Traditionele schema’s of de concrete vakbondspraktijk, de verschillen in vakbondspolitiek van de IS en Grenzeloos

Al enige tijd voeren wij op Grenzeloos een discussie over de vakbeweging en de rol van socialisten in de vakbeweging. De aftrap werd gegeven door de Grenzeloos redacteuren en vakbondsactivisten Patrick van Klink en Rob Marijnissen met een stuk met de titel: Onze vakbeweging. Daar kwamen twee reacties op. Hans Boot schreef op Solidariteit onder de titel ‘Verantwoordelijkheid beperkt kritiek en onafhankelijkheid’ een reactie en Ewout van den Berg, van de Internationale Socialisten (IS) reageerde onder de titel ‘Socialisten en de vakbond’. Patrick en Rob reageerden op hun beurt weer op deze stukken met een artikel onder de titel Socialisten in de vakbeweging. Hans Boot antwoordde hierop met een stuk op Solidariteit met de titel: Heel veel te verbeteren en Peyman Jafari van de Internationale Socialisten (IS) plaatste een uitvoerige reactie op het artikel in de reactieruimte onderaan het artikel.

Wij vinden dit een belangrijke discussie. De FNV - want daar gaat het in deze discussie in de praktijk om - heeft de afgelopen tijd een diepgaande verandering doorgemaakt. De vraag of dit een werkelijke vernieuwing van de vakbeweging met nieuwe kansen en mogelijkheden is, of dat er sprake is van oude wijn in nieuwe zakken is van groot belang.

En dat geldt natuurlijk ook voor de vraag welke rol socialisten en andere linkse activisten in de vernieuwde FNV kunnen en moeten spelen. In deze discussiebijdrage gaan Patrick en Rob hier verder op in, waarbij ze met name kijken wat nu de werkelijke verschillen zijn in de vakbondspolitiek van de Internationale Socialisten en van Grenzeloos en wat daar de achtergrond van is.

Wij nodigen de lezers van harte uit om een bijdrage aan deze discussie te leveren. Dat kan door een reactie onderaan een van de artikelen te plaatsen, maar ook door ons een discussieartikel te sturen. (redactie Grenzeloos)

Waar liggen de verschillen in de benadering van de vakbeweging door de IS en Grenzeloos? Wat zijn concreet de verschillen en wat zijn daar de achtergronden van? Die verschillen liggen ons inziens zowel op het vlak van de analyse van de vakbeweging, hoe kijk je tegen de vakbeweging aan, als op het vlak van de praktijk: wat doe je als socialisten in de vakbeweging. Waarbij dat laatste natuurlijk het belangrijkste is.

Vakbondswerk aan de basis

Maar laten we beginnen met te constateren dat er ook veel in het vakbondswerk is waar we het over eens zijn. Dat is met name het belang van vakbondswerk aan de basis. Dat werk van organiseren en motiveren van collega’s op je werk en anderen om actief vakbondslid te worden is natuurlijk cruciaal. De IS heeft daar een nuttige brochure over uitgegeven en Patrick heeft toen hem dat gevraagd werd met veel plezier daar een voorwoord voor geschreven en deze brochure is op Grenzeloos onder de titel: Leesvoer voor (beginnende) vakbondsactivisten positief besproken. Over dat aspect van het vakbondswerk bestaan hoegenaamd geen meningsverschillen tussen de IS en Grenzeloos.

Maar de verschillen beginnen als het niveau van het werk aan de basis overstegen wordt. Bij het werken in de vakbeweging wordt je ook met andere zaken geconfronteerd. Wat moeten de prioriteiten van de vakbeweging zijn, wat voor zaken moet de vakbond oppakken en welke niet, hoe moet de vakbeweging intern georganiseerd zijn. Ben je voor of tegen een ongedeelde vakbeweging en onder welke voorwaarden. En natuurlijk op welke plaatsen moeten socialisten of andere linkse vakbondsmensen actief zijn en welke verantwoordelijkheden kunnen en moeten ze daarbij opnemen. Het antwoord op die vragen wordt in belangrijke  mate bepaald door de analyse die je maakt van de vakbeweging, door de manier waarop je tegen de bond aankijkt.

De basis en de top

Door de IS wordt de nadruk gelegd op de tegenstelling in de vakbeweging tussen de basis en de top en ons (Grenzeloos) wordt verweten die tegenstelling glad te strijken en alleen aandacht te hebben voor de tegenstelling tussen de ‘vereniging’ en het ‘apparaat’. Peyman schrijft daarover: ‘Het verheffen van de tegenstelling tussen ‘vereniging’ en ‘apparaat’ tot de belangrijkste invalshoek verhult (bedoeld of onbedoeld) de machtsrelatie tussen beide, namelijk het feit dat ze niet naast elkaar staan maar in een hiërarchische relatie en daarom spreken we liever in termen van ‘basis’ en ‘top’ (en dan heb ik het nog niet eens over de structurele relatie die bestaat tussen delen van de top en de staat, via bijvoorbeeld de SER).

Het is een misverstand dat wij ontkennen dat er sprake is van een tegenstelling tussen de basis en de top van de vakbeweging, dat we geen oog hebben voor het probleem van de bureaucratisering van de vakbeweging of voor het dubbelkarakter van vakbondsbureaucratie. Zoals Peyman terecht opmerkt neemt de analyse van het dubbelkarakter van de vakbeweging een centrale plaats in in de marxistische benadering van de vakbeweging en zeker in de traditie van de stroming waar wij als Grenzeloos uit voortkomen (en nog steeds toe behoren).

Maar - en daar ligt misschien een belangrijk verschil - volgens ons is alleen het benadrukken van die tegenstelling tussen ‘de top’ en ‘de basis’ niet voldoende om tot een concrete vakbondspolitiek te komen. Het is niet het enige frame waarmee we naar de vakbeweging moeten kijken. Het hanteren van dit frame kan niet in de plaats komen van een concrete analyse van de ontwikkelingen in de vakbeweging. De tegenstelling tussen de top en de basis is ook niet statisch, ze is nu anders dan 30, 50 of 80 jaar geleden. Hoe zit de vakbeweging nu in elkaar, hoe is de relatie nu tussen de top en de basis en wat betekent dat voor de huidige FNV. Dat zijn de vragen die ons bezig zouden moeten houden.

Voor ons zijn de analyses die in het verleden werden gemaakt en de categorieën die daarbij gebruikt werden instrumenten om de huidige situatie te analyseren. We zien ze niet als eeuwige, altijd geldende waarheden We kijken wat we met die analyses en de ervaringen uit het verleden kunnen doen voor ons begrip van de huidige vakbeweging en onze vakbondspraktijk nu.

Peyman schrijft (in navolging van Ewout) ‘Socialisten zouden de sociale positie die groepen mensen innemen als vertrekpunt moeten nemen.’ Daar zal geen marxist het mee oneens kunnen zijn. Maar als je naar de sociale positie van de mensen in de huidige FNV kijkt zie je dat het beeld nu heel anders is dan aan het begin van de vorige eeuw toen de begrippen vakbondsbureaucratie en het dubbelkarakter daarvan gemunt werden. Er is veel minder sprake van een grote massa van niet- of laaggeschoolde en slecht betaalde arbeiders (de basis) aan de ene kant, en een groep veel beter betaalde, beter geschoolde beroepsbestuurders (de top) aan de andere kant. Daarmee is de tegenstelling tussen de basis en de top niet verdwenen, hij heeft wel heel andere vormen dan toen.

Natuurlijk bestaat er een verschil in positie en een belangentegenstelling tussen de leden en de bezoldigden van een vakbond. Al was het maar omdat de leden de contributie betalen en de bezoldigden daarvan leven. Maar de scheiding tussen betaalde functionarissen en vakbondsleden valt niet zonder meer samen met die tussen top en basis. Het formeel hoogste orgaan van de FNV, het ledenparlement bestaat uit gekozen onbezoldigde vakbondsleden, kaderleden. Het algemeen bestuur van de FNV waarin zowel bezoldigde bestuurders als kaderleden zitten wordt iedere vier jaar gekozen door dit ledenparlement. Ook op allerlei andere bestuurlijke niveaus zitten kaderleden in besturen.

In het vakbondsapparaat werken ook heel veel mensen die helemaal geen vakbondsbestuurders zijn en die geen of nauwelijks invloed hebben op het beleid van de vakbond. Het is dus veel te simpel en daarmee onjuist om zoals Peyman doet te stellen dat de verhouding tussen de top en de basis (die voor hem samenvalt met die tussen het apparaat en de vereniging) gekenmerkt wordt door een hiërarchische relatie, waarbij het apparaat hiërarchisch boven de vereniging staat.

In onze eerdere bijdragen hebben we laten zien dat formeel de zaak precies omgekeerd is. Formeel is in de nieuwe FNV de vereniging leidend. Het door de leden gekozen ledenparlement is formeel het hoogste orgaan, bepaalt het beleid en kiest het algemeen bestuur. We gebruiken hier niet voor niks steeds het woord formeel. Want daar zit natuurlijk een grote spanning. De bezoldigde bestuurders hebben een sterke machtspositie. Zij hebben een geweldige informatievoorsprong, zij sturen de rest van het apparaat aan, zij onderhouden het merendeel van de externe contacten enzovoort, enzovoort.

De grote uitdaging voor socialisten en andere linkse vakbondsactivisten is dan ook om die formele positie van de vereniging zo veel mogelijk ook werkelijkheid te maken. Vandaar dat wij in ons eerste stuk schreven dat als er iets bepalend is voor het vakbondswerk van Grenzeloos dat het versterken van de positie van de vereniging ten opzichte van het apparaat is. En het zal duidelijk zijn dat dat een voortdurende strijd is. Want er is sprake van een bureaucratie in de vakbeweging, van bezoldigde bestuurders met belangen die niet het zelfde zijn als die van de leden en die bezoldigde bestuurders hebben veel macht en mogelijkheden. Het enige dat wij daar tegenover kunnen zetten is onze voortdurende inzet en activiteit in alle geledingen van de beweging.

De taak die wij voor ons en andere socialisten en linkse activisten in de vakbeweging zien is dus het versterken van de vakbeweging en er zoveel mogelijk een strijdbare en democratische vakbeweging van te maken door versterking van de positie van de vereniging (de activiteit van de leden). De taak die de IS zich stelt is: 'om aan de basis een strijdbaar netwerk op te bouwen dat de top onder druk kan zetten en indien nodig onafhankelijk daarvan in actie kan komen.' Voor we daar inhoudelijk verder op in gaan kijken we eerst waar deze benadering vandaan komt, welke analyse er aan ten grondslag ligt.

De analyse en de werkelijkheid

Zowel Ewout als Peyman verwijzen in hun discussiebijdragen naar de door Maina van der Zwan geschreven brochure ‘Van onderop en samen sterk’. Die tekst van mei 2012 is inderdaad voor zover wij weten de meest uitgewerkte tekst over vakbondswerk van de kant van de IS. De brochure bevat een aantal zeer zinvolle delen, zoals een goede samenvatting van (de gevolgen van) het neoliberalisme in Nederland, algemene passages over socialisten in de vakbeweging en dergelijke. Maar juist op het vlak van de analyse van de recente ontwikkelingen in de FNV schiet hij ernstig tekort.

De brochure is geschreven in een periode dat de strijd rond de vernieuwing van de FNV (toen sprak men nog van De Nieuwe Vakbeweging) in volle hevigheid werd gevoerd. Maina gaat in de brochure uitgebreid in op die ontwikkelingen waarbij hij sterk de nadruk legt op de rol van de PvdA en PvdA'ers in de top van de vakbeweging. Hij heeft het ook over ‘ontevreden middenkaders’1)  en ‘strijdbare bestuurders’, en schrijft: ‘Zonder de Kloofdichters en de druk van ontevreden middenkaders was er geen bestuurscrisis in de FNV geweest.’(pag. 7). Maar op de vraag hoe die druk van ontevreden middenkaders dan doorwerkte en hoe de Kloofdichters in staat waren een meerderheid in het Abvakabo bestuur te veroveren gaat hij, behalve met een citaat van Ger Geldhof uit Grenzeloos (pag. 7) niet in.

De nadruk in de analyse ligt heel sterk op de machinaties van boven af. ‘De initiatiefnemers van de Nieuwe Vakbeweging streven dus een wederopstanding na van het poldermodel, dat is aangepast aan de realiteit van een geflexibiliseerde arbeidsmarkt’, schrijft hij op pag. 10. Als hij het heeft over Han Noten en Herman Wijffels en de krachten daarachter heeft hij natuurlijk groot gelijk. Maar wat in de brochure onderschat wordt is de kracht van de tegenstroom, de druk van kaderleden om van de nieuwe vakbeweging juist iets anders te maken dan een aan de nieuwe realiteit aangepaste poldermachine.

Hij noemt de opstelling van de drie grote bonden Abvakabo, Bondgenoten en Bouw van begin maart 2012 in hun ‘Advies aan kwartiermakers Nieuwe Vakbeweging’, waarin als voorwaarde werd gesteld een grondslag van democratie en een rechtvaardige verdeling van welvaart en een rechtstreeks gekozen bondsparlement en een vakbeweging die als geheel sterk is. ‘Zelfs aan die algemeen geformuleerde voorwaarde is niet voldaan en het is onwaarschijnlijk dat deze bonden akkoord gaan met hun eigen opsplitsing en een zwakke koepelorganisaties,’schrijft Maina daarover.

De conclusie van de analyse van Maina is dan ook: niet doen die nieuwe vakbeweging. Hij formuleert vier criteria waaraan de nieuwe vakbeweging zou moeten voldoen en schrijft. ‘Zolang er niet aan al deze voorwaarden wordt voldaan, is een nieuwe structuur geen verbetering en zouden de FNV bonden er niet op moeten ingaan. We gaan geen schoenen weggooien voordat er fatsoenlijke nieuwe zijn.’ (pag. 38).

We weten inmiddels allemaal dat het wat anders is gegaan dan in de brochure voorspeld. De voorwaarden van de grote drie zijn uiteindelijk wel gehonoreerd, de grote bonden hebben zich wel opgeheven, er is wel een direct gekozen ledenparlement gekomen en om die oude schoenen maalt niemand meer.

Het is natuurlijk makkelijk om achteraf te constateren dat de analyse dus onjuist was, de schrijver onvoldoende zicht heeft gehad op de krachten binnen de vakbeweging die in deze crisis een kans zagen om het oude ideaal van een ongedeelde vakbeweging een stap dichterbij te brengen en die keihard gestreden hebben voor een democratischer structuur en meer invloed van de leden. Het is ook makkelijk om achteraf te constateren dat die foute beoordeling zeker beïnvloed zal zijn door een te mechanische visie op de verhouding tussen de ‘top’ en de ‘basis’. Maar zoals gezegd, deze tekst werd geschreven toen het gevecht nog in volle gang was en de uitkomst daarvan nog verre van zeker.

Problematischer is het als de organisatie die deze tekst heeft uitgegeven nu, drie jaar later niet inziet dat er van een foute analyse sprake was en die tekst tot basis van haar vakbondsbeleid neemt. De vakbeweging die Maina beschrijft en analyseert is de vakbeweging die Han Noten, Herman Wijffels en Jetta Klijnsma voor ogen hadden, maar die er gelukkig nooit gekomen is. De vernieuwde FNV die we nu hebben verschilt op essentiële punten van wat zij voor ogen hadden. Het is niet waar dat het zwaartepunt van het vakbondswerk niet bij collectieve actie is komen te liggen, maar bij ‘levensloopbegeleiding’ en individuele dienstverlening en dat de centrale ambitie is om een bijdrage te leveren aan het vermogen van mensen om zich in en door hun werk te ontwikkelen tot vrije, afhankelijke individuen, zoals Maina in zijn inleiding uit het concept oprichtingsdocument citeert. En het is niet zo dat het ledenparlement voornamelijk  bestaat uit voorzitters van de vele tientallen sectoren waarin de vakbeweging is opgesplitst, zoals we een paar regels verder lezen. Dat waren, zoals Maina terecht schrijft de wensen van de kwartiermakers, maar die hebben niet hun zin gekregen.

In plaats van nauwkeurig te analyseren wat voor vakbeweging er wel uit het vernieuwingsproces is gekomen, wat de zwakke en sterke kanten daarvan zijn, welke ontwikkeling daarin zit en welke rol socialisten daarin kunnen spelen baseert de IS zich op een achterhaalde visie. En dat wreekt zich.

In de praktijk

Ook de door Ewout en Peyman herhaalde formule dat ‘socialisten als taak hebben om in de vakbeweging aan de basis een netwerk van strijdbare en kritische leden op te bouwen dat waar nodig druk kan uitoefenen  op de bondsbestuurders en onafhankelijk van hen acties kan organiseren’, stamt uit deze brochure. In onze vorige discussiebijdrage hebben we de vraag gesteld of dat betekent dat de IS van mening is dat er naast bestaande netwerken in en rond de vakbeweging, een apart netwerk moet worden opgebouwd dat los van de bestaande structuren de top van de vakbeweging onder druk kan zetten? En we voegden er aan toe: ‘Als dat zo is dan zou dat een desastreuze aanpak zijn die er alleen maar toe kan leiden dat strijdbare leden geïsoleerd komen te staan van de meerderheid van de vakbondsleden.’

Peyman reageert daar als volgt op: ‘Opnieuw doen ze alsof er geen verschil bestaat tussen de structurele positie die kaderleden die bijvoorbeeld in een bedrijfsledengroep zitten en zelf partij zijn in de botsingen tussen de werkvloer en het management en bestuursleden of juridische consultants die hun baan aan het apparaat en de onderhandelingspositie met de werkgevers te danken hebben. Ook de positie van de gekozenen in het ledenparlement is niet hetzelfde als die in het hoofdbestuur. De netwerken van kaderleden aan de basis opbouwen, waar mogelijk met bestuurders die aan de juiste kant staan, zou de prioriteit moet zijn.’ Dat is een herhaling van het top versus basis verhaal maar geen antwoord op onze vraag en het geeft ook geen duidelijkheid wat  het vakbondswerk dat de IS voorstaat nu ook werkelijk inhoud. (Behalve het organiseren aan de basis, maar daar zijn we het over eens.)

De fusie

Er zijn in het leven van iedere organisatie van die momenten dat het erop aankomt, dat er keuzes moeten worden gemaakt. Dat zijn ook de momenten dat individuen en stromingen voor een test staan. Zijn ze toegerust om de organisatie te helpen om met succes een stap verder te gaan of aarzelen ze of staan ze op de rem. In het najaar van vorig jaar was dat het geval met de nieuwe vakbeweging. De strijd om de statuten was gestreden, de voorstellen waren uitonderhandeld, de structuur uitgetekend en het ging er nu om of de drie grote bonden zichzelf op zouden heffen om op te gaan in het ongedeelde deel van de nieuwe FNV. Het ging er nu om of men de oude schoenen weg durfde te doen voor een paar nieuwe.

Samen met veel andere kritische kaderleden hebben wij ervoor gestreden dat de fusie er zou komen. Dat niet het specifieke belang van afzonderlijke groepen, maar het algemene belang van de hele beweging voorop zou staan. En we hebben ervoor gestreden dat bij de fusie het belang van de leden centraal zou staan, dat er een ledenparlement zou komen met bevoegdheden, dat er ook kaderleden in het algemeen bestuur gekozen zouden kunnen worden, dat de positie van de vereniging versterkt zou worden ten opzichte van de werkorganisatie. Daarmee waren niet alle tegenstellingen en problemen verdwenen, maar kon er naar ons idee een stap vooruit worden gezet in de richting van een democratischer en strijdbaarder vakbeweging.

Het zal na het voorafgaande niet verbazen dat de IS grote moeite had om een duidelijke positie ten aanzien van de fusie in te nemen. Op hun website namen ze van Grenzeloos een artikel van Patrick over waarin gepleit werd voor de fusie. Maar dat werd direct gevolgd door een van Solidariteit overgenomen stuk van Hans Boot dat uiterst kritisch was over de voorgenomen fusie. Van een eigen stellingname van de IS was geen sprake.

Hoe verder

De afgelopen jaren heeft de FNV een belangrijk proces van veranderingen doorgemaakt. Dat werd ook hoog tijd. De positie van de vakbeweging is de afgelopen decennia steeds zwakker geworden. De organisatiegraad (het aantal werknemers dat lid is van de bond) nam steeds verder af, het ledenbestand van de bonden vergrijsde en het lukte niet of nauwelijks om in nieuwe sectoren en onder nieuwe groepen die nieuw op de arbeidsmarkt komen (migranten, vrouwen, jongeren) mensen te organiseren. Als deze trend niet gekeerd zou worden, zou de vakbeweging op termijn uitsterven en in ieder geval een steeds minder relevante en minder aantrekkelijke beweging worden.

Zowel kaderleden  als mensen in het apparaat begrepen dat er iets moest gebeuren. Een kleine tien jaar gelden werd er begonnen met ‘organising’, het inzetten van organizers om sectoren waar geen of nauwelijks leden waren te organiseren. In eerste instantie in de schoonmaak sector. Dat leidde in de loop van de jaren tot duidelijk zichtbare resultaten. Daarna volgde de zorg.

Tegelijkertijd en in wisselwerking met deze ontwikkeling werd steeds meer overgeschakeld van een bond als zaakwaarnemer naar activerend vakbondswerk. En er vonden de hierboven beschreven veranderingen in de structuur van de FNV plaats. Waar staan we nu?

Volgens ons is er met deze veranderingen (die natuurlijk nog steeds gaande zijn) een stap vooruit gezet en is de kans vergroot dat de FNV zich zal kunnen herstellen. Er zijn inmiddels 75 organizers in dienst van de bond, in een aantal sectoren (de metaal, de zorg…), wordt stevig actie gevoerd. De FNV voert met ‘koopkracht en echte banen’ en de campagne ‘red de zorg’ weer landelijk campagne. Met ‘Young & United’ komen de jongeren weer in beeld. En ook op ander thema’s zoals TTIP en andere handelsverdragen en klimaat begint de FNV weer wat kleur op de wangen te krijgen. Voor de eerste keer in decennia heeft de FNV zich op 1 mei weer op straat laten zien. Er wordt hard gewerkt aan het opzetten van lokale groepen en landelijke netwerken van kaderleden.

Met dat alles wordt hopelijk een basis voor herstel gelegd, maar dat herstel is nog niet ingetreden. In sectoren waar strijd wordt gevoerd is de daling van het ledental afgezwakt en in de zorg is er zelfs van een stijging van het aantal leden sprake. Maar van een herstel over de hele linie, of een verandering van de trend is nog geen sprake. Daarvoor zal er nog heel veel werk moeten worden verzet. De komende jaren zullen bepalend zijn. Met de doorzettende crisis en de steeds verdere verrechtsing van het politieke klimaat zien de werkgevers kansen om de vakbeweging steeds verder in het defensief te drukken. Als hen dat de komende jaren lukt en wij niet in staat zijn om voldoende kracht te ontwikkelen en effectief terug te vechten, zal dat voor langere tijd de situatie in Nederland bepalen.

Met de nieuwe structuur van de FNV en de ontwikkeling van activerend vakbondswerk kunnen leden daar op allerlei niveaus een bijdrage aan leveren. Wij kunnen het ons als socialisten niet permitteren om ons te beperken tot vakbondswerk aan de basis en de rest aan anderen over te laten en ons te beperken tot kritische beschouwingen vanaf de zijlijn.

Daarom is onze oproep aan (de leden van) de IS: doe mee. Zet je op alle mogelijke manieren en op alle mogelijke plaatsen in voor een strijdbare en democratische vakbeweging. Kijk nog eens goed naar de overgeërfde analyses en concepten en beoordeel wat daarvan bruikbaar is en wat verouderd. En kijk vooral naar de feitelijke ontwikkelingen in de FNV.

Kom uit de comfortzone van de eigen organisatie en het eigen gelijk en schakel je in in het proces van vernieuwing van de vakbeweging. Daarbij is alle ruimte voor kritiek. Sterker nog, er is heel veel behoefte aan meer kaderleden met een kritische blik en instelling. Realiseer je dat die kritiek veel meer effect heeft als hij komt van een kaderlid dat zich ook met hart en ziel inzet voor de versterking van de vakbeweging. Wees niet bang om fouten te maken, dat doet iedereen. Als je je open opstelt zullen anderen je daar op wijzen en kan je er van leren. Kortom zorg dat de vakbeweging ook jouw vakbeweging wordt.

1. De term middenkaders kan verwarring wekken. In de vakbeweging als vereniging kennen we leden en kaderleden. Leden zijn alle mensen die hun contributie betalen, een lidmaatschapskaart hebben en misschien een enkele keer een vergadering bezoeken en/of hun stem uitbrengen. Kaderleden: mensen die op de een of andere manier ergens, in een van de organen van de bond of namens de bond actief zijn. Natuurlijk zijn er in verschillende organen verschillende functies met verschilden bevoegdheden. Maar in tegenstelling tot wat de term middenkader suggereert is er binnen de vereniging geen sprake van een hiërarchie met lager kader, midden kader en hoger kader. Dit in tegenstelling tot het apparaat van de vakbond, dat net als ieder ander bedrijf een hiërarchische structuur heeft.

 

 

Dossier
Soort artikel
Reactie van:

Willem Bos

do, 07/09/2015 - 13:33

Hans Boot vroeg ons de volgende reactie te plaatsen.
"Dat Rob en Patrick in een passage direct boven de tussenkop "Hoe verder" de IS lijken te verwijten zich te verschuilen achter een stuk van mij in Solidariteit (De fusie te boven, extra 261, 19 oktober 2014), zou vooral kwalijk zijn vanwege hun vaststelling dat mijn artikel "uiterst kritisch was over de voorgenomen fusie" van de FNV. Of de IS dat wel of niet gedaan heeft, interesseert me niet. Feit is dat ik onder meer het volgende schreef (direct onder de tussenkop "een drogreden"):

"Met de voorgaande kanttekeningen bij de beslommeringen van FNV Bondgenoten is het belang van de fusie niet afgedaan. De ingezette, nieuwe fase van samenvoeging van afzonderlijke bonden naar een groter geheel biedt mogelijkheden tot versterking van de vakbeweging (verhoging aantrekkingskracht, verbetering interne en externe positie, invloed en zeggenschap). Met name de aanzetten tot decentralisatie in organisatie en besluitvorming kunnen een keerpunt zijn na jaren van verstard overleg, beperkte resultaten, afnemende zichtbaarheid en dalende organisatiegraad. Eindelijk kan de kloof gedicht worden tussen bestuurders en ‘professionele kaderleden’ enerzijds en het 'gewone lid' anderzijds, insiders tegenover outsiders. De voorwaarden zijn aanwezig, niet meer en niet minder, de slag moet nog geleverd worden.
Maar ook tijdens de actuele pogingen om uit de gerezen patstelling te komen, dwingt de realiteit. Daar dienen zich vraagstukken aan die de fusie te boven gaan en vroeg of laat van grote invloed zijn op de voortgang van de FNV."

Hartelijke groet, Hans Boot.

Reactie van:

Willem Bos

do, 07/09/2015 - 13:35

Van Ewout van den Berg van de IS kregen we per mail de volgende reactie: "Fijn dat de toon in dit stuk in tegenstelling tot eerdere bijdrages constructief is en dat wordt gewaardeerd. Ten tweede denken we niet dat de verschillen tussen onze organisaties op dit terrein groot genoeg zijn om een voortzetting van deze discussie te rechtvaardigen. De wat paternalistische oproep aan het eind van het stuk zal voor ons geen belemmering zijn om samen met leden van Grenzeloos en anderen ons op verschillende manieren in te zetten voor een sterkere vakbond.

Met kameraadschappelijke groet, Ewout"

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop