Feministe onder de loep

Bosch schetst Aletta Jacobs als een feministe met een grote staat van dienst, actief in een beweging die aan actualiteit niets heeft ingeboet, en die verwikkeld was in debatten die ook nu nog de gemoederen bezighouden: over feminisme en seksualiteit, feminisme en partijpolitiek, en feminisme in de Derde Wereld.
De bakermat van Jacobs lag in het ‘radicale noorden’, in een Gronings, sociaal-liberaal, deels joods milieu. Bosch laat zien hoe een netwerk van Groningse joodse artsen en prominenten haar ondersteunde om de eerste vrouwelijke arts van Nederland te worden. In Amsterdam werd Jacobs verder geholpen door een verwant netwerk van radicalen – niet in de laatste plaats door Carel Gerritsen, een vooraanstaande sociaal-liberaal politicus in Amersfoort en later in Amsterdam met wie ze zou trouwen.
Opmerkelijk voor een feministe die de biografie schrijft van een feministe: Bosch verhult niet dat Gerritsen soms eerder dan Jacobs actief was, bijvoorbeeld in het afwijzen van de reglementering van de prostitutie.

Seksualiteit
Door haar artsenpraktijk kwam Jacobs in aanraking met de nog middeleeuwse huwelijkswetgeving, met prostitutie, en met de ellende van vrouwen die te lijden hadden onder onophoudelijke zwangerschappen. Weldra speelde ze een voortrekkersrol in de strijd voor anticonceptie.
Bosch gaat uitvoerig in op de tegenstrijdige rol die Jacobs als arts speelde. Enerzijds droeg ze bij aan veranderingen die de geneeskunde humaner en socialer maakten, waarbij buiten haar ook andere vrouwen een rol speelden. Wie in die tijd als arts in opleiding te lang aan een bed stond te praten, ‘kreeg op z’n donder’. Toen Jacobs in 1876 in het Binnengasthuis in Amsterdam begon, werd het werk nog niet gedaan door verpleegkundigen, maar door zaalmeiden uit de strafkolonie Veenhuizen. Met het gratis spreekuur voor vrouwen vanaf 1882, waar geboortebeperking werd aangeboden, droeg Jacobs bij aan de feminisering van de gezondheidszorg.
Maar als arts trad Jacobs ook op tegen een rol voor onbevoegde leken. Ze zag anticonceptie deels als een eugenetische maatregel: door de grootte van het arbeidersgezin te beperken, kon een gezonder slag arbeiders worden voortgebracht. Het maakt haar conflict met de Nieuw-Malthusiaansche Bond in 1897 over het inzetten van leken bij anticonceptie begrijpelijk, evenals Jacobs aanvankelijke weigering om de Amerikaanse verpleegster en geboortebeperkingspionier Margaret Sanger te ontmoeten.
Toch is het maar één deel van het verhaal, want Jacobs zag anticonceptie ook als een middel om vrouwen seksueel te bevrijden. Daarmee koos ze een vooruitstrevend standpunt in een debat dat nog in de jaren 1980 onder feministen woedde: moesten vrouwen er vooral op uit zijn mannen seksueel te beteugelen? Of dienden feministen er naarà ernaar te streven vrouwen te emanciperen?

Kiesrecht
Even fel werd onder feministen vanaf de jaren 1890 het debat gevoerd over de verhouding tussen de strijd voor vrouwenkiesrecht en de strijd voor het algemeen (mannen)kiesrecht. Scheuringen in de vrouwenbeweging gingen gepaard met het proces waarbij de SDAP zich los maakte van het radicale milieu waartoe Jacobs behoorde. Ze bleef een trouw aanhangster van de sociaal-liberale Vrij Democratische Bond, en werd als derde geplaatst op haar lijst bij de kamerverkiezingen in 1918. In 1897 versloeg Pieter Jelles Troelstra bij de kamerverkiezingen Jacobs echtgenoot Gerritsen. Vanaf dat moment werd de VDB door de SDAP overvleugeld.
Op Troelstra kon de vrouwenbeweging niet rekenen, om een reden die hij in 1899 zelf verwoordde: ‘Het is ons allereerst te doen om het arbeiderskiesrecht. Het vrouwenkiesrecht bijv. is daaraan inferieur, het staat erbij achter, het is eraan ondergeschikt.’ (Vrouwelijke) arbeiders konden echter evenmin rekenen op de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VVVK), waarvan Jacobs presidente was. Soms leek het erop dat de VVVK genoegen nam met kiesrecht voor welgestelde vrouwen alleen.
In dit gevecht schipperde Jacobs tussen de sociaal-democraten en hun feministische tegenstanders. De ergste ‘damesfeministes’ scheurden zich in 1906 van de VVVK af, terwijl de pure ‘seksefeministes’ rond Wilhelmina Drucker in 1916 hun eigen organisatie vormden. Jacobs zei ‘voor menschenkiesrecht’ te zijn. Toch haalde ze haar VVVK eind 1905 uit het Nederlands Comité voor Algemeen Kiesrecht, ondanks allerlei concessies die aan de VVVK waren gedaan.

Ironie
Jacobs zag een blok van sociaal-democraten en de verschillende liberale stromingen als de beste waarborg voor vrouwenkiesrecht. De zogenaamde pacificatie van 1917, waarbij de SDAP en de liberalen overheidssteun toestonden aan het bijzonder onderwijs in ruil voor algemeen mannenkiesrecht - en daarbij het vrouwenkiesrecht lieten vallen - bracht haar een zware teleurstelling. Bosch merkt pakkend op dat die geroemde pacificatie ‘maar een halve oplossing van het kiesrechtvraagstuk’ bood, een voorbeeld hoe seksisme de ‘vaderlandse geschiedenis’ vertekend heeft.
Ironisch genoeg zorgde de geschiedenis er toch voor dat het vrouwenkiesrecht in november 1918 door de confessionelen werd ingewilligd. Toen ze de hete adem van de revolutionairen in de nek voelden, gingen ze overstag. Uit die hoek had Jacobs nooit iets verwacht; integendeel. Als vredelievende vrouw was ze tussen 1914 en 1918 druk doende met diplomatieke initiatieven naar de oorlogsvoerende regeringen, zonder ooit aansluiting te zoeken bij de Nederlandse antimilitaristen die onder revolutionair-socialistische leiding stonden. Sterker nog, in de zomer van 1918 huiverde ze bij de gedachte dat de revolutionair-socialist David Wijnkoop de Tweede Kamer zou gebruiken ‘als spreekbuis voor het canaille’.

Racisme
Jacobs plaatste haar feminisme, als een aspect van vooruitgang, ook tegenover de ‘primitiviteit’ van koloniale volken. Ze omschreef haar Zuid-Afrikaanse vriendin Olive Schreiner als een ‘negervereerder’ vanwege haar verzet tegen de apartheid. Vol lof uitte ze zich over het Nederlands kolonialisme: ‘Allen roemen de wijze, waarop (Indonesië) door Nederland geregeerd wordt.’ Terecht stelt Bosch dat Jacobs ‘wetenschappelijke feminisme’ voeding gaf aan ongelijkheid en racisme.
Jammer dat het boek voor vele geïnteresseerden te dik en te duur zal zijn. Er is teveel dat vooral voor vakgenoten interessant is, en de hoofdlijnen van Boschs betoog zijn niet altijd gemakkelijk te vinden. Toch verdient het boek een klassieker te worden in de Nederlandse geschiedschrijving.

Mineke Bosch, Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid. Aletta Jacobs 1854-1929. Uitgeverij Balans, 2005, 819 p. €37,50.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop