Opkomst van de bimbocultuur

Levy begon aan haar journalistieke artikelen die uitmondden in Female Chauvinist Pigs toen ze bij vriendinnen, bij haarzelf en in de media tegelijkertijd een aantal dingen waarnam waarvan ze vermoedde dat ze met elkaar te maken hadden, maar die ze in eerste instantie verwarend en onbegrijpelijk vond. Een vriendin begon opeens optredens van vrouwelijke naaktdanseressen te bezoeken en vond dat bevrijdend en speels. De actrices van de bioscoopfilm Charlie’s Angels –gebaseerd op de allereerste lekkere wijvenserie- gedroegen zich als typische softpornoactrices, maar spraken tegelijkertijd over sterke vrouwen en feminisme. Levy zelf, die op een universiteit had gestudeerd waar je bijna geschorst werd als je meisje en niet vrouw zei, was ondertussen op het woord chicks overgegaan. En net als de meeste van die chicks droeg ze inmiddels strings. De manier waarop het domme blondje –de bimbo- opnieuw de ideale vrouw was geworden werd ondertussen door veel critici gezien als een teken hoe ver vrouwen sinds het feminisme gekomen waren. Levy had haast het gevoel een spelbreker te zijn toen ze als journalist overdeze ontwikkleingen reportages begon te schrijven.

Mainstream
Levy laat zien hoe porno steeds meer een onderdeel van de mainstream van de Amerikaanse cultuur is geworden. Zo poseren Olympische atletes naakt voor de Playboy. Schijnbaar vinden ze dat dat meer prestige geeft dan atletische prestaties. In diverse Amerikaanse steden bieden sportscholen cursussen ‘cardio-striptease’ aan. Reality-TV programma's met een haremthema, als Who wants to marry a millionaire zijn razend populair. Tussen 1992 en 2004 steeg het aantal borstvergrotingen in de VS van 32.607 naar 264.041 per jaar en is die plastische chirurgie –ook in Nederland trouwens- een thema voor reality shows. Levy trekt uit deze en vele andere voorbeelden de conclusie: “Dit is ons establishment, dit zijn onze rolmodellen, dit is haute couture en lage cultuur, dit is sport en politiek, dit is televisie, dit is de uitgeverswereld en de popmuziek en de geneeskunde, en –goed nieuws! Als je erbij hoort ben je een sterke krachtige vrouw. Want we hebben besloten dat een geëmancipeerde vrouw haar seksualiteit openlijk uitdraagt en omdat het enige teken van seksualiteit dat we herkennen een directe verwijzing naar rosse entertainment is, hebben we de ranzige esthetiek van een toplessbar of een fotoreportage in voor Penthouse door onze hele cultuur gewoven.” Levy hier gaat nog niet eens zozeer te keer tegen het feit dat mannen wel eens van porno of van prostitutie genieten, maar tegen het feit dat vrouwen zich aan deze wereld spiegelen en er hun gevoel van eigenwaarde door laten bepalen.

Vrouwenbeweging
Opvallend is trouwens dat porno populairder is in conservatieve staten van de VS en dat juist oude hippies als Levy’s ouders zich het minst in de bimbocultuur herkennen. Toch heeft dit alles wel iets met de jaren zestig, de seksuele revolutie en het beginnende feminisme te maken. Zo verstrekte de oprichter van playboy, Hugh Hefner, geld om het befaamde proces Roe versus Wade –dat abortus in de VS legaliseerde- mogelijk te maken. Hoewel hij een uiterst conservatief beeld van vrouwen had, streed hij samen met delen van de vrouwenbeweging tegen wetgeving die de ontplooiing –maar ook de volledige exploitatie- van de vrouwelijke seksualiteit beperkte. Deze opportunistische alliantie tussen de vrouwenbeweging en de porno-industrie werd pas later ter discussie gesteld door feministes die fel tegen porno en prostitutie waren. Die anti-pornofeministes –zoals de eeuwig in een tuinbroek gestoken- Andrea Dworkin- worden vaak –ook door links- belachelijk gemaakt, maar ze waren wel de eersten die een thema als verkrachting op politieke agenda zetten. Sommige anti-pornofeminstes gingen op hun beurt weer een opportunistische alliantie aan met religieuze conservatieven die porno wilden verbieden. De discussie over porno leidde tot diepe verdeeldheid binnen de jonge feministische beweging en draaide haar uiteindelijk zelfs de nek om. Lewy laat aan het voorbeeld van de eerste nationale vrouwenstaking zien hoeveel echte power die beweging vrouwen gaf en dat haar ondergang niet onontkoombaar was. Terloops komt daarbij ter sprake dat kleine marxistische groepen soms een hele positieve rol in de vrouwenbeweging speelden.
Levy begrijpt dat veel jonge vrouwen, ook vrouwen die zich met het feminisme identificeren, zich verzetten zich tegen bepaalde aspecten van de cultuur van de feministische beweging van de jaren zestig. Maar ze citeert met instemming de schrijfster Erica Jong: “lovertjes op je tepels plakken en je borsten laten zien –ik bedoel, ik heb daar helemaal niets op tegen, maar laten we ons niet zo blind staren op tieten en konten dat we hier niet meer zien hoe ver we níet gekomen zijn. Laten we dat niet verwarren met echte macht. Ik vind het niet fijn als vrouwen voor de gek gehouden worden.” Terecht wijst Levy er op dit nieuwe bimbofeminsime respectabel is gemaakt door het postmodernisme, dat weigerde een onderscheid tussen hoge en lage cultuur te maken en juist daardoor de deur openzette voor de commercie.

One of the boys
Maar Levy ziet niet alleen ideologische en historische redenen voor de populariteit van de bimbocultuur. Ze wijdt ook een heel hoofdstuk aan het feit dat vrouwen zich in een mannenwereld alleen maar kunnen overleven door one of the boys te zijn. Omdat veel mannen zich neerbuigend uitlaten over vrouwen, weten vrouwen niets beters te doen dan zich ook neerbuigend uit te laten over “meisjesmeisjes” en zich te conformeren aan het verwrongen beeld dat veel mannen van vrouwen hebben. Ze worden female chauvinist pigs. Levy laat aan de hand van concrete voorbeelden zien hoe verwrongen vrouwen zelf hierdoor worden. En juist vrouwen die deze keuzes ter discussie stellen –zoals Levy- worden daarom door de bimbofeminsten keihard aangepakt als vrouwen die verslaafd zijn aan slachtofferschap. Dat Levy er de aandacht op vestigt dat dit bimbogedrag een praktijk van vrouwen zelf is laat trouwens zien hoe onterecht die kritiek is. Ze laat zien dat vrouwen ook zelf keuzes maken en een verantwoordelijkheid hebben wat betreft de manier waarop ze zich verhouden tot andere vrouwen. Aan de hand van voorbeelden uit de lesbische subcultuur laat Levy vervolgens zien hoe een mysogeen beeld van vrouwen eigenlijk overal gemeengoed wordt.

Conservatief
Levy wijst er op dat de regering Bush er voor zorgt dat de schooljeugd steeds meer aanbevolen wordt niet aan seks te doen. Hoe jongeren wel met seks zouden kunnen omgaan wordt hun niet meer verteld. Omdat pubers natuurlijk wel door seks gefascineerd zijn, spiegelen ze zich daarom steeds meer aan de rolpatronen zoals de commercie die hun voorschotelt. Veel meisjes in de VS weten daarom nauwelijks wat ze zelf leuk vinden aan seks, maar vertonen tegelijkertijd heel uitdagend seksueel gedrag. Het ideaal is om sexy te zijn, niet eens zozeer seksueel. Levy beschrijft de weerstand onder libertaire ouders tegen plannen om op een dure particuliere school die ze bezocht uniformen in te voeren. Maar die ouders gaan tegelijkertijd niet de discussie aan over de vraag waarom meisjes uit vrije wil op school in een outfit rondlopen, die door een jongen als het slettenuniform wordt omschreven. Het innerlijk, de onvrede van de meisjes over hun eigen seksuele leven, de manier waarop de meisjes het contact met hun eigen verlangens hebben verloren, wordt zo geen thema. En alleen omdat ze die zaken negeren, kunnen de bimbofeminsten ook beweren dat dat seksueel uitdegende gedrag een teken van emancipatie is.

Eenzaamheid
Ondertussen begint de bimbocultuur ook in Nederland aan te slaan. Waarbij ik me afvraag of de houding van veel progressieven ten aanzien van seks, niet tot dezelfde resultaten leidt als in het conservatieve Amerika. Voor veel van die progressieven is elk oordeel door de staat of door religieuze instellingen over seksualiteit paternalisme. Dat legt het oordeel bij het vrije individu, maar dat mag ook niet meer oordelen over een ander vrij individu, want dan maak het zich schuldig aan moralisme. Alleen de commercie aarzelt nooit om haar oordeel te geven over wat er goed en fout –qua uiterlijk, qua consumptiepatroon- aan mensen is. En porno, reclame en commerciële televisie idealiseren niet alleen dingen die we eigenlijk niet nodig hebben. Ze ontnemen ons ook de blik voor onze eigen verlangens en mogelijkheden. En als we niet meer weten wat we zelf willen worden we alleen maar meer vatbaar voor de commercie. Verslaving ligt zo om de hoek.
De angst van conservatieven om over seksualiteit te spreken, de angst van libertairen een oordeel over seksuele praktijken uit te spreken maakt dat mensen eenzaam en alleen staan tegenover de manier waarop de commercie onze verlangens invult. Het triomfalisme waarmee liberalen, postmodernisten en bimbofeminsiten benadrukken dat we allemaal onze eigen keuzes maken, verhult en legitimeert die eenzaamheid. Die eenzaamheid is tegelijkertijd goed te zien aan het fanatisme waarmee de bimbofeministen doorlopend roepen dat ze zo vrij zijn. Maar ook in de aarzeling waarmee Levy aan haar boek begon, geen spelbreker wil zijn. Want wie twijfelt aan de keuzes die andere mensen zo vrolijk en zo vrij maken, die maakt natuurlijk een gefrustreerde indruk.
In de laatkapitalistische cultuur eist het een zekere discipline om –samen of alleen- te bepalen wat je nu werkelijk zelf wilt. Doe je dat niet, dan is het vaak de commercie die onze verlangens invult. Voor iedereen die dat niet met zichzelf of mensen in zijn omgeving wil laten gebeuren, is het lezen van Female Chauvinist Pigs een absolute aanrader.

Soort artikel

Add new comment

Plain text

  • Allowed HTML tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web page addresses and email addresses turn into links automatically.
  • Lines and paragraphs break automatically.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop