Naargeestig
In de Inleiding van het manifest wordt een beeld geschetst van een ideaal land: een land waarin iedereen die kan werken werkt en waarin er voor iedereen ook uitzicht is op werk, een beschaafd bestaansminimum, zorg, rust, ruimte en ontplooiing. Om dat land te bereiken moeten we wel eerst 'de naargeestigheid' van ons afslaan. Die naargeestigheid bestaat bijvoorbeeld uit de acceptatie van het gegeven dat er nou eenmaal in Nederland twee miljoen kanslozen zijn. Of uit de rechtse redenering dat het hebben of grijpen van kansen een 'eigen verantwoordelijkheid' is. Maar naargeestig zijn ook de 'linkse behoudzuchtigen' die een systeem in stand willen houden van 'bevoogding en disciplinering' en die te weinig oog hebben voor 'participatie en emancipatie'. Die behoudzuchtigen, dat zijn de 'insiders'. Insiders, dat zijn de oudere blanke mannen. Zij houden een stelsel overeind met 'schandelijk' hoge 'laagste loonschalen' en 'overmatige pensioenopbouw', een stelsel van 'paternalisme en kostwinnersdenken'. Zij vormen, net als de rechtse afbraakpolitici een obstakel voor de vrijmaking van de 'outsiders'. Outsiders, dat zijn de jongeren, de migranten en de vrouwen.
Scandinavisch model
Bij de modernisering van het sociaal beleid kiest het manifest voor een Scandinavisch model. Het Angelsaksische ('ieder voor zich') en het Rijnlandse model ('de brede verzorgingsstaat') worden afgezworen. Het eerste is onrechtvaardig, het tweede is vastgeroest.
Het Scandinavische stelsel, in het bijzonder het Deense, wordt ten voorbeeld gesteld. Dat 'combineert een goede inkomensbescherming met een flexibele arbeidsmarkt en een activerend arbeidsmarktbeleid'. Daar moeten we het voorlopig mee doen. En voor het bereiken van een gelukzaliger toestand moeten we vooral 'vertrouwen' hebben. Vertrouwen is in dit manifest een centraal strategisch begrip. We moeten de kwetsbaren vertrouwen geven 'om ongebruikt talent te benutten' zodat zij zich aan kansloosheid kunnen ontworstelen. En we moeten óók vertrouwen hebben in de bazen van deze maatschappij: 'Werkgevers onderschatten hun mogelijkheden om de economie te laten bloeien. Wij willen ze stimuleren en steunen.'
Inkomenspolitiek
Op het gebied van de inkomenspolitiek presenteert het manifest vier voorstellen.
Middels progressieve belastingen moeten de inkomensverschillen kleiner worden. 'Vooral de laagst betaalde werknemers dienen meer over te houden van hun werk.' Hoeveel meer wordt niet exact aangegeven. Ook de middeninkomens, rond de dertigduizend euro bruto, moeten het beter krijgen. Hoeveel beter, dat staat er niet bij. Tevens blijft duister hoeveel méér de hogere inkomens aan belasting moeten betalen en wat verstaan moet worden onder 'hogere inkomens'. Alles vanaf die dertigduizend euro bruto?
Een ander voorstel behelst het afschaffen van inkomensafhankelijke regelingen en het saneren van aftrekposten. Dergelijke regelingen zijn betuttelend en bureaucratisch. In plaats daarvan moet het minimumloon omhoog en de premie voor de zorg omlaag. Percentages en bedragen worden wederom niet genoemd. Aan alternatieven zoals een volksverzekering voor de zorg en gratis onderwijs worden geen woorden vuil gemaakt.
Vervolgens wordt flink uitgepakt in de richting van de 65-plussers en de babyboomers. 'Onder deze generatie heeft Nederland een forse staatsschuld en milieuschuld opgebouwd', dus 'We moeten "de prijs van grijs" op de juiste plek neerleggen.' Daarom: minder vakantiedagen voor de 45-plussers, meebetalen aan de AOW en flexibele pensionering. Behalve de financiële ruimte die dit oplevert en waarvan we mogen hopen dat het de jongeren ten goede komt, is dit voorstel vooral gericht op het stimuleren van langer doorwerken. Hoe dit te rijmen valt met de wens om de arbeidsmarkt te openen voor de instroom van jongeren is volstrekt onduidelijk. Terwijl in de grote steden veertig procent van de allochtone jongeren werkloos is, lijkt het bevorderen van het doorwerken door ouderen toch wat contraproductief. Klassieke instrumenten om het werk eerlijker te delen, arbeidstijdverkorting en juist meer vervroegde uittreding, komen in het manifest niet aan bod.
Gelijke kansen
Het tweede deel van Vrijheid Eerlijk Delen gaat over het kansrijker maken van de kanslozen in onze maatschappij. Daarbij wordt er vrij gemakkelijk aan voorbijgegaan dat lang
niet alle werkenden met een vast contract goede arbeidsvoorwaarden en een goede rechtspositie hebben. De scheiding tussen outsiders en insiders is niet zo scherp als het manifest ons wil doen geloven. En we kunnen allemaal van insider outsider worden.
In geen van de voorstellen zien we een direct raakvlak tussen (organisaties van) werkgevers en werknemers. Dit is een wel heel opvallend aspect van het stuk.
De rol van de overheid is in het stuk cruciaal. De overheid moet het leeuwendeel van de te nemen maatregelen op zich nemen. Dit lijkt logisch: als je politiek bedrijft en het accent ligt op het parlement richt je je pijlen als eerste op het deel waar je de meeste invloed op hebt.
Maar dit past niet erg bij de in het stuk bepleite individualisering. Als je echt voor individualisering bent, laat je een grotere rol voor het krachtenspel tussen werkgeversorganisaties en vakbonden en voor de individuele werknemer.
Het voorstel dat de werknemer maximaal één jaar heeft om zelf werk te vinden, in combinatie met een persoonsgebonden re�ntegratiebudget en het recht op een participatiecontract (werk) na één jaar (de overheid moet hiervoor zorgen) vormen samen een verslechtering voor de gemiddelde werknemer. Voor de zwakkeren op de arbeidsmarkt leidt dit tot een continu reïntegratietraject: werkloosheid afgewisseld door een flexibel baantje of een soort ID-baan. Sympathiek is het voorstel voor een persoonsgebonden reïntegratiebudget. Maar dit past ook in de huidige praktijk. Het voorstel vergroot de individuele vrijheid van de werknemer, echter zonder dat het de marktwerking van de reïntegratie aantast. Er wordt op dit moment veel geld verdiend aan reïntegratie van werkloze werknemers zonder dat dit leidt tot een verbetering van hun positie.
Minimumloon en ontslagbescherming
Eén van de voorstellen is ook om de minimumloonkosten voor de werkgevers te verlagen door de belasting te verlagen. Dit leidt tot een gedeeltelijk basisinkomen waarvan de laag geschoolde werknemer netto meer overhoudt. Het lijkt te mooi om waar te zijn: een win-win situatie voor zowel de werkgever als de werknemer. De vooronderstelling is dat 'voor werkgevers een flink deel van lager geschoolden niet productief genoeg is om het eigen loon te verdienen'. Productiviteit wordt hier gekoppeld aan de individuele werknemer. Dat speelt wel een rol, maar voor de werkgever is vooral de productiviteit van de onderneming als geheel van belang. Hoe meten we bijvoorbeeld de productiviteit van het management of van andere werknemers die niet direct in de productie zitten? De verwachting dat werkgevers hierdoor meer banen zullen scheppen, is in het verleden al vaker gelogenstraft.
In Aaneen, het blad van de ABVA/KABO, lichtte Femke Halsema de passages over de versoepeling van het ontslagrecht toe. Zij jokte dat in ruil voor die versoepeling de werkgever de verplichting heeft om te zorgen voor ander werk. Bij goede lezing blijkt deze strikte voorwaarde niet in het manifest te staan.
De versoepeling van het ontslagrecht is concreet terwijl de condities vrijblijvend zijn.
Eén van de mogelijke reacties is dat veel werknemers, als ze het kunnen betalen, zich zullen bijverzekeren. Dit is een effect dat we al bij eerdere verslechteringen hebben gezien, bijvoorbeeld bij de WAO. Een interessant en nieuw terrein komt braak te liggen voor de particuliere verzekeraars en het is een nieuwe stap in de uitholling van het collectieve element van de sociale zekerheid.
Terecht wordt aan het onderwijs een belangrijke rol toegekend. Hiertoe worden voorstellen gedaan om het onderwijs efficiënter te maken en de bureaucratie te verminderen. Er wordt aan de gemeenten een grotere rol toegekend bij het tegengaan van segregatie in het onderwijs, bij de bestrijding van schooluitval en onderwijsachterstanden. Dit zijn taken die veel gemeenten al op zich hebben genomen. De vraag is of dit voorstel iets toevoegt aan het verbeteren van de bestaande praktijk.
Ontspanning
Vrijheid Eerlijk Delen voorziet dat we harder er flexibeler moeten werken en studeren. Daarom moet er een ontspannen samenleving komen. Maatregelen buiten het werk zijn natuurlijk goed, maar primair dient de oorzaak van de gespannenheid te worden aangepakt. Een aantal van de voorstellen maakt de zaak alleen maar erger.
Het manifest wil de levensloopregeling vervangen door betere verlofregelingen. Het geld voor de levensloopregeling moet worden doorgesluisd naar kinderopvang, ouderschapsverlof, scholingsverlof en zorgverlof. Hieraan zijn twee dingen vreemd. Kinderopvang heeft niets met recht op verlof te maken! En eerder stoppen met werken is nu helemaal geen optie meer!
Vrijheid Eerlijk Delen wil tevens de arbeidstijden flexibeler maken. Cruciaal in dit voorstel is dat 'als werknemers daar zelf voor kiezen' werk buiten de normale werktijden of gedurende feestdagen mogelijk moet zijn. Zonder toeslagen. Nu is het zo dat een groot aantal werknemers voor ploegendienst kiest, niet omdat het leuk is, maar omdat er voor hen geen ander werk is en het extra geld van de toeslagen nodig is om rond te komen. Het voorstel gaat daar geheel aan voorbij. Werkgevers dringen al lang aan op afschaffen van de toeslagen. Voor je het weet zitten we ook in de kantoren in twee ploegen te werken, dat scheelt in de kosten. Zo wordt recht makkelijk een plicht.
In voorstel 14 wordt gepleit voor een algemene invoering van de brede basisschool.
Het motief is vooral om het werken voor vrouwen met kinderen aantrekkelijker te maken. Om dat ook te doen voor vrouwen met kinderen jonger dan vier jaar lanceert het manifest een voorstel om tevens de kinderopvang betaalbaar te maken. Dat moet met behulp van publieke financiering waardoor voor ouders slechts een 'bescheiden eigen bijdrage' rest. Ouders moeten een budget krijgen waarmee ze de kinderopvang naar eigen inzicht kunnen regelen. Hoe hoog dat budget is, of dat inkomensafhankelijk is en hoe een en ander wordt georganiseerd, publiek en of particulier, wordt in het midden gelaten.
Zeggenschap
Volgens Vrijheid Eerlijk Delen worden de meeste bedrijven en overheidsdiensten centraal en hiërarchisch geleid. Voor sommige (kleine) bedrijven zal dat misschien nog op gaan, maar veel bedrijven en diensten zijn in de jaren negentig gereorganiseerd. Daarbij is een gedeelte van het middenkader weggesaneerd en zijn meer verantwoordelijkheid en taken op een lager niveau neergelegd. Dat heeft zowel voordelen als nadelen. De schrijvers gaan volledig voorbij aan de discussie daarover (zie de site van Solidariteit, welke een groot aantal artikelen over dit onderwerp bevat).
Eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid op de werkvloer om de door het management gestelde doelen te halen, leidt eerder tot meer dan minder stress. Als er vertraging ontstaat, of als plotseling meer werk komt, moet je het zelf maar zien op te lossen. Dan is er de druk ook van collega's - om maar zoveel mogelijk uren te maken om de zaak draaiende te houden. Daarbij komt dat in de meeste organisaties de bezettingsgraad zo 'optimaal' is dat er geen rek meer in zit.
Opmerkelijk genoeg kiest Vrijheid Eerlijk Delen voor een centralistische oplossing als het om pensioenen gaat: een centraal pensioenfonds waarbij iedereen verplicht verzekerd is. Een interessant idee, maar de randvoorwaarden zijn niet uitgewerkt. Wie beheert het fonds? Hoe zit het met de AOW? Is er een verplicht bodempensioen of moet iedereen dat maar zelf bekijken?
Het manifest sluit af met een passage over de zeggenschap van de vakorganisaties. Het ingewikkelde voorstel om bij CAO-besprekingen te stemmen over de vertegenwoordigers en over de onderhandelingsresultaten door iedereen in een sector ondermijnt de positie van de vakbonden en de rol die zij kunnen spelen.
Wellicht is de internetvakbond van de Unie, waarvan je voor 10 euro per jaar lid kan worden, het ideaal. Maar de kans is groot dat door de verdere individualisering van de werknemers de arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden alleen maar slechter worden. Voor het formuleren van het gezamenlijk belang en het zonodig daarvoor eensgezind in actie komen is een onafhankelijke, georganiseerde en strijdbare vakbeweging vooralsnog een onontbeerlijk instrument.
Al met al
In Vrijheid Eerlijk Delen wordt afscheid genomen van oude idealen en zekerheden zonder dat er iets stevigs voor in de plaats wordt gesteld. Het punt is niet dat de oude verzorgingsstaat wordt uitgezwaaid, daar mankeerde genoeg aan. Punt is dat er op geen enkele manier meer een opening wordt gemaakt naar een fundamentele hervorming van de maatschappij. Er wordt geen enkel uitzicht geboden op een samenleving waarin niet langer de rijkdom maar de rechtvaardigheid regeert. Het socialisme verdwijnt in de prullenbak. De tegenstelling tussen kapitaal en arbeid wordt volkomen veronachtzaamd. De onmetelijke macht en rijkdom van de 'heersers der aard' blijft volledig buiten schot, ook in de meer praktische voorstellen. De tegenstelling kapitaal-arbeid wordt vervangen door een tegenstelling van insiders en outsiders. Oftewel: 'oude blanke mannen' versus 'jongeren, allochtonen en vrouwen'. De babyboomers hebben het gedaan! Zij bezetten de leuke banen, souperen de sociale fondsen op en blokkeren de toegang tot een beter bestaan voor de minder bedeelden. Niet de gezamenlijke strijd voor een andere maatschappelijke orde, niet de strijd tegen uitbuiting, maar de strijd tussen twee lagen bínnen de arbeidersklasse, wordt door het manifest op de voorgrond geplaatst. Niet verwonderlijk zijn daarom de voorstellen om vooral het 'teveel aan privileges voor insiders' aan te pakken. Het bijstellen van regelingen en voorzieningen voor een deel van de werkende bevolking naar beneden, dus. In hoeverre dat bijdraagt aan kansenvergroting voor de 'outsiders' is daarbij nog helemaal de vraag. Want het manifest mist niet alleen ambitie, het gaat ook mank aan onderbouwing. Boterzachte veronderstellingen moeten doen geloven dat de voorgestelde maatregelen daadwerkelijk verbetering zullen brengen in de positie van hen die nu stelselmatig buiten de boot vallen. Het meest pregnant komt dat naar voren bij het voorstel om de ontslagbescherming af te bouwen. Gaat dat betekenen dat hoogopgeleide arbeiders plaats maken voor lager opgeleiden? Onvoorstelbaar! Hier dansen de illusies! Dit gaat er op neerkomen dat die hoger opgeleiden door hun bazen makkelijker tegen elkaar kunnen worden ingeruild. De rat-race tussen hen zal worden aangewakkerd, met alle gevolgen aan stress en burn-out van dien, en het nettoresultaat voor lager opgeleiden zal miniem zijn. Omdat Vrijheid Eerlijk Delen evenmin rekening houdt met de bestaande machts- en krachtsverhouding is de kans levensgroot dat de verkeerden met de voorstellen of delen daarvan aan de haal gaan. Nog heel recent zijn de werkgevers, die van VNO-NCW en MKB, ook in het geweer gekomen om de ontslagbeperking aan te pakken. Zij zien een dergelijke maatregel als een sluitstuk van de door Balkenende gerealiseerde sloopoperatie op het gebied van de sociale zekerheid. In die context, in dat proces van afbraak van sociale voorzieningen, van de WAO, de WW, de pensioenen en de uitkeringen, is wat Vrijheid Eerlijk Delen doet: spelen met vuur.
Discussie
Over het algemeen is Vrijheid Eerlijk Delen niet al te best ontvangen. In de pers, van het Algemeen Dagblad tot en met HP/De Tijd, is het manifest gekenschetst als een ruk naar rechts. Vanuit de vakbeweging is Vrijheid Eerlijk Delen genadeloos neergesabeld. 'Naïef, ver afstaand van de realiteit, liberaal geneuzel', waren enkele kwalificaties uit de vakbondshoek. Ook binnen GroenLinks zelf heeft het stuk oppositie opgeroepen. In afdelingen en organen worden vragen opgeworpen. Zijn we bezig in het gat van D66 te springen? Maken we ons klaar voor een kabinet met de PvdA, CDA en misschien zelfs de VVD? Roel Berghuis, bestuurder van FNV Bondgenoten, heeft inmiddels zijn lidmaatschap van GroenLinks opgezegd met als motivatie: 'Dit zijn waanzinnige voorstellen, die halen de VVD rechts in.' Tof Thissen, lid van de Eerste Kamer voor GroenLinks, ziet in het manifest gegronde redenen om aan de poten van Femke Halsema als lijsttrekker te zagen. Op het landelijk congres van GroenLinks van 11 februari jongstleden in Tilburg kreeg de discussie over Vrijheid Eerlijk Delen, overigens in het verlengde van Vrijheid Als Ideaal, een nieuwe slinger. Besloten werd dat de tijd nu toch echt rijp is om het GroenLinkse beginselprogramma van 1992 te herzien en aan te passen. Dat belooft, met het vooruitzicht van de verkiezingen in 2007, op zijn minst een spannend debat!
Frans van der Vlugt, Jan Taat en Rob Lubbersen zijn lid van de SAP en actief in GroenLinks Den Haag. Lees ook het artikel van willem Bos over de campagne van GroenLinks rond het referendum over de Europese Grondwet: Wilders promoten en handjeklap met Van Baalen
Reactie toevoegen