De privatisering van de oudedagsvoorziening is een belangrijk project voor het rechtse kabinet Rutte 3. Welhaast een prestigeproject. Al vele sociale voorzieningen zijn onderworpen aan de markt: de ziektewet, de ziektekostenverzekering, de arbeidsmarkt, het vervoer, de energievoorziening, de media, enzovoort. Het heeft allemaal niet tot verbeteringen geleid en er is geen enkele aanleiding aan te nemen dat het met de oudedagsvoorziening, AOW en pensioenen anders zal gaan. In bijvoorbeeld landen als België, Duitsland, Polen en Zweden is het fout gelopen. Het wordt tijd de rechtse wind in Nederland af te stoppen.
De argumenten van het huidige coalitiekabinet zijn twijfelachtig en in ieder geval slecht onderbouwd. Zo is er bijvoorbeeld de stelling dat de jongeren straks financieel moeten opdraaien voor de vele ouderen, dat de vergrijzing de AOW en de pensioenen onbetaalbaar maakt en dat er een winst- en een verliesgeneratie zou ontstaan. Laten we eens grasduinen in de statistieken om er achter te komen hoe het werkelijk zit.
Demografische gegevens
Demografie is de wetenschap die zich bezighoudt met de opbouw, groei of afname van de bevolking en de geboorte- en sterftecijfers. Hieronder een bevolkingspiramide die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) opstelde.
Deze grafiek laat de leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking zien. Links in blauw de mannen. Rechts in paars de vrouwen. Opvallend is de uitstulping in de piramide die rond de leeftijd van 50 jaar opkomt: de babyboom. Deze begint 20 jaar eerder bij mensen die nu rond de 70 zijn. De uitstulping is over ongeveer 30 jaar voorbij, dan zal naar verwachting de piramide haar normale vorm weer aannemen. De demografie geeft geen of weinig aanleiding te veronderstellen dat de oudedagsvoorziening betaalbaarheidsproblemen geeft.
Daar tegenover staat het argument dat de levensverwachting hoger zal worden. Maar de betekenis hiervan is betrekkelijk. Ten eerste heeft een hogere levensverwachting weinig te maken met de vitaliteit van mensen. Als mensen ouder worden, dan wil dat zeker niet zeggen dat ze ook tot meer of langere arbeid in staat zijn. Ten tweede is de levensverwachting een sociaal bepaald verschijnsel. Dat wil zeggen dat die verwachting bij sociaal lagere maatschappelijke groepen aanzienlijk minder hard stijgt dan die van de hogere lagen en hoger opgeleiden.
Conclusie: puur op basis van de demografische gegevens is er geen aanleiding om de AOW leeftijd in Nederland te verhogen.
Arbeidsmarktontwikkeling
Een veel belangrijker argument voor een grote scepsis over de onbetaalbaarheid van de oudedagsvoorziening ligt in de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Immers de werkenden moeten vanwege het omslagstelsel van de AOW de premie betalen voor de ouderen die nu van de AOW gebruikmaken. Bij veel ouderen en relatief weinig jongeren zou dat een probleem kunnen vormen. Maar nauwkeuriger kijken, leidt tot een belangrijke nuancering. Ten eerste is dat de arbeidsproductiviteit. Dat is de hoeveelheid werk dat nodig is om een bepaalde welvaart in stand te houden. Door de technologische ontwikkelingen stijgt de arbeidsproductiviteit, dat wil zeggen dat er steeds minder arbeid nodig is om een welvaartsniveau vast te houden.
In onderstaande grafiek vertegenwoordigt de blauwe lijn de stijging van de arbeidsproductiviteit, twintig jaar tot 2015.
Deze lijn laat zien dat er aanzienlijk minder arbeid nodig is voor ons al hoge welvaartsniveau. De rode lijn is de loonvoet. Die stijgt minder hard dan de productiviteitslijn. De productiviteitsstijging komt dus al niet ten goede aan de arbeid. Een ontwikkeling die sterker tot uitdrukking komt in de arbeidsparticipatie: de verhouding tussen de beroepsbevolking en de totale bevolking. Daarbij is het van belang vast te stellen wat de beroepsbevolking is. Tegenwoordig gedefinieerd als de mensen tussen de 15 en 75 jaar die arbeid verrichten gedurende minimaal één uur per week en daarvoor een loon ontvangen.
Ieder weldenkend mens kan vaststellen dat dit een sterk overdreven beeld geeft. Vandaar dat er gesproken wordt van een bruto arbeidsparticipatie en die is in Nederland momenteel, ten tijde van hoogconjunctuur, 51 procent.
Arbeidsparticipatie
Opnieuw ter illustratie een grafiek van het CBS.
Te zien is dat de werkelijke arbeidsparticipatie in Nederland begint rond de 30 jaar en sterk daalt na het 60ste levensjaar. Effectief werken mensen dus zo'n dertig jaar. Maar dit is de bruto participatie. De netto participatie ligt een dikke 5 procent lager. De verhoging van de AOW leeftijd zal er slechts toe leiden dat de start voor jonge mensen vertraagd wordt. Langer doorwerken is dus volstrekt contraproductief en zal zeker niet leiden tot een grotere solidariteit tussen de generaties. Integendeel, het rendementen van langer doorwerken is lager en de sociale kosten worden maatschappelijk aanzienlijk hoger. Daarbij zullen jongere pas veel later in staat zijn een echte toekomst op te bouwen.
Misleiding en vervalsing
Noch de gegevens van de demografie, noch die van de arbeidsmarkt en de arbeidsparticipatie vormen een aanleiding voor de verhoging van de AOW-leeftijd. De financiële cijfers voor zowel de AOW als de pensioenen bevestigen dat.
De AOW kampt wel met een jaarlijks gat tussen premie-inkomsten en de uitgaven. Voor het jaar 2013 werden de AOW-uitkeringen geraamd op 33 miljard euro. De premie bedraagt 17,9 procent van het inkomen, het geraamde bedrag voor 2013 is dus 23 miljard euro. Deze cijfers zijn redelijk stabiel, hoewel ze iets verslechteren aan de kant van de inkomsten, per jaar een verschil van 10 miljard euro.
Hier is de aantekening nodig dat zelfstandigen niet of nauwelijks bijdragen aan de AOW, omdat ze geen premie volksverzekeringen betalen. De 'belasting toegevoegde waarde', btw, bedraagt jaarlijks 50 miljard. Dat is een vorm van belasting die de zelfstandigen moeten betalen Als daarvan zo’n 20 procent 'geoormerkt', exclusief gereserveerd, zou worden als AOW-premie, dan zou het gat van 10 miljard direct gedicht zijn. Het gaat dan niet om de verhoging van de btw, maar om het reserveren ervan voor de AOW. Natuurlijk zullen er vele mitsen en maren klinken, maar het gaat hier om wat 'de politieke wil' genoemd wordt. Met eenvoudige maatregelen is er geen betaalbaarheidsprobleem, het is slechts een kwestie van politieke keuzes.
Voor de pensioenen is de vervalsing van de werkelijkheid nog sterker. Het gat tussen de premies (27 miljard euro per jaar) en de trekkingsrechten (30 miljard euro, het gedeelte dat de mensen die recht hebben op pensioen jaarlijks uit de pot betaald krijgen) is nog veel kleiner. Daar zijn echter de rendementen over de beleggingen buiten beschouwing gelaten (minimaal 25 miljard euro per jaar). Er is dus geen probleem, anders dan dat de 'prudente', zich arm rekenende, overheid een rendement rekenrente van 1,5 procent vaststelt. Een percentage dat niet in de buurt komt van een reële rente, waardoor de pensioenfondsen zich arm moeten rekenen.
Slotconclusie: de regering Rutte, met steun van De Nederlandsche Bank, tracht ons over de oudedagsvoorziening zand in de ogen te strooien voor een akkoord dat op de lange termijn heel slecht zal uitpakken voor de sociale zekerheid van alle Nederlanders.
Dit artikel verscheen eerder op Solidariteit.
Reactie toevoegen