De Argentijnse opstand

De aanleiding voor de opstand is de economische crisis waardoor één op de vijf Argentijnen werkloos is en één op de drie onder de armoedegrens leeft. Op de achtergrond speelde het IMF een belangrijke rol in het ontstaan van deze economische crisis.
Al vanaf 1991 wordt de Argentijnse economische politiek feitelijk aangestuurd door het IMF. De toenmalige president Menem sloot een akkoord met het fonds waarbij Argentinië voor vele miljarden leningen kreeg. Daaraan gekoppeld was een programma van vergaande liberalisering van de economie: het vrij maken van de kapitaalsmarkt; het vrijwel volledig privatiseren van de staatssector; zware bezuinigingen op de overheidsuitgaven en de directe koppeling van de lokale munt (de peso) aan de Amerikaanse dollar. Als gevolg hiervan kwam een belangrijk deel van de Argentijnse economie in buitenlandse handen.
De koppeling van de peso aan de dollar ontnam de Argentijnse autoriteiten de mogelijkheid een eigen monetaire politiek te voeren en door het volledig opengooien van de kapitaalsmarkt werd het land een speelbal van internationale beleggers. Halverwege de jaren negentig ging het duidelijk mis. De Amerikaanse dollar steeg in waarde en de daaraan gekoppelde peso ging mee. Hoe hoger de dollar en peso stegen, hoe meer Argentinië werd overstroomd door de goedkope, vooral Braziliaanse import. In plaats van met Brazilië samen te werken om het Zuid-Amerikaanse handelsblok Mercosur te versterken, was Argentinië een sterke voorstander van het voorstel van de VS voor een vrijhandelzone voor Noord- en Zuid-Amerika.
Tegelijkertijd werd er niets gedaan om de inkomsten van de staat te vergroten (in Argentinië wordt vrijwel geen belasting betaald door de rijken) of om de kapitaalsvlucht aan banden te leggen. In totaal, zo is de schatting, staat er ongeveer evenveel geld van Argentijnen op buitenlandse rekeningen als de totale buitenlandse schuld van Argentinië (140 miljard dollar).
Gestaag zakte de Argentijnse economie steeds verder weg. Achter de façade van een sterke munt (door de koppeling aan de dollar), ging een groeiende werkloosheid, armoede en verpaupering schuil. Tot er in december gewoon niet genoeg dollars meer in kas waren om de zaak overeind te houden.
President De la Rúa besloot de ambtenarensalarissen met dertien procent te verlagen en beperkte de hoeveelheid geld die bij de bank opgenomen kon worden. Van de ene op de andere dag kwamen de mensen zonder geld te zitten en met name de middengroepen vreesde dat alles wat ze aan spaargeld en pensioenvoorziening op hadden gebouwd in rook op zou gaan. Toen sloeg de vlam in de pan en een massale protestbeweging dwong De la Rúa tot aftreden.

Werklozen aan de leiding
Opmerkelijk is dat de woede en de frustratie van de middengroepen zich nu ook richt op de twee grote partijen en het staatsapparaat in het algemeen en dat deze groepen een gezamenlijke beweging vormen met arbeiders en werklozen. Dat is wel eens anders geweest. Meer dan eens steunden de middengroepen militaire coupplegers.
Het brede en tegelijkertijd radicale karakter van de beweging is het gevolg van de opmerkelijke ontwikkeling van de sociale strijd in Argentinië in de periode voor de opstand. En met name van de werklozenbeweging die de afgelopen vijf jaar enorm aan kracht heeft gewonnen.
In sommige delen van het land is de werkloosheid opgelopen tot zestig procent. Hele volkswijken bestaan voor een groot deel uit werklozen. Voor een deel gaat het om voormalige arbeiders in industriële bedrijven (met vaak een aanzienlijke vakbondservaring), voor een deel om jongeren die nooit aan het werk zijn gekomen. De strijdvorm die hier is ontwikkeld is die van het massaal bezetten van snelwegen. In eerste instantie zette de regering de politie in en werden er verschillende ‘piqueteros’ door politiekogels gedood.
Deze beweging is gebaseerd op een regionale groep uit een of meerdere volkswijken waarin naast ervaren vakbondsmilitanten vooral jongeren en vrouwen een heel belangrijke rol spelen. De acties staan volledig los van de invloed van politieke partijen en de vakbondsbureaucratie en kenmerken zich door een vorm van directe democratie. Alle beslissingen worden op de blokkades genomen en daar worden ook de onderhandelingen gevoerd. De actievoerders weigeren om achter gesloten deuren te onderhandelen. De banen die op basis van de actie verdeeld kunnen worden gaan alleen naar mensen die op de blokkades actief waren.
Deze strijdvormen zijn een voorbeeld voor de hele beweging geworden. En op basis van dergelijke vormen van directe actie en directe democratie zijn de bestaande politieke partijen maar ook de vakbondsleiding feitelijk door de beweging overspoeld.

Tegenmacht
De huidige situatie in het land is prerevolutionair. De bevolking organiseert zich massaal in buurtcomités, werklozengroepen, volkscomités en organisaties en structuren met alle andere denkbare namen en vormen.
De heersende elite heeft haar krediet bij de bevolking verspeeld. De regering probeert samen met de leiding van de twee peronistische vakcentrales en de katholieke kerk greep op de ontwikkelingen te krijgen door een zogenaamde ‘multisectorale dialoog’ op te zetten, maar dat initiatief vindt nauwelijks weerklank.
De beweging ontwikkelt zich steeds meer als een tegenmacht met (het begin van) een eigen politiek programma: een stop op het betalen van de buitenlandse schuld; nee tegen het IMF; nationalisatie van de banken; hernationalisatie van de nutsbedrijven; een belasting op het speculatief kapitaal; het weer aannemen van alle ontslagenen; onmiddellijke voedselsteun aan de werklozen; het scheppen van een miljoen nieuwe banen; een minimumloon van 600 dollar; het intrekken van de wet op de flexibilisering van de arbeid; een einde aan de afsluitingen van water en elektra wegens wanbetaling; de onmiddellijke betaling van het geld van kleine spaarders; verhoging van de begroting van onderwijs en gezondheidszorg; gratis onderwijs; korting op de uitgaven voor het leger, de politie en justitie; bestraffing van de schuldigen aan de repressie; verlaging van de vergoedingen en de privileges van de politici. Ook de roep om een “vrije en soevereine constituerende vergadering’, wordt steeds meer gehoord.

Links
In tegenstelling tot de buurlanden Brazilië (met de Arbeiderspartij PT) en Uruguay (met het Brede Front) bestaat er in Argentinië geen brede radicaal linkse partij of beweging, die de politieke uitdrukking van deze beweging kan vormen. De Argentijnse arbeidersbeweging was veertig jaar lang een bolwerk van de peronisten, een autoritaire, populistische beweging die met het anti-imperialisme flirtte en weinig ruimte overliet voor onafhankelijk links. Een deel van links heeft zich ook volledig gediscrediteerd door ruim een jaar samen te regeren met ex-president De la Rúa.
Uiterst links in Argentinië is niet onbeduidend (bij de laatste verkiezingen haalde uiterst linkse lijsten ruim zes procent van de stemmen), maar kent een lange traditie van verdeeldheid en sektarisme. De meeste extreemlinkse groepen zijn fragmenten van de eens sterke ‘morenistische’ partij, een afsplitsing van het trotskisme die nauwelijks met andere stromingen samenwerkte en uit elkaar spatte na de dood van haar leider Nahuel Moreno. De uiterst linkse organisaties speelden in eerste instantie ook nauwelijks een rol in de opstandige beweging. De linkse parlementariër Zamora heeft wel sympathie gewonnen met zijn appel voor een nieuwe linkse beweging naar Zapatistisch model, maar veel concreets heeft dit nog niet opgeleverd.
De linkse politieke organisaties staan nu onder een geweldige druk om tot grotere eenheid te komen, zich effectief met de beweging te verbinden en zo een bijdrage te leveren aan het vormen van een werkelijk politiek alternatief in Argentinië.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop