Meer dan honderd checkpoints hebben de hoofdstad Islamabad in een fort veranderd. Andere grote steden zoals Lahore zien er hetzelfde uit - overal politie. Na elke terroristische aanslag slaan de autoriteiten weer groot alarm en worden er nieuwe wegblokkades opgericht. Ironisch genoeg beschreven officials en media diezelfde 'terroristen' kort geleden nog als 'mujahedin' die vochten voor de islam.
Na immense druk van de regering Obama heeft het Pakistaanse leger in verschillende delen van het land actie ondernomen. Het resultaat is een nieuwe golf van geweld en honderdduizenden vluchtelingen. Omdat ze na 11 september en de Amerikaanse inval in Afghanistan hun steunpunt aldaar verloren zochten fundamentalisten uit verschillende landen hun toevlucht in Pakistan. Deze mensen hebben twee doelen; om Pakistan meer Islamitisch te maken en om de regering te laten boeten voor hun nauwe samenwerking met Amerikaans imperialisme. Het zijn echter de gewone mensen die de prijs moeten betalen. Deze religieuze fanatici zijn de nieuwe fascisten in Pakistan. Ze geloven in de fysieke eliminatie van hun politieke tegenstanders. Ze mogen zich misschien voordoen als anti-imperialisten maar ze vormen geen progressieve kracht. Ze vormen een extreem-rechtse beweging die de klok terug wil zetten.
De religie van de staat
Pakistan staat ook bekend als de Islamitische Republiek van Pakistan. Religie is er onlosmakelijk verbonden met de staat. De grondwet en het juridische systeem zijn vergeven van de religieuze demagogie. Het grootste deel van het onderwijs is gekleurd door islamitische ideeën en zelfs in de wetenschap sluipt de religie naar binnen. Elke gift aan goede doelen eindigt in de kas van religieuze instituten. Religie is een manier van leven, het is niet weg te denken uit het dagelijkse leven.
De enige bestaansreden voor de Pakistaanse staat is het vormen van een staat voor moslims. Oorspronkelijk was het streven een seculiere moslim staat. Toen de staat in 1947 gesticht werd was het merendeel van de bevolking vrij van fundamentalistische opvattingen. Maar in de loop der tijd begon er een fundamentalistische ideologie wortel te schieten en werd de grond vruchtbaarder voor de fanatici die dromen van een islamitische staat.
Toen Rusland Afghanistan binnenviel in de late jaren zeventig besloot Washington dat het nodig was aldaar een binnenlands tegenwicht te creëren. Om in Afghanistan het 'communisme' te bestrijden ging de VS nauw samenwerken met de militaire inlichtingendienst ISI van de Pakistaanse dictator generaal Zia Ul Haque. Tientallen boeken vertellen het verhaal hoe de islamitische mujahedin en de voorlopers van de Taliban ontstonden in Afghanistan, met directe steun van de Amerikanen. De ISI had geen reden om hun steun aan deze guerrilla's te staken na het vertrek van de Russen in 1987. De Amerikanen verloren misschien hun interesse in de islamitische guerrilla's, voor de ISI bleven ze van nut in het conflict met India over de regio Kashmir.
Het wemelt in Pakistan van de religieuze partijen. De Jamaati Islami en de Jamiat Ulmai zijn slechts twee van de soennitische partijen die oproepen tot een Islamitische revolutie. Deze partijen leveren politieke steun aan de fanatici van de Taliban en Al Qaida.
De Amerikaanse tovenaarsleerling
Zelfs de Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken erkende de verantwoordelijkheid van Washington voor het versterken van de religieuze fanatici. Op 23 april 2009 verklaarde ze voor een een onderzoekscommissie van het congres over Afghanistan: 'President Reagan, met het door de Democraten geleide congres als partner, zei dat het het wel een goed idee zou zijn om zaken te doen met de ISI en het Pakistaanse leger en deze mujahedin te rekruteren. Er zijn goede argumenten waarom dat dit geen slechte investering was om de Sovjet Unie te beëindigen maar laten we voorzichtig zijn met wat we zaaien want we zullen ook oogsten'.
Maar het zijn niet alleen de Amerikanen die nu oogsten wat ze gezaaid hebben. Verschillende Pakistaanse regeringen stonden klaar om uit financieel hebzucht gehoor te geven aan de Amerikaanse wensen. Alle regeringen sinds 1978 waren nauwe bondgenoten van de Amerikanen, ook de dictatuur van Zia (1977-1988) of die van generaal Musharaf (1999-2008). Deze regeringen maakten het de fundamentalisten mogelijk om de religieuze scholen te bouwen die zo'n grote invloed gehad hebben op de religieuze cultuur in het land
De tactiek van de madrasas
Een van de belangrijkste manieren waarop de fundamentalisten Pakistaanse jongeren voor hun 'Jihad' proberen te winnen zijn de religieuze scholen, madrasas. Tijdens de dictatuur van generaal Zia ul Haque schoten deze als paddenstoelen uit de grond. Tegenwoordig vind je ze in heel Pakistan. Er zijn meer dan 15.000 geregistreerde madrasas, ongeveer de helft van deze staan in de regio Punjab. Volgens experts is het werkelijke aantal veel hoger; toen de staat in 2005 poogde de scholen te tellen weigerden velen zich te laten registreren.
De madrasas vonden een publiek onder de armen omdat ze gratis onderwijs boden. Het falen van de regering om voldoende gratis onderwijs te organiseren gaf de madrasas vrij baan. Pakistan heeft een van de hoogste percentages van analfabetisme ter wereld en de regering besteed minder dan drie procent van het budget aan onderwijs. Slechts de helft van Pakistanen kan lezen en schrijven, een vee lager percentage dan een land met een vergelijkbaar inkomen per inwoner als Vietnam. Volgens UNESCO cijfers gaat een derde van de kinderen in Pakistan niet naar school en van zij die wel naar school gaan verlaat een derde de school voor de vijfde klas. Het percentage meisjes dat naar school gaat is een van de laagste ter wereld, lager dan dit in Ethiopië of Jemen.
Madrasas vormen zo'n zeven procent van de basisscholen in Pakistan maar hun invloed wordt versterkt door het tekortschieten van het publieke onderwijs en de religieuze cultuur van het platteland waar twee-derde van de bevolking woont. Deze madrasas vormen de voedingsbodem voor fundamentalisme.
Meer dan 15.000 geregistreerde religieuze scholen bedienen 1,5 miljoen studenten en bieden werk aan meer dan 55.000 leraren. Voor 2002 waren er in Afghanistan volgens cijfers van het ministerie voor religieuze zaken niet meer dan 6000 madrasas. Na 11 september trokken fundamentalisten van Afghanistan naar Pakistan en kregen daar hulp van de religieuze coalitie MMA die het bestuur vormde van de regio's Baluchistan en North West Frontier Province. Het aantal madrasas nam snel toe. Tegen 2007 waren er rond de 13.00 geregistreerde scholen, verspreid over het land. Generaal Musharraf was een partner in de Amerikaanse 'war on terror' tijdens deze periode. Hij manipuleerde zowel de fundamentalisten als de Amerikanen. Tegen 2009 waren er 15725 geregistreerde madrasas in Pakistan.
De groei van religieus fanatisme
Tot 11 september vormden de fundamentalisten ongestoord een samenwerkingsverband met de ISI en de Amerikaans inlichtingendiensten. Na die dag veranderde het toneel. De 'mujahedin' waren nu 'terroristen' en Amerika wilde de groei van religieus fundamentalisme militair stoppen.
De groei van religieus fundamentalisme was niet alleen het gevolg van de machinaties van de Amerikaanse en Pakistaanse inlichtingendiensten maar ook van het complete falen van de civiele en militaire regeringen om de meest wezenlijke problemen van de lagere klassen in Pakistan aan te pakken. De opeenvolgende regimes hebben geen eind gemaakt aan de verstikkende greep van feodale omstandigheden, de brute uitbuiting van arbeiders door Pakistaanse kapitalisten, de vernedering van werkers en boeren, de onderdrukking van nationale minderheden of het misbruik van natuurlijke hulpbronnen. De Pakistaanse burgerij is er jammerlijk in gefaald democratische normen te vestigen. Dat is waarom elke keer dat het leger een civiele regering ten val bracht het grootste deel van de bevolking niet in verzet kwam.
Van onderhandeling naar oorlog
De huidige regering, gevormd door de Pakistan People's Party, heeft zich tegenstrijdig opgesteld jegens de fundamentalisten. In de Swat regio gingen ze van vredesonderhandelingen naar overeenkomsten over religieuze rechtbanken. De religieuze partijen leden een duidelijke nederlaag in de verkiezingen van 2008. In 2002 ontvingen ze 15 procent van de stemmen, in 2008 minder dan drie procent.
Vlak na de verkiezingen in 2008 koos de regering er niet voor om op basis van de massale afwijzing van de religieuze partijen de bevolking te mobiliseren tegen fundamentalisme maar begon in plaats daarvan te onderhandelen. Dit moedigde de fundamentalisten alleen maar aan en ze eisten dat in het Malakand gebied de sharia werd ingevoerd. De regering accepteerde deze eis en ondertekende een verdrag om het vast te leggen. Dit was een opsteker voor de fundamentalisten die verder gingen in hun pogingen om steeds grotere gebieden te controleren en steeds dichter bij Islamabad leken te komen.
De regering paniekte en koos in juni 2009, met volledige steun van de Amerikanen, voor een grootschalige militaire operatie. Het resultaat; 3,5 miljoen vluchtelingen en meer dan 5000 doden. De regering claimde de overwinning en vroeg de bevolking huiswaarts te keren. Maar het leger had geen definitieve overwinning behaald; de fundamentalisten hadden zich slechts tijdelijk teruggetrokken. Met hun infrastructuur nog intact konden fundamentalisten hetzelfde doen als de Taliban toen Afghanistan in oktober 2009 aangevallen werd; een militaire terugtocht en later opnieuw in actie komen. De vreugde over de overwinning op de fundamentalisten duurde nog geen maand. In oktober 2009 waren de fundamentalisten alweer in staat om het hoofdkwartier van het leger en verschillende opleidingscentra van de politie verspreid door het land aan te vallen. Het werd de bloedigste maand in lange tijd.
Veel seculiere politici in Pakistan steunen de militaire acties omdat er geen alternatief zou zijn. Maar militair optreden kan nooit een einde maken aan het fundamentalisme. Dat is zo in Afghanistan en dat is in Pakistan. Militaire acties kunnen hen slechts tijdelijk terugdringen. De fundamentalisten wijken uit en schakelen over op terrorisme dat niet uitgeschakeld kan worden door invallen in regio's die gecontroleerd zouden worden door de fundamentalisten. De militaire operaties in Malakand en nu in Waziristan hebben de fundamentalisten slechts naar andere regio's van Pakistan doen vertrekken.
Een strategie tegen het fundamentalisme
De militaire operaties worden voorgesteld als onmiddellijke stappen naar het uiteindelijk doel van het overwinnen van fundamentalisme. Op de lange termijn zou er meer aandacht moeten komen voor hervormingen en ontwikkeling van het land, zo beweren de seculiere politici. Dit zijn slechts praatjes om te camoufleren dat het beleid er slechts op gericht is de Amerikanen tevreden te houden. Er bestaan geen waterdichte schotten tussen onmiddellijke acties en het einddoel. Er moeten meteen radicale maatregelen genomen worden. Een eerste vereiste is de politieke wil om religie te scheiden van de staat. De aard van de Pakistaanse staat moet opnieuw onder de loep worden genomen. Religie kan niet de basis van een natie zijn. In de jaren zestig en zeventig scheurde Bangladesh zich al af, nu groeit de roep om onafhankelijkheid voor Baluchistan.
Er is een praktisch programma voor het bestrijden van religieus fundamentalisme nodig dat optreden tegen de zelfmoordaanslagen en tegen de slagkracht van de extreem-rechtse milities combineert met een overkoepelend plan voor economische, politieke en sociale acties. Deel van dit programma moet de nationalisering van de madrasas en het opnieuw opleiden van de leraren zijn. Het minimumloon in de publieke en private sector moet omhoog naar minstens 12.000 Rupees per maand.
Alle wettelijke discriminatie moet worden afgeschaft, alle burgers van Pakistan moeten gelijk zijn voor de wet. Op het moment maken wetten religieuze minderheden tot tweederangs burgers. De landelijke regering moet lokaal verzet tegen de fundamentalisten steunen. Maatschappelijke organisaties in gebieden waar fundamentalisten sterk zijn moeten volop steun krijgen. De staat moet hen helpen om lokale verdedigingscomités te versterken.
Alle vakbondsvrijheden moeten hersteld worden, er moet volledige vrijheid van meningsuiting en verzameling komen voor de vakbonden. Veel discriminerende wetten, zoals de blasfemie wetgeving, is nog steeds van kracht. Aangezien de regering niet van plan is een einde te maken aan deze discriminerende wetten die tijdens de militaire dictaturen werden ingevoerde moeten sociale bewegingen in actie komen voor het herstel van burgerlijke vrijheden.
De fundamentalisten zijn internationaal georganiseerd. De strijd tegen hen moet ook op dit vlak georganiseerd zijn. De Amerikaanse 'war on terror' voedt het religieuze fundamentalisme en wordt gezien als een oorlog tegen moslims. De bezettingen van Irak en Afghanistan geven de fundamentalisten een excuus voor hun terrorisme. De bezettingen moeten beëindigd worden. Een campagne voor een einde aan de bezettingen die elke steun de fundamentalisten weigert kan internationaal progressieve krachten samenbrengen. Het afkeuren van religieus fundamentalisme moet een inherent deel zijn van internationale campagnes.
We moeten ons tegen zowel bezetting als tegen fundamentalisme verzetten. Geen steun van de een tegen de ander. De strijd tussen fundamentalisten en imperialisme is er een tussen twee kwaden. In plaats van hierin partij te kiezen moeten we vechten voor een alternatief.
Farooq Tariq is woordvoerder van de Labour Party Pakistan
Reactie toevoegen