Veel economie is ‘economie zonder mensen’...

In zijn dissertatie Essays on globalisation. A Journey to a possibly new stage of capitalism vat Went zijn verkenningen in een synthese samen. Hij komt tot een theorie over wat in deze nog prille eeuw het nieuwe trefwoord is: globalisering.

Je betoogt dat het kapitalisme met globalisering in een nieuw stadium is beland. Hoe ziet dat er uit?
In hun analyses over globalisering slaan economen elkaar om de oren met cijfers over handels- en financiële stromen in de verschillende historische periodes. Ik heb me altijd ongemakkelijk gevoeld bij zulke getalsmatige vergelijkingen en heb geprobeerd de hedendaagse globalisering op een kwalitatieve manier te onderscheiden van andere historische periodes. Zo kom ik tot een theorie over globalisering als een nieuw stadium in het kapitalisme door drie verschillende dynamische ontwikkelingen in hun samenhang te onderzoeken.
In de eerste plaats constateer ik dat de herstructurering van het kapitalisme die volgde op het einde van de naoorlogse ‘gouden jaren’ tot een ongekende internationalisering leidt van wat Marx aanduidde als de kringloop van geldkapitaal, goederenkapitaal en productiekapitaal. Kernachtig uitgedrukt in de drie-eenheid: global casino, global assembly line en global market. De combinatie is uniek omdat in een vergelijkbare periode, die van 1870 tot 1914, alleen de handel en de financiële wereld geïnternationaliseerd waren.
In de tweede plaats is het van belang te zien dat het kapitaal een steeds groter deel van de wereld in zijn greep krijgt en zich tot steeds meer sferen van het menselijk bestaan uitbreidt. Bovendien vindt een expansie plaats van de schaal van productie als gevolg van de groei van afzonderlijke kapitalen (kapitaalsconcentratie) en wordt tegelijkertijd de zeggingsmacht over het kapitaal vergroot via het samenvoegen van bestaande kapitalen door fusies en overnames (centralisatie van kapitaal). De UNCTAD schat het aantal multinationals op zestigduizend met meer dan 800.000 buitenlandse vestigingen.
In de derde plaats is belangrijk dat de ongeëvenaarde internationalisatie van kapitaal vergezeld gaat met institutionele veranderingen die tot doel hebben de internationale expansie van handel, financiën en productie mogelijk te maken, maar zonder dat er een serieuze poging in het werk wordt gesteld om de sociale en democratische rechten of het milieu te waarborgen. In feite komt er van de uitoefening van die rechten bitter weinig terecht, omdat multinationals maar al te graag een verdeel en heers politiek voeren. De invloed van de Internationale Arbeids Organisatie (ILO) die onder andere opkomt voor het recht op werk, is bijvoorbeeld veel beperkter dan die van het IMF of de WTO, die de internationalisering van kapitaal stimuleren.

Maar men verzekert ons dat de politiek van vrijhandel en vrij verkeer van kapitaal voor iedereen voordelen heeft. Klopt dat dan niet?
De werkelijkheid is anders en dat blijkt het duidelijkst als we kijken naar de sociale verschillen. In 1960 was het gemiddelde inkomen van de rijkste twintig procent van de wereldbevolking dertig maal zo hoog als dat van de armste twintig procent. In 1995 was het verschil opgelopen tot een verhouding van 82 staat tot één. De UNCTAD rekende voor dat het gemiddelde inkomen in Afrika gedurende de laatste drie decennia gedaald is tot zeven procent van dat van de industriële landen en dat het gemiddelde inkomen in Latijns Amerika van ruim éénderde van het noordelijke niveau eind jaren zeventig is gedaald tot een kwart nu. De sociale polarisatie tussen landen is bovendien vergezeld gegaan van toenemende ongelijkheid binnen landen. Milanovic, nota bene senior econoom van de Wereldbank, noteerde onlangs dat de welvarendste één procent van de wereldbevolking in 1998 evenveel verdiende als de minst verdienende 57 procent! Geen wonder dat de belofte van de rijke landen om het aantal allerarmsten dat moet leven van minder dan één dollar per dag vóór 2015 te halveren, in het huidige tempo bij lange na niet wordt gehaald.

Als er zoveel vraagtekens te plaatsen zijn bij het vrijhandelsmodel, waarom is die theorie dan zo mateloos populair onder economen en beleidsmakers?
Dat vind ik zelf ook nog steeds moeilijk te begrijpen, maar een paar elementen ter verklaring heb ik wel. Om te beginnen is veel economische wetenschap ‘economie zonder mensen’, met elegante wiskundige modellen die niets met de werkelijkheid te maken hebben. In Frankrijk is tegen die wereldvreemdheid een interessante beweging ontstaan van studenten die opkomen voor wat zij ‘post-autistische’ wetenschap noemen.
Daarnaast werken in de academische wereld net als elders in- en uitsluitingsmechanismen, waarin fondsen voor onderzoek, redacties van tijdschriften en ranglijsten een rol spelen. Zo schreef Robert Kuttner dat zijn collega Paul Krugman, een van de bekendste economen in de VS, zich niet te veel kritiek op Ricardo’s vrijhandelstheorie kon veroorloven zonder zijn lidmaatschap van de Vereniging van neoklassieke economen in de waagschaal te stellen.
En ten slotte schuilen er grote economische belangen, multinationals en financiële instellingen achter de pressie tot liberalisering van handel en kapitaalverkeer.

Maar de feiten dan?

Volgens mij is er vaak sprake van ideologische vooringenomenheid. De realiteit wordt niet serieus genomen; niet verwachte afwijkingen worden tot uitzondering bestempeld of verklaard uit niet-economische factoren zoals culturele verschillen, of er wordt laconiek vastgesteld – het IMF is daar een meester in – dat het voorgeschreven beleid nog niet voldoende is uitgevoerd en dat het op de lange duur allemaal goed komt. Maar zoals Keynes zei: ‘Op de lange duur zijn we allemaal dood’.

Ook in je eerder werk is de invloed van Ernest Mandel aanwijsbaar. Welk belang ken je toe aan zijn analyse van het ‘laatkapitalisme’?
Mandel is belangrijk geweest voor mijn begrip van economische processen en ik had het voorrecht veel lezingen van hem te kunnen bijwonen. Naast zijn aanstekelijk optimisme waardeer ik vooral zijn aandacht voor de realiteit en zijn onbevangen houding. Ook al deelde hij de wetenschappelijke en politieke conclusies van veel van de vakbroeders niet, het belette hem niet hun onderzoek te integreren in zijn eigen werk. Zijn Laatkapitalisme draagt er de sporen van en is nog steeds een belangrijk instrument bij het begrijpen van het complexe naoorlogse kapitalisme. Met de theorie van de Lange Golven, die hij later verfijnde, biedt Mandel een welkom hulpmiddel om globalisering te definiëren als een nieuwe fase van het kapitalisme.

De wereld lijkt na 11 september, de nieuwe recessie en de oorlog in Afghanistan veranderd. Er gaan stemmen op ook de agenda van de anti-globaliseringsbeweging te veranderen. Ben je het daar mee eens?
Je spreekt over een anti-globaliseringsbeweging en daarmee moet je voorzichtig zijn. Zelfs de Financial Times kwam in een portret van de beweging tot de conclusie dat de meeste deelnemers niet tegen globalisering zijn maar opkomen voor een andere vorm van globalisering - en wel die van sociale- en democratische rechten en verantwoorde ecologische criteria. Gelet op allerlei nationalistische reacties sinds 11 september wil ik dat onderstrepen. Het lijkt me te vroeg te beoordelen of de agenda van de beweging gaat veranderen. Natuurlijk heb ik de necrologieën gelezen. Maar de centrale thema’s zijn nog even opportuun als voor de aanslag en ik verwacht dat de kans om nieuwe groepen van de bevolking aan te spreken op den duur eerder groter dan kleiner is - bijvoorbeeld op nieuwe thema’s zoals Argentinië en Enron.

Kunnen landen afzonderlijk maatregelen treffen om het kapitaal te reguleren, terwijl elders een laissez faire regime wordt voorgestaan?
Een van de mythes over globalisering is dat landen niet meer over de mogelijkheid beschikken zelfstandig politieke keuzes te maken. Landen als Chili en Maleisië hebben met succes het in- en uitstromen van het meest speculatieve kapitaal - het korte termijn kapitaal - aan banden gelegd. Zelfs het IMF moest toegeven dat de gevolgen tamelijk positief waren. Men kan zich voorstellen dat de effecten ingrijpender worden naarmate ook grotere landen of landengroepen dit soort maatregelen treffen.

Maar dreig je met zo’n nationale regulering niet terug te vallen in een protectionistische politiek? Het biedt wellicht soelaas aan de rijken, maar worden ook de levensomstandigheden van de bevolking er beter op?
Je geeft mooi aan waarom een nationalistisch antwoord op de neoliberale globalisering een doodlopende weg is. Maar we zijn er ook niet met algemene slogans. Wie denkt alles te weten, draait zich een rad voor ogen, want alternatieve ontwikkelingsmodellen kunnen alleen maar op concrete situaties afgestemd zijn. Wel zijn er twee uitgangspunten te formuleren. Allereerst moet je over de middelen beschikken om inschakeling in de wereldmarkt te kunnen controleren. Alleen zo kun je de ruimte scheppen voor gewenste economische ontwikkeling. Dat betekent een zekere mate van protectionisme, want ruim twintig jaar neoliberaal beleid heeft afdoende aangetoond dat het een illusie is te denken dat de levensomstandigheden van de bevolking verbeterd kunnen worden zonder beperking van internationale handel- en kapitaalverkeer. Maar – en dat is een antwoord op je vraag – het is tegelijk van cruciaal belang om de economie te heroriënteren naar de bevrediging van de behoeftes van de hele bevolking en naar het opheffen van armoede, werkloosheid en sociale ongelijkheid. Doe je dat niet, dan krijg je vooral nationale projecten waar alleen de binnenlandse bovenlaag profijt van heeft.

Robert Went is medewerker bij de Rekenkamer en gastonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn dissertatie verschijnt dit jaar bij Routledge in Londen.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop