minister van Buitenlandse Zaken van Israël, Avigdor Lieberman, op tot een boycot van alle Palestijnse zaken die meededen aan een staking in solidariteit met Gaza. Die boycot heeft geleid tot een enorme omzetdaling voor veel Palestijnse bedrijfjes, zo was althans uit buitenlandse bronnen te verneme in Nederland werd dit niet als belangrijk nieuws beschouwd.

Stel je voor dat bijvoorbeeld een Nederlandse PvdA-minister had opgeroepen tot een boycot van Joodse bedrijfjes die door een Israëlische vlag te tonen hun instemming betuigden aan de agressie tegen Gaza. De carrière van die minister was de dag daarop over en uit geweest. En toch wordt eenzelfde oproep in Israël tegen Palestijnen blijkbaar niet als een probleem gezien.

Er zijn tekenen dat dit soort dubbelzinnigheid en islamofobie steeds minder gepikt wordt door allochtonen in dit land. Hopelijk zien we eindelijk de opkomst van een bredere antiracismebeweging in Nederland, die de zienswijzen van de meerderheid doet kantelen. Dat zou zijn uitwerking op de Nederlandse visie op Israël en Palestina niet missen.

Tempo

De Palestijnen hebben geen tijd om te wachten tot Nederland en Europa vrij zijn van eurocentrisme en van vooroordelen tegen moslims en Arabieren. Het solidariteitswerk moet doorgaan. Daarbij moet de nadruk liggen op brede organisaties die het potentieel hebben om veel gewicht in de schaal te leggen. Het klimaat in vooral de FNV is sneller veranderd dan men een paar jaar geleden had durven dromen. Dit nieuwe klimaat moet zo snel mogelijk vertaald worden in publiekelijke stellingnames en een leidende rol in het publieke debat.

Tegelijkertijd moet het verband tussen de BDS-discussie en de bredere maatschappelijke situatie niet uit het oog verloren worden. Zolang de vakbonden een bolwerk blijven van vooral oudere, blanke werknemers, zullen ze nooit de moed vinden om hun voortschrijdende inzicht over Israël/Palestina om te zetten in de nodige daden.

Het gaat de goede kant op. Maar alles hangt af van het tempo. Terwijl mensen in Nederland geleidelijk de wil opbrengen om Israël onder druk te zetten, blijft Israëlisch rechts de wereld voor voldongen feiten zetten – met geld dat uit Europa afkomstig is. De vraag is of Nederland en Europa een minimum aan middelen zullen geven aan het Palestijnse verzet voor het te laat is.

Dossier
Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop