Over de ruimte om te kiezen en te leven

Liberale critici willen doen geloven dat het nieuwe kabinet een omslag in het beleid markeert. Maar Nederland is al lang bezig een tuttig land te worden. Alleen wie geld heeft en zich ‘aanpast’ kan zich aan de bevoogding onttrekken. Links moet zich tegen de nieuwe tuttigheid en de bevoogding keren, maar zonder eenzijdig te gaan leunen op het valse, liberale individualisme van rechts.

Drugsbeleid
Hoogervorst, tot voor kort minister van Volksgezondheid, voorspelde onlangs: het gedoogbeleid wat betreft softdrugs verdwijnt in Nederland binnen tien jaar. Dat is geen geïsoleerd geluid. Henk van de Bunt, hoogleraar criminologie in Rotterdam, pleit in een recent artikel voor een discussie over de sluiting van coffeeshops. Wat hem betreft is dat geen radicale maatregel en dus bespreekbaar.
De opvattingen over drugs en drugsbeleid verschuiven. Lang overheerste in de Nederlandse politiek, zelfs in relatief conservatieve kring, de opvatting dat gedogen beter was dan criminaliseren. Die opvatting nam de afgelopen jaren in kracht af. Niet langer werd het denken over drugs bepaald door vrijzinnige opvattingen over de vrijheid van het individu of het recht op experiment. Pleidooien voor de volledige legalisering van alle drugs, dus ook harddrugs, waren lange tijd in brede kring onderwerp van discussie maar zijn nu verdwenen uit het politieke discours. Maar ook meer gematigde, pragmatische argumenten voor het Nederlandse gedoogbeleid zijn in invloed afgenomen, zoals bijvoorbeeld het pragmatische onderscheid, wat betreft schadelijkheid, tussen soft- en harddrugs. Als het over softdrugs ging, werd in brede kring een ‘relaxte’ houding aangenomen. De vraag is of deze houding het gevolg was van liberale desinteresse of van een terechte afwijzing van de staat als zedenmeester.,In ieder geval bestond er een grote mate van tolerantie.
Waar eerst de mogelijkheid bestond om op dancefeesten pillen te laten testen om vergiftiging te voorkomen wordt de afgelopen jaren op grote schaal door undercoveragenten gecontroleerd en worden regelmatig mensen opgepakt omdat ze drugs op zak hebben. Minder controle op de kwaliteit en een meer geheimzinnige, repressieve sfeer rond drugsgebruik in het uitgaansleven zijn het gevolg. Ook op andere vlakken zien de gevolgen van een veranderende kijk op drugs. Coffeeshops in de buurt van scholen moeten dicht; militairen is verboden in hun vrije tijd een jointje op te steken.
De verandering van toon en beleid laat zien dat de vrijzinnigheid rond drugs stevig onder druk staat. Dat heeft te maken met internationale verhoudingen: het Nederlandse gedoogbeleid staat haaks op de morele ideologie van landen als Frankrijk en de Verenigde Staten. Maar het heeft ook te maken met veranderde opvattingen over drugs en drugsgebruik, over welk gedrag acceptabel is. De samenleving is veranderd. Het normen- en waardenoffensief heeft effect gehad, ondanks weerstand vanuit de samenleving. Bovendien wordt minder waarde gehecht aan de waarde van een aantal van de ‘verworvenheden’ van de jaren zestig: het recht op experiment, het nut van de roes, drugs als een manier om te ontspannen. De druk op mensen is toegenomen: mensen moeten harder werken, meer scoren en geld verdienen. De luiheid en het hedonisme van een jointje past niet in zo’n samenleving.
Maar was de ‘vrijzinnige’ kijk op drugs ook niet te gemakzuchtig? Is de samenleving wel het best gediend met de laissez-faire benadering uit de ultraliberale Paarse jaren? De ‘alles moet kunnen’ mentaliteit gaat uit van vrij handelende, autonome individuen die zelf verantwoordelijk zijn en eigen keuzes maken. Die liberale ideologie waarin ‘eigen verantwoordelijk’ centraal staat, staat in schril contrast met een werkelijkheid waarin mensen door allerlei externe factoren – hun sociaal-economische positie; opleiding; opvoeding; afhankelijkheid van anderen; psychologische factoren – uiterst kwetsbaar zijn. De autonomie van het individu is onder de huidige omstandigheden vaak een volstrekte illusie. Alcohol- en drugsmisbruik is duidelijk groter onder sociaal kwetsbare groepen. Het kind dat in armoede opgroeit of wordt opgevoed door een aan drugs verslaafde moeder koopt niks voor de liberale keuzevrijheid. Getuigt de vrijzinnige kijk op drugs in liberale kring niet van een uiterst cynische desinteresse voor de vervreemding, het gebrek aan perspectief en de sociale uitsluiting die mensen naar de drugs doen grijpen?

Je bent jong...
Eenzelfde desinteresse bestaat er voor mensen aan de onderkant, zoals mensen die afhankelijk zijn van een uitkering. Ze worden afgescheept met een ongelooflijk klein bedrag waar niet normaal van te leven valt, maar worden wel onvoorstelbaar hard gestraft als ze zwart wat bij verdienen. Hun recht op privacy wordt geschonden door onaangekondigde, overigens vaak illegale huisbezoeken; ze hebben te maken met een slechte behandeling door ambtenaren van de sociale dienst, en ze zijn maatschappelijk afgeschreven. Het nieuwe kabinet komt met een voorstel voor een leer/werkplicht voor jongeren tot 27 jaar. Typisch zo'n maatregel die liberalen nooit noemen als ze klagen over overheidsbetutteling. Sterker nog, dit voorstel komt uit de liberale doos. Maar juist deze maatregel ontneemt jongeren vrijheid en autonomie. In de praktijk zal een leer/werkplicht betekenen dat van jongeren een totale beschikbaarheid geëist wordt. Hij of zij zal gedwongen worden ieder slecht betaald rotbaantje te accepteren. Onder de huidige omstandigheden leidt deze wet heel gemakkelijk tot uitbuiting.
De vraag is natuurlijk hoe de autonomie van jongeren zonder werk en zonder veel perspectief wel kan worden gerespecteerd. Dat gebeurt in ieder geval niet door ze aan hun lot over te laten. Leven van de bijstand is geen pretje. In ieder geval moet de uitzichtloosheid doorbroken worden: jongeren moeten zicht krijgen op volwaardig werk, voor een volwaardig inkomen. Links moet aan hun kant gaan staan om samen de strijd aan te gaan voor dit recht op werk, inkomen en perspectief. Dat is vele malen beter dan de ene na de andere repressieve maatregel te nemen die geen enkel probleem oplost en bovendien van het slachtoffer een dader maakt.

De ruimte, maar voor wie
In Nederland is de opvatting over de publieke ruimte flink veranderd. De opkomst van Fortuyn vijf jaar geleden had grotendeels te maken met een groeiende intolerantie voor de ander. Niet alleen de allochtoon die zijn achtertuin niet ‘fatsoeneerde’ moest het ontgelden, maar ook de zwerver, de verslaafde, de straatprostituee en de hangjongere. De shoppende, gehaaste mens wilde niet meer lastig gevallen worden door bedelende armoedzaaiers. De verdraagzaamheid tegenover jongeren die op straat hangen nam af. De onderkant van de samenleving – van heroïnehoer tot vervuilde dakloze – moest uit het zicht verdwijnen. In Rotterdam moesten de hoeren van straat en de Pauluskerk dicht. In Amsterdam bestond jarenlang een samenscholingsverbod op het Centraal Station.
Het ironische is dat de vertrutting van de opvatting over de publieke ruimte zoals en de gevolgen daarvan, zoals bedel- en samenscholingsverboden en de bestrijding van straatmuzikanten, alles te maken heeft met de neoliberale verwaarlozing van dezelfde ruimte. Nederland ís daadwerkelijk smeriger en slechter onderhouden omdat voortdurend is bezuinigd op publieke diensten. De politieke krachten die het sterkst een beroep doen op xenofobie in brede zin, de afkeer van en angst voor de ander, pleiten het hardst voor de neoliberale afbraak van publieke voorzieningen. De tragiek is dat door bezuinigingen aan de ene kant en versterking van populistische opvattingen aan de andere, repressie als enige beleidsmiddel voor mensen die buiten de boot vallen is overgebleven. Waar de sociaal werker is weggesaneerd, kan alleen de agent op een groep overlastgevende hangjongeren afgestuurd worden. Zoals de nozem vroeger, wordt nu de Marokkaanse jongere die op straat zijn vertier zoekt met een stel vrienden gecriminaliseerd. Of hij ook werkelijk voor overlast zorgt, doet er steeds minder toe. Voor de dakloze of de junk is al helemaal geen ruimte meer.
De intolerantie ten opzichte van de ander nam ook de vorm aan van een onvoorstelbare overheidsbemoeienis met Nederlanders van allochtone afkomst. De Rotterdamcode van het vorige Rotterdamse college, die ook in de participatienota van de nieuwe GroenLinks-wethouder aangepast terugkomt, spande de kroon. De Rotterdamcode riep Rotterdammers op zich aan bepaalde gedragsregels te houden, maar richtte zich qua toon en inhoud vooral op allochtonen, die blijkbaar in de ogen van het blanke stadsbestuur ondersteuning bij het vinden van fatsoensnormen nodig hadden.

In verbondenheid
Liberalen hebben gelijk als ze zich keren tegen een betuttelende overheid. Maar vrijheid is een relatief begrip. Wat liberalen niet zeggen is dat de vrijheid voor de een nog niet de vrijheid voor de ander is. Je hebt voortdurend met machtsverschil en ongelijkheid te maken – hét autonome individu bestaat onder de huidige verhoudingen niet. Het maakt nogal wat uit of je als jonge zakenman met een dik inkomen en een kasteel van een huis zo nu en dan een lijntje coke neemt, of dat je als werkloze zonder opleiding ‘s avonds depri op de bank zit met een jointje omdat je weinig perspectief ziet in je leven.
Links moet een visie ontwikkelen op thema’s als vrijheid en individuele autonomie. Het linkse verzet tegen een bevoogdende staat, tegen het zedenmeesterschap van de christelijke en sociaal-democratische voormannen is terecht. Maar een links antwoord keert zich ook tegen het blinde vertrouwen in de markt en tegen opvattingen over de autonomie van het individu die machtsverschillen en ongelijkheid tussen mensen ontkennen. Vaak wordt in discussies over individualisme, vrijheid en autonomie verwezen naar de jaren zestig. Een streven naar individualisme in verbondenheid past goed in die erfenis. De individuele autonomie van mensen betekent alleen iets als mensen echt de middelen hebben keuzes te maken. Dat sociale individualisme is onder de neoliberale verhoudingen vervangen door ‘cocooning’ – je terugtrekken uit de samenleving. Mensen worden in toenemende mate aan hun lot overgelaten. Wie geluk heeft en flink verdient kan inderdaad steeds eigen keuzes maken, maar doen dit steeds vaker zonder enige vorm van verbondenheid met andere mensen. Overheidsbemoeienis voelt voor deze geluksvogels al snel als betutteling. Maar het overgrote deel van de mensen heeft wel behoefte aan verbondenheid. Zij willen geen overheid die betuttelt, die de keuzevrijheid beperkt, maar een overheid die zorgt dat de vrijheid om te kiezen zo groot mogelijk is voor iedereen.

Add new comment

Plain text

  • Allowed HTML tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web page addresses and email addresses turn into links automatically.
  • Lines and paragraphs break automatically.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop