Hoe joodse gelovigen zionisten werden

Warshawski weet uit eigen ervaring – zijn vader was hoofdrabbijn van het Franse Straatsburg - dat gelovige joden heel lang niet tot de meest enthousiaste zionisten behoorden. Toen hij als zestienjarige naar Jeruzalem verhuisde, kwam hij om de Talmoed te bestuderen in de heilige stad, die zich toevallig in de staat Israël bevond. Het echte Israël was voor hem Tel Aviv, een moderne, wereldlijke, zonovergoten stad waar hij zich niet thuis voelde.
‘In de jaren zestig’, zo herinnert hij zich in zijn memoires ‘Sur la frontière’ (Op de Grens), ‘betekende een gelovige jood zijn - er als een gelovige jood uitzien - dat je nog geen waarachtige Israëliër was.’ In 1966 en 1967 zag hij in de orthodoxe wijk Mea Shearim nog orthodoxe joden de Israëlische vlag verbranden. Voor een deel van de orthodoxen was en is de stichting van een ‘joodse staat’ vóór de komst van de Messias een afgrijselijke vorm van ketterij. Ook het vechten voor een staat past niet bij de joodse religieuze traditie – religieuze studenten zijn in Israël nog steeds vrijgesteld van de dienstplicht.
Hoe komt het dan dat orthodoxe gelovigen vandaag de dag in Israël te boek staan als rechts en militaristisch? Volgens Warshawski was dat om te beginnen een wapenfeit van de eerste premier van Israël, David Ben Gurion, van de seculiere Arbeiderspartij. Ben Gurion moedigde de enige religieus-zionistische partij van zijn tijd, de Mizrahi, aan en nam haar in zijn regeringen op. Eigenlijk was Mizrahi volgens Warshawski een ‘aanhangsel’ van de Arbeiderspartij. De meeste orthodoxen bleven de Mizrahi (die nu deel uitmaakt van de regering Sharon) zien als een verraderspartij.
Dit alles begon te veranderen na de Israëlische overwinning in de oorlog van 1967. Veel joodse heilige plaatsen lagen in de veroverde gebieden; opeens mochten gelovigen ze bezoeken. In de jaren zeventig nam de messianistische Gush Emunim een voortrekkersrol bij de nederzettingspolitiek – aangemoedigd of tenminste gedoogd door de Arbeiderspartij-regeringen - en natuurlijk kwamen de kolonisten en hun medestanders in toenemende mate met de Palestijnen in conflict.
De overwinning van de rechtse Likud in 1977 deed de gelovigen verder naar rechts opschuiven. Vanaf dat moment spelen de orthodoxen steeds meer een sleutelrol in de concurrentie tussen Likud en de Arbeiderspartij, waarin de twee kanten steeds tegen elkaar opbieden in het geven van financiële steun aan religieuze scholen en instellingen en ook steeds meer concessies doen aan de orthodoxen op het vlak van de wetgeving. De Arbeiderspartij minachtte en gebruikte de gelovigen; Likud was en is bereid ze verregaand te paaien.

Oosters
Ook de etnische tegenstellingen onder joden in Israël spelen een rol. Hoewel zelf een Ashkenazi, lid van de minderheid van Europese oorsprong die het in Israël nog steeds voor het zeggen heeft, voelde Warshawski zich al als jongen aangetrokken tot de joden van Oosterse afkomst die als vluchtelingen uit Algerije naar Straatsburg waren gekomen. Hij vond ze spontaner, natuurlijker, aardiger.
Ondertussen maakte hij zich kwaad over de extreem neerbuigende houding die Ashkenazim in Israël hebben tegenover hun Oosterse joodse landgenoten (de zogenoemde Mizrahim). Dat de Ashkenazim per definitie vreedzamer zijn dan de Mizrahim, gelooft hij voor geen cent. Hij contrasteert de beelden van de vrede die een Ashkenazi en een Oosterse kennis er op na hielden, meteen na de Oslo-akkoorden. Voor de Ashkenazische journalist Amnon Dankner betekende de vrede dat hij tijdens vakanties zonder oponthoud naar Florence door kon rijden. Voor de oudere, gelovige, minder goed opgeleid Iraakse jood Shemesh, betekende het dat hij zijn geboortestad Bagdad weer eens terug zou kunnen zien.
Voor de seculiere links-liberalen van Vrede Nu!, zo concludeert Warshawksi, betekende ‘de vrede’ niet dat ze ook maar iets met het Midden-Oosten te maken wilde hebben. Integendeel, ze maakten nauwelijks bezwaar toen premier Barak ’ de vrede’ bezegelde door de Palestijnen op te sluiten achter steeds hogere schuttingen en wegblokkades – een wurgbeleid waardoor het vredesproces gedoemd was te mislukken.
Veel Mizrahim hechten meer aan het joodse geloof dan de Ashkenazim. De Ashkenazim zijn immer vaak afstammelingen van niet-religieuze zionistische pioniers. De Mizrahim zijn na de jaren vijftig, toen de verhouding tussen joodse en islamitische arbieren na de stichting van de staat Israël verslechterde, min of meer noodgedwongen naar Israël verhuisd vanuit moslimlanden waar joden traditioneel getolereerd werden maar ongelovigen niet.
‘De Marokkaanse joden hielden van (de voormalige rechtse premier) Begin, niet alleen omdat hij ze niet minachtte, maar ook omdat hij naar de synagoge ging en de heilige schrift kende’, zegt Warshawksi. Deels daarom, maar ook door hun haat tegen het establishment van de Arbeiderspartij, ging de Oosterse meerderheid rechts stemmen.
Geleidelijk aan zijn de joodse religieuze partijen en instellingen in Israël steeds afhankelijker geworden van een Mizrahische basis – niet alleen de Mizrahische-religieuze Shaspartij, maar ook de groeperingen die traditioneel door religieuze Ashkenazim werden geleid. Dat vergroot de kloof tussen gelovigen en de Arbeiderspartij nog verder, omdat de haat voor de Arbeiderspartij onder de Mizrahim diepgeworteld is.
De zwakheid van het seculiere zionisme wijt Warshawski ook aan zijn spirituele armoede. Van de opofferingsgezindheid uit de begintijd is weinig meer over. De ideologie bestaat nu vooral uit identificatie met het liberale Westen, vooral met de VS, en een kastegevoel tegenover de Arabieren en joden van Arabische herkomst die als minderwaardig worden gezien Geen wonder dat de Mizrahim meer troost vinden in hun traditionele geloof.
Volgens Israëlische socioloog Avishai Ehrlich (in de Socialist Register 2003) verlangen joden in Israël in het algemeen, hoewel steeds minder praktiserend, steeds meer naar een soort mystieke eenheid door middel van het geloof. De mystiek wordt steeds populairder, terwijl Zionistisch links steeds meer naar een liberale versie van het geloof neigt. ‘Het joodse geloof convergeert met en vervangt het zionisme’, zegt hij. En het geloof wordt deels een jaar of tweeduizend teruggedraaid, om weer de staatsgodsdienst te worden van een Midden-Oosters koninkrijkje.

Echte mannen
De gelovigen werden niet alleen nationalistischer, maar ook meer stereotype mannelijk. De Californische hoogleraar Daniel Boyarin, die een tijd lang in Israël woonde en evenals Warshawski lid was van de revolutionair-socialistische organisatie Matzpen, ziet deze verandering als een vorm van verraad aan traditionele joodse denkbeelden. In zijn boeiende boek Unheroic conduct: The rise of heterosexuality and the invention of the Jewish man, betoogt Boyarin dat joden in het middeleeuws Europa door christenen nauwelijks als echte mannen werden gezien, omdat ze nooit wilden vechten en ook veel economische bezigheden aan hun vrouwen overlieten. In hun ogen waren oorlog, vechten, sport en allerlei ‘mannelijke’ activiteiten ‘gojim naches’, ‘spelen van niet-joden’. Niet dat joodse vrouwen gelijk waren – alle rabbijnen waren mannen, en de hoogste menselijke activiteit, het bestuderen van de Talmoed, was voor vrouwen verboden - maar de mannelijke overheersing zat bij de joden heel anders in elkaar dan bij andere Europeanen.
De modernisering en de integratie in Europese samenlevingen vanaf de achttiende en negentiende eeuw waren voor joodse mannen bijzonder moeilijk, ook op persoonlijk vlak. Opeens moeten ze zich diep schamen dat ze voor Europese maatstaven geen echte mannen waren. Volgens Boyarin kunnen zowel de psychoanalyse van de Weense jood Freud als het zionisme van de Weense jood Herzl deels worden gezien als pogingen om een nieuwe joodse man uit te vinden. Volgens de zionist Max Nordau moest de zionist een ‘nieuwe spierenjood’ worden.
Warshawski bevestigt de analyse van Boyarin uit zijn eigen ervaring: nooit was hij zulke sterke tegenzin tegen traditionele joden tegengekomen als in Israël, herinnert hij zich. Bleek, zachtaardig en studieus, kreeg hij bij zijn eerste bezoek toen hij zich excuseerde tegen iemand op straat, van een stoere neef te horen: ‘Gedraag je niet als zo’n jidje, je bent niet in Straatsburg hoor!’
Nog verbijsterender is de ontkenning van de Nazi-genocide die in Israël - uit wrok tegen hun Ashkenazische overheersers - is ontstaan onder de Oosterse joden: Warshawski vertelt dat hij eens een college hield over Auschwitz voor een groep Mizrahim. Na een kwartiertje kreeg hij te horen: ‘Kom nou Michel, je bent goed opgeleid, je bent geen idioot, we dachten dat jij ons niet minachtte, dus waarom vertel jij ons dit sprookje over die zes miljoen? Die Ashkenazim willen ons doen geloven dat ze slachtoffers zijn, maar we trappen er niet in hoor! Zo lijkt de cirkel van onderdrukking en slachtofferschap gesloten.

Michel Warshawksi, Sur la frontière, Parijs: Editions Stock, 2002, 304 blz., € 20,00.
Daniel Boyarin, Unheroic conduct: The rise of heterosexuality and the invention of the Jewish man, Berkeley: University of California Press, 1997, 393 blz.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop