Touwtrekken om de Chinese media

De linkse Canadees-Chinese hoogleraar Yuezhi Zhao heeft meerdere boeken geschreven over de media in het tijdperk van de neoliberale globalisering. Ze laat in die boeken goed zien hoe de ogenschijnlijke diversiteit van de media met behulp van allerlei subtiele mechanismen door het kapitaal in toom wordt gehouden. Voor de analyse van de media in haar land van herkomst heeft ze dat vernuft niet nodig want aan de staatscontrole van de Chinese media is weinig subtiels.
Concurrentie en debatten zijn er wel in de hedendaagse Chinese media, maar onafhankelijke media niet. Kranten, tijdschriften en omroepen zijn nagenoeg de enige overgebleven sector waar privé-bezit van de productiemiddelen niet wordt toegestaan. Volgens de officiële regels moet ieder blad het orgaan zijn van een comité van de Communistische Partij.
Een echte blokkade tegen het multinationale en binnenlandse kapitaal is er niet. Er zijn Chinese edities van buitenlandse modebladen als Elle en sportbladen als Golf. Topleiders van de CP hebben in 2003 op hun partijschool een lezing bijgewoond van niemand minder dan mediamagnaat Rupert Murdoch. Voor hun inkomsten zijn de media inmiddels bijna totaal afhankelijk van reclame gericht op veeleisende consumenten. Maar formeel moet een partijcomité altijd de leiding hebben over een mediabedrijf. Dat is overigens voor menig lokale partijorganisatie een makkelijke manier om de kas te spekken.
Toch vindt de CP formeel eigendom van de partij onvoldoende waarborg voor politieke slaafsheid. Alle media vallen namelijk ook onder het strenge centrale toezicht van de propaganda-directie van de partij. Iedere dag, voordat een hoofdredacteur een krant of journaal samenstelt, moet een hele stroom richtlijnen worden doorgelezen: over de protesten gisteren in die provincie niets schrijven, over het bezoek van de premier aan dat land alleen het stuk gebruiken van het centrale persbureau, over een bepaalde ontwikkeling mag wel een interview gepubliceerd worden met deze expert, maar geen diepteanalyse – of andersom. En de hoofdredacteurs moeten goed opletten, want Peking bewaart de macht om iedere hoofdredacteur op ieder moment te ontslaan.
Tegen de stroom
Je kunt nauwelijks begrijpen dat er binnen zo’n systeem ruimte is voor afwijkende meningen en debat. Toch bestaat die ruimte wel degelijk, zelfs voor stormen van protest dat het gezag om de paar jaar doet wankelen of zelfs inbinden. Het land is gewoon te groot en het medialandschap te uitgestrekt om ieder dissident geluid in de kiem te smoren. Dat begrijpt de regime ook. Hun doel is niet meer om iedere mening te censureren maar eerder om debatten te kanaliseren en de meest gevaarlijke stromingen te marginaliseren.
Vooral het internet is het domein geworden van dissidenten, ondanks het beruchte stelsel van filters en blokkades. Zhao laat zien dat internetgebruikers geen goede weespiegeling vormen van de Chinese bevolking, want slechts de meest welvarende paar honderd miljoenen van de 1,3 miljard Chinezen heeft internettoegang. Maar onder deze mensen met intertoegang zijn toch nog miljoenen studenten en zelfs arbeiders die wat ze lezen door kunnen geven aan de rest van de bevolking.
Zhao besteed uitgebreid aandacht aan drie protesten die door heel China zijn verspreid: tegen de moord op oud-student Sun Zhigang in 2003 in een detentiecentrum in Guangzhou; de “Lang Xianping-storm” in 2004 tegen de roof van staatsbezittingen door managers; en tegen de terdoodveroordeling in 2005 van de arbeider Wang Binyu die vier mensen in woede had neergestoken toen hij z’n loon niet betaald kon krijgen. Elk van deze protestgolven is door een moedige blogger of journalist begonnen, door een geschrokken overheid tijdelijk en gedeeltelijk tot de bredere media toegelaten, en uiteindelijk onderdrukt, hoewel soms na concessies.
Concessies passen soms goed bij de pogingen van president Hu Jintao zich als socialer voor te doen dan zijn voorgangers Jiang Zemin en Deng Xiaoping. Maar niets mag het kapitalisme in twijfel trekken of zelfs maar het apartheidsysteem dat de overgrote meerderheid van de plattelandsbevolking gevangen houdt in hun dorpen of alleen als tweederangsburgers toelaat tot de steden bekritiseren.
Het beeld van de mediarepressie in het buitenland is overigens scheef. Westerse media klagen soms dat liberaal-democratische intellectuelen, zoals de ondertekenaars van “Handvest 08”, slachtoffers zijn van het bewind. En soms vinden de Chinese heersers inderdaad dat ze grenzen moeten stellen als intellectuelen pleiten voor een meerpartijenstelsel of voor de privatisering van alles dat los en vast. Zhao toont aan dat dit soort liberalen toch opmerkelijk veel tolerantie genieten als je hun situatie vergelijkt met arbeiders die protesteren tegen het sluiten van hun fabriek, boeren die zich verzetten tegen de onteigening van hun land of met de kleine linkse kringen die klagen dat er niets communistisch meer is aan de CP.
Het is jammer dat zo’n waardevol boek zo ontoegankelijk is geschreven. Dat mensen als Raymond Williams en Jürgen Habermas herhaaldelijk worden geciteerd is mooi meegenomen. Dat alles in “critical communications”-bargoens wordt uitgedrukt, met nauwelijks een handvol korte zinnen in al die honderden bladzijden, niet. Toch heeft deze lezer het boek doorploegen meer dan waard gevonden.

Yuezhi Zhao, Communication in China. Political economy, power and conflict. Lanham: Rowman & Littlefield, 2008. 373 p. £19,99 plus porto van amazon.co.uk.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop