Op 30 oktober sprak Peter Drucker op een bijeenkomst, georganiseerd door de werkgroep Socialisten West-Brabant, over gender, queer en kapitaal. Hieronder de geredigeerde transcriptie van zijn verhaal.
Om te beginnen wil ik De Socialisten West-Brabant danken voor de uitnodiging en voor de titel die ze bedacht hebben, want die past perfect bij het verhaal dat ik wil vertellen, vooral het eerste woord van de titel: gender. Want gender lijkt me cruciaal voor het hele verhaal.
Ik wil beginnen met de vraag: wat heeft het socialisme met seksualiteit te maken? Dat is belangrijk want in Nederland hebben we een standaard verhaal vooral over LHBTIQ bevrijding. Dat verhaal gaat ongeveer zo: ‘Die mensen hebben altijd bestaan door de hele geschiedenis heen en ze zijn vaak vervolgd en gediscrimineerd, maar gelukkig is dat vooral in landen als Nederland steeds minder het geval, mensen komen erachter dat er niets onnatuurlijks of verkeerds is aan homoseksualiteit of transgender zijn. Kortom alles komt goed.’
Je kan vragen wat heeft dat standaard verhaal met het socialisme te maken? Of met de politiek in het algemeen? Je kan zeggen: dat is gewoon gezond verstand, voortschrijdend inzicht of zoiets. Maar volgens mij klopt dat verhaal niet echt. En om te begrijpen waarom het verhaal niet klopt, moet je een aantal andere dingen ook begrijpen.
Gender
Om te beginnen met gender en wat gender is. Gender heeft iets met geslacht te maken, met sekse, maar het is eigenlijk iets anders. Feministen stellen meestal dat geslacht grotendeels met anatomie te maken heeft, maar gender is vooral sociaal en cultureel. Het gaat dan om de maatschappelijke rollen die in verschillende samenlevingen aan mannen en vrouwen worden toegekend. Mannen en vrouwen hebben heel verschillende rollen in verschillende samenlevingen en wat vooral van belang is voor socialisten is dat gender iets heel specifieks heeft in het kapitalisme.
In de meeste samenlevingen in de menselijke geschiedenis is gender belangrijk voor het organiseren van de economie, van de productie. Bijvoorbeeld in duizenden jaren van samenlevingen van jagers/verzamelaars, waren het vooral vrouwen die verzamelden en mannen die de jagers waren. In feodale samenlevingen waren het vooral mannen die de gewassen verbouwden en vrouwen die verantwoordelijk waren voor allerlei huishoudelijke productie. Maar er is altijd sprake van een productieve categorie naast een reproductieve categorie.
Productie en reproductie
Maar in het kapitalisme is er voor het eerst in de menselijke geschiedenis een scherpe scheiding tussen productie en reproductie. Productie vindt in kapitalistische samenlevingen plaats in fabrieken, werkplaatsen, kantoren enzovoort, terwijl reproductie, huishoudelijke arbeid, de opvoeding en verzorging van kinderen en dergelijke thuis plaatsvind. Dat worden twee verschillende werelden en gender heeft daar veel mee te maken, want zowel mannen als vrouwen kunnen buitenshuis werken en dat gebeurt ook vaak, maar in de geschiedenis waren het meestal de vrouwen die het werk thuis deden. De reproductieve arbeid was vooral het werk van vrouwen in tegenstelling tot de productieve arbeid. Reproductieve arbeid is altijd even essentieel voor het functioneren van het kapitalisme en het voortbestaan van het kapitalisme als de productieve arbeid. Want mensen kunnen niet naar fabrieken en kantoren als er niet eten voor ze wordt gemaakt, als de kinderen niet grootgebracht worden en als ze oud worden of ziek moet er ook voor ze gezorgd worden en dat is traditioneel in kapitalistische samenlevingen werk dat allemaal door vrouwen wordt gedaan en dat essentieel is voor het voortbestaan van de economie.
Veranderingen
Maar met de tijd zijn er veel veranderingen geweest ook in het kapitalisme. Genderrollen liggen nooit vast en zijn heel veranderlijk en ze zijn met name heel verschillend geweest in drie verschillende perioden van het kapitalisme. Ik wil vooral de volgende tijdperken onderscheiden: 1. Het tijdperk van de industrialisatie en de verstedelijking, wat volgens historici ook het tijdperk is van de uitvinding van de heteroseksualiteit. 2. Het tijdperk dat door economische historici het tijdperk van het fordisme wordt genoemd, het grootste deel van de twintigste eeuw en dus ook het tijdperk van de tweede feministische golf en van de homobeweging. 3. Het tijdperk waarin we nog steeds leven, het tijdperk van het neoliberalisme.
In elk van die drie tijdperken heb je een ander soort organisatie van gender en als gevolg daarvan een andere vorm van organisatie van de seksualiteit. Hoe komt dat? Om te beginnen het tijdperk van de industrialisatie en de verstedelijking. Dan hebben we het in Europa vooral over de negentiende eeuw en eigenlijk vooral over de wat grotere industriële landen: Engeland, Duitsland en buiten Europa de Verenigde Staten. In Nederland kwam de industrialisatie wat later op gang en wat trager.
In al die landen zijn er grote gevolgen voor de vorming van gezinnen en voor de seksualiteit. Hoe meer het kapitalisme zich in deze periode ontwikkelt, hoe belangrijker de consumptie, dus het verkopen van producten, wordt voor de ontwikkeling en het voortbestaan van het kapitalisme. Het verkopen van producten moest, en moet nog steeds, vooral georganiseerd worden in gezinnen, in huishoudens, waar vrouwen traditioneel een grote verantwoordelijkheid dragen. Dat betekent dat de vorming van gezinnen steeds belangrijker werd voor het kapitalisme. Je hebt het belang van de vraag naar producten, dus de vraag naar producten moest en moet steeds meer gestimuleerd worden. Mensen moeten behoeftes hebben en moeten nieuwe behoeftes krijgen, zodat ze dingen willen en dingen gaan kopen die ze daarvoor niet hadden en die ze misschien helemaal niet echt willen of nodig hebben. Wil het kapitalisme als systeem overleven dan moeten de mensen steeds meer kopen en moeten er steeds meer producten komen. Dat kopen gebeurt grotendeels binnen gezinnen en de vorming van gezinnen wordt steeds belangrijker.
Romantische liefde
Naast de vraag naar producten zie je ook het stimuleren van de seksuele begeerte. In het verleden, in andere samenlevingen, moesten mensen trouwen en gezinnen vormen om te overleven, maar in de tweede helft van de negentiende eeuw werd het steeds belangrijker om de juiste partner, de juiste echtgenoot, de juiste man of de juiste vrouw te vinden en de romantiek werd steeds belangrijker bij de vorming van gezinnen. Dat was historisch gezien niet zo. In de middeleeuwen was er bijvoorbeeld onder de adel wel een begin van een cultuur van romantiek, maar dat had niets met het huwelijk te maken. De romantische liefde was in feodale samenlevingen verbonden aan het vreemdgaan, niet met de vorming van een gezin, niet met trouwen. Maar geleidelijk aan werd dat in het kapitalisme anders, eerst voor de middenklasse en in de negentiende eeuw zelfs voor de arbeidersklasse. En je krijgt een hele cultuur van romantische liefde die ook voor de arbeidersklasse steeds belangrijker wordt en steeds centraler komt te staan. En op dat moment komt, wat je kan noemen, de uitvinding van de heteroseksualiteit en het ontstaan van het begrip ‒ en het probleem van ‒ homoseksualiteit.
Dat was in de negentiende eeuw een nieuw begrip. Het feit dat mannen begeerte kunnen hebben voor andere mannen, of vrouwen voor andere vrouwen is natuurlijk niets nieuws, maar er ontstaat nu een vorm van seksuele identiteit: ik ben een homoseksueel, ik ben een lesbienne, dat is iets nieuws eind negentiende eeuw en ook het ontstaan van gemeenschappen van homoseksuelen en van lesbiennes was iets nieuws. In de periode van de verstedelijking had je ook opeens veel meer mogelijkheden voor ontmoetingsplekken voor mannen die op zoek waren naar andere mannen en voor vrouwen die op zoek waren naar andere vrouwen. Er kwamen seksuologen die als taak hadden om dit nieuwe verschijnsel te bestuderen en uit te leggen, en ook in die periode en daarmee verbonden had je het ontstaan van de eerste bewegingen voor homo emancipatie en feminisme en de eerste homo bevrijdingsgroepen, de zo genoemde Wetenschappelijk-humanitaire Comités, eerst in Duitsland, daarna ook in Nederland en er was een belangrijke band tussen die nog kleine beweging en de socialistische beweging die ook in die periode ontstond.
Socialisten
August Bebel, de grote voorman van de Duitse sociaal-democratie heeft een belangrijk boek geschreven over de emancipatie van de vrouw ‘De vrouw en het socialisme’ dat onder socialisten naast het communistisch manifest een van de meest gelezen boeken in die tijd was. En Bebel was ook de grote kampioen in de Duitse Rijksdag van de decriminalisering van homoseksualiteit. Die waarden waren belangrijk voor socialisten en dat had ook gevolgen voor de eerste socialistische revolutie in de wereld: de Russische revolutie.
De eerste bolsjewistische commissaris voor sociale zaken Alexandra Kollontai was een felle tegenstander van de soort romantische liefde die onder het kapitalisme was ontstaan en die de basis vormde voor de vorming van gezinnen. Zij zag de liefde als iets veel collectievers dat de basis moest leggen voor een collectieve organisatie van de huishoudelijke arbeid, de sociale reproductie. Ze had een visie van gemeenschappelijke keukens, gemeenschappelijke crèches, die vrouwen zouden bevrijden van de last van de huishoudelijke arbeid, die veel efficiënter zouden zijn en ook seksueel bevrijdend.
In dezelfde tijd zag je in sovjet Rusland de decriminalisering van homoseksualiteit er waren lesbische officieren in het rode leger, die een belangrijke rol speelden, je had de eerste experimenten met geslachtsoperaties. Kortom er is veel interessants te zeggen over seksualiteit in de Russische revolutie in de jaren 1920, waarover nog steeds heel weinig bekend is, zowel onder LHBTIQ mensen vandaag de dag als onder historici van de Russische revolutie. Dat is een betrekkelijk onbekend hoofdstuk van de geschiedenis, maar het duurde allemaal niet zo lang. Met de opkomst van het stalinisme zag je een grote draai, homoseksualiteit werd weer strafbaar, evenals abortus. Dat was ook de tijd van de opkomst van het fascisme waarvan de standpunten over gender en seksualiteit nog reactionairder waren. En in het algemeen had je in de burgerlijke democratieën decennia lang een periode van vrij consequente reactie en terugkeer naar conservatieve standpunten over gender en seksualiteit. En dat duurde tot de jaren 1960.
Welvaartsstaat
Toen had je een nieuw beweging, een nieuwe feministische golf en een nieuwe golf van homo-emancipatie, maar op een andere basis. Met minder banden met de socialistische beweging. Die ontwikkeling had meer te maken met ontwikkelingen binnen het kapitalisme. In die periode na de tweede wereldoorlog zag je een vrij sterke en snelle toename van de lonen van de arbeidersklasse samen met de toename van de productiviteit. En je had ook geleidelijk aan een belangrijke ontwikkeling van de welvaartsstaat. En dat was heel belangrijk voor gender en seksualiteit.
Vóór die tijd waren mensen in kapitalistische samenlevingen om te overleven heel sterk afhankelijk van hun gezinnen. Als je ziek werd, als je oud werd, moest je op je gezin terugvallen, op je ouders, op je broers, je zussen, je kinderen misschien. Maar met hogere lonen en meer sociale voorzieningen werd die afhankelijkheid wat minder. En dat betekende onder andere dat er ruimte was voor homoseksuele gemeenschappen, lesbische gemeenschappen. De opkomst van de tweede golf van de homo-emancipatie in bijvoorbeeld Nederland heeft daar alles mee te maken.
Ook op politiek terrein zag je ontwikkelingen als de gelijktrekking van de wettelijke toegestane leeftijd van homoseks met heteroseks. Dat was tot begin jaren zeventig in Nederland anders. Seks tussen mannen vooral was tot 21 jaar strafbaar en dat werd door de politie gebruikt om homoseksuelen in het algemeen te vervolgen. Dat werd in de jaren 1970 anders en in de jaren 1980 had je zelfs de aanname van de wet gelijke behandeling die in de privésfeer en op de werkplek de discriminatie van homo’s, lesbiennes en biseksuelen verbood.
Eind jaren 1960, jaren 1970, begin jaren 1980 waren ook jaren van opleving van de arbeidersbeweging en van radicaal links. Ook binnen de vrouwen- en homo- en lesbobeweging was er een radicaal-linkse stroming, met de ‘femsoc’ (feministisch socialistisch) stroming en groepen als de Rooie Flikkers. Die stroming bepleitte een bevrijding die verder zou gaan dan formele gelijkheid voor de wet, die stelde de mannelijke dominantie, de genderrollen en het kapitalistische gezin ter discussie.
Neoliberalisme
Maar met het ontstaan van het neoliberalisme kwamen we in weer een andere periode. Het neoliberalisme gooide op veel manieren roet in het eten. Zo wordt het over het algemeen niet gezien in Nederland, want mensen zien bijvoorbeeld een ontwikkeling als het openstellen van het huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht, als een logische gevolg van eerdere ontwikkelingen.
Maar als we naar de sociaaleconomische ontwikkelingen kijken, zien we wat anders. Het neoliberalisme is een periode van toenemende ongelijkheid in de samenleving. Dat was anders in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Je had toen een periode waarin de ongelijkheid wat minder werd, in de wereld en in specifieke kapitalistische landen. Maar sinds de jaren 1990 is die trend gekeerd en is de ongelijkheid weer toegenomen en dat heeft veel gevolgen voor ontwikkelingen zoals het homohuwelijk.
Ten eerste heb je voortdurende golven van bezuinigingen, het inkrimpen van de welvaartsstaat. Dat betekent dat mensen om te overleven weer afhankelijker worden van gezinnen. Sociale voorzieningen voor als je ziek of oud wordt, worden minder en precies op dat moment wordt het makkelijker gemaakt voor homo’s en lesbiennes om te trouwen, om gezinnen te stichten en op die manier voor zieke of oudere partners te zorgen. Dat past dus bij de privatisering van de zorg en de privatisering van de reproductieve arbeid in het algemeen en het heeft ook alles te maken met de toenemende ongelijkheid in de samenleving.
Het vormen van een cel, met wettelijke rechten en plichten heeft hele andere gevolgen voor mensen met geld dan voor mensen met veel minder geld. Bijvoorbeeld: als je veel geld heb en je overlijdt en je partner blijft achter is het heel belangrijk hoe hoog de successierechten zijn. Met het homohuwelijk zijn de successierechten veel minder als je partner overlijdt, dus dat is belangrijk als je een serieuze erfenis heb. Maar als je in de bijstand zit, zijn de gevolgen heel anders. Want een van de effecten van de bezuinigingen op de welvaartsstaat is dat mensen steeds meer de plicht hebben gekregen om te zorgen voor hun partners. Dus de uitkeringen worden minder als je een verdienende partner heb. Dus als je arm bent en sociale zaken weet dat je samenwoont met iemand (van het zelfde geslacht) die een baan en een inkomen heeft dan is dat slecht nieuws want je uitkering wordt lager.
Het verhaal over de ononderbroken vooruitgang voor de homo-emancipatie is dus minder simpel dan het lijkt. Je hebt ontwikkelingen die passen bij de negatieve aspecten van het neoliberale tijdperk waarin we zitten. Dat betekent ook dat er steeds grotere tegenstellingen zijn, binnen de gemeenschap of eigenlijk de gemeenschappen van LHBTIQ mensen. Want je heb mensen die heel graag willen trouwen, heel graag kinderen willen adopteren, heel graag gezinnen willen stichten zoals andere gezinnen. En je heb ander LHBTIQ mensen die dat niet willen.
Ik vind het natuurlijk een goede zaak dat mensen gelijke rechten hebben, dat ze als ze dat willen, kunnen trouwen, maar niet iedereen wil dat. Het past niet bij de behoeften van iedereen. Je heb bijvoorbeeld de niet-binaire mensen die zich niet echt thuis voelen als man of als vrouw, dus voor hen is de hele constructie van een man mag nu met een man en een vrouw met een vrouw trouwen niet zo relevant. Genderqueens en andere transgenders passen niet in deze visie van ‘normale’ patronen. Mensen in meervoudige relaties, en daar heb je er steeds meer van, mensen die kinderen hebben uit eerdere relaties, mensen die mede-ouders zijn met hun ex enzovoort. De constructie van één cel die verantwoordelijk is voor de kinderen en voor zorg, is niet erg passend voor mensen die een veel ingewikkelder leven, een veel ingewikkelder geschiedenis hebben. Daar worstelt de politiek mee op dit moment.
We hebben het over iets dat fundamenteel is voor een kapitalistische samenleving. Mensen worden echt bang, en dat is heel begrijpelijk, voor het schrikbeeld als je alles open gooit: wie zorgt dan voor de kinderen, wie zorgt dan voor de ouderen? De samenleving gaat het niet doen, de staat, de overheid gaat het niet doen, dus wie wel als het niet een normaal gezin, niet de familie is.
Relevantie socialisme
Al die vragen die opgeworpen worden in de werkelijkheid van de levens van mensen in het algemeen en LHBTIQ mensen in het bijzonder maakt het socialisme weer bijzonder relevant voor de seksuele politiek van nu. Want het zijn socialisten die de essentiële vragen van nu kunnen stellen, moeten stellen, over hoe de samenleving er uit moet zien. Hoe mensen collectief voor elkaar kunnen en moeten zorgen, zodat ze niet totaal afhankelijk zijn van hun partner, of hun ouders, of hun kinderen om te overleven. En je ziet dan ook dat onder de meest radicale queers, ook in Nederland, mensen die over het algemeen niet vertegenwoordigd zijn binnen links, veel van de radicale queers zich aangetrokken voelen tot uiterst links. Een partij als Bij 1 heeft een sterke aanwezigheid van radicale queers in hun gelederen en ze praten veel meer dan traditioneel links over dit soort seksuele politieke vraagstukken. Ik vind dat De Socialisten dat ook kunnen en moeten doen.
Zowel Bij 1 als De Socialisten hebben sterke en zwakke punten. De economische vraagstukken zijn over het algemeen niet de sterkste punten van Bij 1 op dit moment. Daarin zijn De Socialisten sterker vind ik en daarom zouden De Socialisten meer te bieden moeten hebben aan queers met lagere inkomens, mensen die worstelen met dit soort seksueel economische vraagstukken. Vooral nu, en ik spreek als iemand die jarenlang lid was van de SP, vooral nu we ons bevrijd hebben van het keurslijf van de SP. Want zoals ik uit eigen ervaring weet ‒ ik probeerde samen met anderen om binnen de SP dit soort zaken aan de orde te stellen ‒ is dat binnen de SP over het algemeen bijzonder moeilijk, omdat de SP vooral een partij wil zijn voor de ‘gewone Nederlander’ en natuurlijk is de SP voor homorechten, maar ja vooral voor de ‘normalere’ homo’s die niet te opzichtig zijn. En zodra we als werkgroep ‘rood voor roze’ allerlei voorstellen deden over LHBTIQ bevrijding, dan kreeg je bijvoorbeeld op de regioconferenties te horen, ‘ja nou, daar zijn wij niet tegen, maar of dit iets is voor het verkiezingsprogramma van een politieke partij?’. En ik hoop van harte dat er binnen De Socialisten meer ruimte kan ontstaan voor het voeren van dit soort fundamentele discussies.
In tegenstelling tot de visie die stelt dat de LHBTIQ-emancipatie in Nederland bijna voltooid is, is er enorm veel werk aan de winkel, ook en bijzonder voor queers bij De Socialisten. Om maar enkele voorbeelden te noemen: we moeten opkomen voor trans- en niet-binaire mensen, voor volledige erkenning van hun gekozen gender, voor respect voor hun gekozen namen en voornaamwoorden, voor gender neutrale toiletten, voor de zorgbehandelingen die ze willen en nodig hebben ‒ ook als een reden om gender in het algemeen ter discussie te stellen. We willen volledige erkenning en gelijkheid voor meervoudig ouderschap‒ ook als een reden om het kapitalistische gezin ter discussie te stellen.
We moeten ons verzetten tegen de inlijving van LHBTIQ-gemeenschappen door de staat en het bedrijfsleven‒ bijvoorbeeld door Dow, hoofdsponsor van Roze Zaterdag 2023, producent van napalm tijdens de Vietnamoorlog en nu eigenaar van de fabriek in India die verantwoordelijk was voor de Bhopal-ramp. Ook moeten we vechten tegen de opkomst van racisme, vooral anti-moslim racisme, en van extreemrechts onder LHBTI mensen en actief zijn als queers in de antiracistische beweging. Daarnaast is er een belangrijke strijd tegen ‘pinkwashing’ van bijvoorbeeld Israël en in solidariteit met Palestijnse queers. Genoeg te doen dus!
Reactie toevoegen