De universiteit is aan het veranderen

Er is iets volkomen mis met de Nederlandse universiteiten: onze open en democratische universiteiten zijn veranderd in organisaties die zich als roofbouwkapitalisten gedragen. De tekenen zijn overduidelijk. Onzekere arbeidsverhoudingen, lange werktijden, heel grote onderwijstaken, en een nog grotere publicatiedwang kenmerken de dagelijkse arbeid van de academische staf. Studenten krijgen daarentegen te maken met te grote aantallen studenten in de collegezaal, minimale gelegenheid om vragen te stellen, meerkeuze-examens, overwerkte docenten en een afnemende kwaliteit van het onderwijs. Het academische landschap raakt uitgeput. Hoeveelheid is belangrijker dan kwaliteit geworden.

De invloed van de universiteitsraden van studenten en personeelsvertegenwoordigers is uitgehold. Universiteitsbesturen worden benoemd en gecontroleerd door externe raden (raden van toezicht), die bijna helemaal bestaan uit leden van de Nederlandse economische- en politieke elite en niet van de academische wereld. Als gevolg daarvan hebben de universiteiten ingezet op een privatiserings- en vermarktingskoers in termen van bedrijfsvoering (op hoeveelheid gebaseerde uitkomstmaten, bestuurders en (interim)managers die buiten de wetenschappelijke wereld worden geworven, een onpersoonlijke en hardere managementstijl), flexibilisering (een groeiend aantal arbeiders op kortlopende contracten, en toenemend gebruik van tijdelijke deskundigen en andere 'experts', pogingen om de arbeidsomstandigheden te verminderen en bijvoorbeeld de status van promotieonderzoekers te veranderen van arbeidscontractant naar beursstudent), en financiering (permanente reorganisaties en uitbesteding, beleggen in onroerend goed en riskante financiële producten).

De kritiek hierop is niet nieuw. Al vanaf de jaren 1990 zijn de ontwikkelingen rond de privatisering bekritiseerd en aangevochten. In de jaren 2000 is het steeds neoliberalere karakter van het hogeronderwijsstelsel terecht bekritiseerd, net als het neoliberale karakter van het beleid en de hervormingen van de universiteiten zelf. Verschillende organisaties en protestacties hebben deze ontwikkelingen gesignaleerd en bestreden. Sommige organisaties hebben algemene onderwerpen in het lager en hoger onderwijs aan de orde gesteld, zoals Beter Onderwijs Nederland, dat in 2006 is opgericht..

Andere organisaties zijn gericht tegen specifieke ontwikkelingen aan een universiteit, zoals de Verontruste VU'ers, die zijn voortgekomen uit een plaatselijke samenwerking van vakbondsleden, activisten en kritische werknemers en studenten, die vanaf 2011 actie voeren. (http://verontrust.wordpress.com). Vanaf halverwege 2013 brengt het Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten de kritiek op de organisatie en het functioneren van de Nederlandse wetenschappelijke wereld bij elkaar. Op verschillende universiteiten zijn academici en studenten bij elkaar gekomen om onafhankelijk van elkaar een kritiek op het plaatselijke en landelijke beleid te formuleren (onder andere aan de universiteiten in Tilburg, Nijmegen, Groningen en Utrecht).

Ondertussen is de landelijke leiding en het apparaat van de vakbeweging, hoewel veel van hun leden in de organisatie van het verzet op plaatselijk en landelijk niveau sleutelposten hebben bezet, zich nu ook steeds meer bewust van de urgentie en het belang van de problemen die zich voordoen. De grootste vakbond in het hoger onderwijs, Abvakabo, was bij de acties op de VU over het beurzenstelsel betrokken. De fusie van de Abvakabo met andere vakbonden in de landelijke federatie van bonden in een onverdeelde bond, de FNV, zal nieuwe mogelijkheden openen voor een democratisch bestuur van de vakbond en voor een meer uitdagende en progressieve houding.

De veel kleinere vakbond voor academisch personeel, VAWO, heeft ook kritiek op de flexibilisering van de arbeid aan de universiteiten en steunt de activiteiten van het Platform H-NU.

De problemen zijn dus bekend, de analyse en de kritiek is er al en er zijn verscheidene aanzetten tot verzet tegen de vernietigende slash-and-burn-strategie van universiteiten. Maar waar blijft de echte verandering?

De huidige protestbeweging heeft een aantal tekortkomingen. Ten eerste is het protest nog te versnipperd. Sommige organisaties zeggen dat ze op landelijk niveau werken om het academische protest te bundelen, maar schijnen nog maar op een paar plaatsen te functioneren. Andere organisaties hebben zich tegen plaatselijke ontwikkelingen verenigd en zijn er, ondanks pogingen hun protest in een landelijk kader te plaatsen, nog niet in geslaagd hun strijd en organisatie naar andere plaatsen uit te breiden. De tegenbeweging is ruimtelijk (verschillende universiteiten, plaatselijke en landelijke niveaus) en organisatorisch gefragmenteerd.

Ten tweede ligt er nog steeds te veel nadruk op praten en overlegstrategieën om de vernietigende realiteit waarmee we te maken hebben te keren. De oplossing wordt dus gezocht in het aanspreken van universiteitsbesturen (of hun organisatie, de werkgeversorganisatie VSNU) of politici. Het feit dat we ook (of misschien vooral) de ongelijke en ontspoorde machtsrelaties binnen wetenschappelijke organisaties aan de orde moeten stellen om veranderingen door te kunnen voeren, wordt vaak miskend.

Ten derde is de basis van de organisaties die nu de tegenbeweging vormen nog te klein. Er worden te weinig universiteitswerknemers en studenten gemobiliseerd, verbonden met of ook maar betrokken bij de strijd van deze organisaties. In de drukke dagelijkse werkelijkheid van het wetenschappelijke werk leidt dit niet alleen tot te weinig steun voor en betrokkenheid bij het doel om het academische landschap te veranderen, maar eenvoudig ook in te weinig organisatorische macht.

Dit is allemaal niet onvermijdelijk. Er zijn uitwegen die zullen leiden tot de opbouw van een sterkere tegenbeweging die werkelijk in staat zal zijn het neoliberalisme het hoofd te bieden dat onze universiteiten heeft veranderd. Hiervoor zijn verschillende dingen van belang. We zullen ons ervan bewust moeten zijn dat we niet alleen te maken hebben met (destructieve) ideeën en beleid, maar dat we te maken hebben met werkelijke machtsrelaties, met actoren (toezichthouders, politici, directeuren, managers, en bestuurders) die groot belang hebben bij het handhaven van de bestaande status quo met zijn destructieve neoliberale beleid. De betreffende mensen kunnen misschien wel meedenkend en redelijk zijn, maar zullen niet aan werkelijke verandering willen werken. De machtsrelaties en machtsstructuren zullen fundamenteel gewijzigd moeten worden om het wetenschappelijke landschap te kunnen veranderen. Dat betekent dat we naar democratisering moeten streven. Het academisch personeel, het ondersteunend personeel en de studenten zouden het bestuur moeten hebben over de universiteiten. Zo'n eis lijkt ver weg, maar is het enige reële antwoord op de bestaande problemen. Hierom is het nodig een beweging op te bouwen. We moeten er meer mensen bij betrekken, meer acties voeren en meer leden werven voor de organisaties die de tegenbeweging dragen. We moeten deze organisaties ook meer aan elkaar koppelen om hun programma's op elkaar af te stemmen en sterkere bondgenootschappen op te bouwen. En tenslotte moeten we de macht van de vakbonden mobiliseren, naar voren schuiven en strategischer inzetten –  waardoor we een radicaler programma voor arbeidsrelaties combineren met een agenda over de machtsstructuren aan de universiteiten en over de inhoud van het werk.

 

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop