In reactie op Rob Lubbersen over Oktober

Het artikel van Rob eindigt met een reeks vragen over de actualiteit van de Oktoberrevolutie. Het debat is zo oud als de revolutie zelf, maar wordt nu inderdaad gevoed door beschouwingen over nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen (“het digitale tijdperk”, zoals Rob schrijft).

Het valt me daarbij op dat deze nieuwe ontwikkelingen impliciet vergeleken worden met een ‘vroeger’, waarbij je je kan afvragen of dit ‘vroeger’ ooit heeft bestaan, en zo ja wanneer: een samenleving gedomineerd door grote industriële bedrijven en openbare diensten, met diep ingewortelde vakbonden en sociaaldemocratische of communistische massapartijen. Als dit al ooit bestaan heeft, dan toch niet in de periode van de Oktober, maar eerder in de decennia na de tweede wereldoorlog (in België bekend als ‘the golden sixties’, in Frankrijk ‘les trente glorieuses’).

Vóór de tweede wereldoorlog kende België ook grote industriële bedrijven, maar met een zwak ingewortelde arbeidersbeweging, een keiharde naakte uitbuiting, en een grote sociale explosiviteit, die in de aanloop naar de tweede wereldoorlog leidde tot een totale ineenstorting van de sociaaldemocratie. Het interbellum doet meer denken aan de arbeidersklasse in de enorme industriële concentraties in Petrograd in 1917. Pas in het zog van de tweede wereldoorlog zou de arbeidersbeweging de vorm aannemen waaraan nu wordt teruggedacht als ‘de goede oude tijd’.

Ernest Mandel zei ooit dat twee ontwikkelingen het einde hebben ingeluid van de klassieke sociaaldemocratie: de auto, en de televisie. Dankzij de auto waren de arbeiders niet meer gebonden aan hun wijk of cité, en dank zij de televisie waren ze voor vermaak niet meer aangewezen op het Volkshuis.

Ik heb die ontwikkelingen in de jaren 1950 als kind nog meegemaakt. Ik herinner me onze eerste auto: mijn moeder eiste dat mijn vader zich zou houden aan de maximumsnelheid van 60 km per uur, terwijl mijn vader volhield dat de kilometerteller stuk was. Dat leidde tijdens de zondagse uitstapjes naar mijn grootouders tot de nodige bitsigheid op de voorbank. In het dorp van mijn grootouders had een enkel gezin toen al een zwart-wit televisie: de buren verzamelden zich daar om samen te kijken naar de legendarische televisieserie Schipper naast Mathilde. Toen ik later zelf op een kantoor werkte waren de afleveringen van De Collega’s, een andere populaire serie, op maandag het gesprek van de dag. Iedereen keek in de eigen woonkamer, maar omdat iedereen naar hetzelfde keek was het nog verbindend. Dat is wel veranderd.

Toch hebben deze individualiserende ontwikkelingen niet belet dat in de winter van 1969-1970 de Limburgse steenkoolmijnen zes weken plat gingen in een wilde staking die ganse het land beroerde (mijn politieke vuurdoop), wat gevolgd zou worden door een jarenlange opflakkering van stakingen en bedrijfsbezettingen.

Ik zeg wel eens badinerend dat in de meer dan 50 jaren van mijn volwassen leven er al bij al niet veel is veranderd. Als kind moest ik nog wel naar een WC buiten in de tuin, en werd ik gewassen in een teil met water verwarmd op de kolenkachel. Het is allemaal inderdaad wat comfortabeler geworden, maar waar gaat het eigenlijk over? Vroeger kocht ik LP’s in de winkel, nu luister ik op Spotify, maar zo anders is de muziek niet. Vroeger kocht ik een tweedehands encyclopedie bij De Slegte om informatie te verzamelen voor voetnoten bij artikels, nu denk ik dat de lezer het zelf maar moet googelen. Hoe fundamenteel zijn dergelijke ontwikkelingen?

Eén van de problemen is dat het debat makkelijk ondergesneeuwd raakt door hypes (“het einde van de arbeid”, “de robots nemen het over”), in een wedren om toch maar de eerste te zijn die cashed op nieuwe trends.

Nieuwe technologieën worden kritiekloos geïdentificeerd met maatschappelijke ontwikkelingen, alsof de pakjes van Amazon daadwerkelijk draadloos in je brievenbus belanden. De internet-giganten lijken toch vooral bezig met het verzamelen van informatie over consumenten en het bedenken van nieuwe vormen van reclame, een activiteit in wezen zo oud als de straat (misschien wijst de groei van deze activiteit wel op het groeiend probleem van de ‘realisatie’, de afzet van koopwaar, in het hedendaags kapitalisme). Er komen steeds meer vernuftiger apparaatjes om steeds weer hetzelfde te doen (spelletjes, muziek en film). Leidt dit op zich tot een sterkere binding van de mensen met de ‘vrije markt’? Worden mensen volledig in beslag genomen door het streven naar het bezit van de nieuwste smartphone? Of hebben deze apparaatjes simpelweg de rol overgenomen van koelkasten, wasmachines en stofzuigers?

Met nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen doelt men ook op nieuwe vormen van arbeid: flexibilisering, verzelfstandiging van bedrijfsonderdelen naar filialen, afbouw van hiërarchische lagen,… allerlei nieuwe vormen waarmee het kapitaal het oude streven voortzet grip te krijgen op de geest van de werknemer. Technologische innovaties (de informatica) hebben deze ontwikkelingen vergemakkelijkt, maar ligt daar ook de oorzaak? Moeten we die niet eerder zoeken in de omslag in de sociale krachtsverhoudingen in de jaren 1970-1980, toen de arbeidersbeweging niet in staat bleek eigen maatschappelijke alternatieven te ontwikkelen en door te duwen? ‘Moderne’ vormen van arbeid duiden als het onvermijdelijke gevolg van nieuwe technologieën is niet alleen onjuist, maar het werkt ook demoraliserend en verlammend.

In deze onmacht van de arbeidersbeweging speelt ongetwijfeld de erfenis van Oktober, of meer bepaald haar mislukking. Op het einde van de negentiende eeuw geloofde de arbeidersbeweging rotsvast in de opmars naar een nieuwe wereld, het socialisme. Het leek enkel een kwestie van tijd. De twintigste eeuw is de eeuw van de mislukking van deze hoop. In de plaats van het socialisme kwamen er bureaucratische gedrochten, de sociaaldemocratie en het stalinisme. Tegen deze traumatiserende mislukking zijn argumenten geen oplossing, enkel nieuwe ervaringen kunnen dit trauma overwinnen, wanneer socialisme een verdieping van de democratie blijkt. Maar argumenten helpen wel. In die zin is de balans van Oktober, wat het was en waarom het mis ging, vandaag paradoxaal actueler dan ooit. Het is de fameuze olifant in de kamer van de oude en nieuwe sociale bewegingen.

Op de keper beschouwd zijn sommige aspecten van het hedendaagse kapitalisme overigens een terugkeer naar de situatie waarmee de revolutionairen van Oktober werden geconfronteerd: ook toen was er geen ‘socialistisch blok’, ook toen overheerste de kapitalistische markt wereldwijd en quasi ongeremd. Zo krijgen debatten van toen een nieuwe actualiteit (alternatieven in één land, de keten en de schakels,….).

Soort artikel
Reactie van:

Anoniem

za, 11/25/2017 - 18:35

Dit doet me een beetje denken aan de conclusie van mijn biografie van Max Shachtman, inmiddels 25 jaar geleden: in sommige opzichten lijkt de wereld van nu (1993) op de wereld van 1917, toen de vakbeweging veel zwakker was, toen het kapitalisme een totaal griezelverhaal leek, maar ideeen over een mogelijk alternatief ontzettend vaag waren.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop