Griekenland en de noodzaak van een strategie van institutionele breuk

12.06.2015

‘De tragiek van Allende is dat hij het beroemde woord van Saint-Just niet heeft begrepen: wee de revolutionairen die halve revoluties willen maken. – Ernest Mandel

De onderhandelingen tussen Griekenland en haar schuldeisers, de EU en het IMF, naderen een beslissend punt. Op 30 juni eindigt het hervormingsprogramma dat de Europese instellingen met de vorige Griekse regering afsloot in ruil voor het ‘hulppakket’. Dan zal Griekenland dus weer geld nodig hebben om een faillissement te vermijden. Dat is ook het moment waarop Griekenland anderhalf miljard euro aan het IMF moet terugbetalen, nu Tsipras liet weten een niet betaalde schijf van 5 juni gebundeld terug te zullen betalen op het einde van de maand. Welke evaluatie kunnen we na 3 maanden onderhandelen maken? Kan je op basis van deze evaluatie strategische conclusies trekken en bestaan er misschien strategische alternatieven?

Onaangename verrassing

Op vrijdagavond 5 juni, gaf de Griekse premier Alexis Tsipras aan de Vouli, het Griekse parlement, een toelichting op de onderhandelingen van de afgelopen week. Op een uitdrukkelijke manier wees Tsipras de voorstellen van de schuldeisers, namelijk de Europese Unie, de Europese Centrale Bank en het IMF (tegenwoordig de ‘instellingen’ genaamd), af. Hij noemde de voorstellen ‘onlogisch’, ‘onrealistisch’, ‘een slechte onderhandelingstactiek’ en ‘een onaangename verrassing’. Hij pleitte voor ‘realistische’ voorstellen. Over het ‘compromisvoorstel’ dat hij zelf aan de ‘instellingen’ had gedaan, liet hij weten dat het geen regeringsstandpunt is, omdat ‘uit respect voor de onderhandelaars’ andere standpunten waren opgenomen.

Tsipras deed er zeker goed aan het parlement bijeen te roepen in plaats van nog meer topoverleg te voeren in Brussel, waartoe hij was uitgenodigd. Want het is algemeen bekend dat zijn regeringspartij Syriza hem hierin niet unaniem volgt. Het door Tsipras en Varoufakis ondertekende principeakkoord met de ‘instellingen’ van februari werd toen door 40% van het centraal comité, het leidend orgaan van de partij, inclusief de voorzitter van het parlement, verworpen. In een stemming in dit zelfde centraal comité eind mei haalde een motie van het Links Platform, die uitdrukkelijk een breuk bepleit met de kredietverleners, te beginnen met het niet betalen van de schuld, net geen meerderheid.

Maar in een meerderheidsmotie werden wel de volgende vier breekpunten opgenomen: een laag primair budgettair overschot, geen verdere bezuinigingen op lonen en pensioenen, herstructurering van de schuld en een belangrijk budget voor openbare investeringen. Als het voorstel van de ‘instellingen’ zoals het nu dus voor ligt ter stemming zou worden voorgelegd aan het parlement zouden, gezien de nipte meerderheid van de regerende coalitie, slechts 12 stemmen hoeven te ontbreken om er voor te zorgen dat het verworpen wordt, en dat weet Tsipras.

Men kan deze linkse krachten binnen Syriza ook geen ongelijk geven. Terwijl de Europese instellingen en het IMF er alleen op uit zijn de Griekse regering een nieuw memorandum te laten aanvaarden, wat neerkomt op nieuwe leningen en nieuwe besparingsplannen om te garanderen dat de ‘reddingsfondsen’ die de vorige regeringen leenden bij het IMF en de Europese instellingen – samen zo’n 240 miljard euro – blijvend afbetaald worden, won Syriza de verkiezingen in januari juist op basis van een uitdrukkelijke verwerping van een nieuw memorandum.

Op 5 juni liet Tsipras via Twitter het volgende weten: ‘Samengevat zijn de strategische doelstellingen van de regering de volgende: een laag primair overschot (1), herstructurering van de schuld en de bescherming van pensioenen en reële lonen’. Met deze eisen die gelijk lopen met de meerderheidsmotie van het centraal comité van eind mei, vat Tsripas eigenlijk samen wat momenteel voor discussie zorgt tussen zijn regering en de ‘instellingen’.

Wat de pensioenen betreft willen de ‘instellingen’ geen verhoging van de uitkeringen, de afschaffing van bijkomende pensioenrechten en het optrekken van de pensioenleeftijd tot 67 jaar in 2020. Op het vlak van de arbeidsmarkt willen de ‘instellingen’ een verregaande hervorming van het arbeidsrecht en de loononderhandelingen en de ‘opening’ van bepaalde ‘gesloten’ beroepsgroepen, de mogelijkheid om eenzijdig over massaontslagen te beslissen en de inperking van de rol van vakbonden bij de totstandkoming van arbeidsovereenkomsten.

Wat het primair overschot betreft, dat de schuldeisers zo hoog mogelijk wensen, zogezegd om hiermee de leningen af te betalen, zou Griekenland 0,8% van het BBP eisen voor dit jaar, oplopend naar 1,5% volgend jaar. De eis van de instellingen bedraagt echter tussen de 3,5% en 4,5%. De herstructurering van de schuld waarnaar Tsripas verwijst staat zonder meer in contrast met eerdere uitspraken waarin hij duidelijk maakte dat Griekenland ‘getoond heeft dat het haar externe verplichtingen wil vervullen’.

Duidelijke tegemoetkomingen

Men kan zich afvragen wat de precieze betekenis was van deze speciale parlementaire zitting, die nauwlettend gevolgd is door de Europese commissie en de ECB. Heeft Tsripas duidelijk proberen te maken dat voor hem de maat vol is, waar voor hem de grens of de ‘rode lijn’ ligt? Of probeerde hij hiermee steun te vinden bij zowel het parlement als de publieke opinie alvorens zich met een harde positie terug naar de onderhandelingstafel te begeven, om uiteindelijk te eindigen met onvermijdelijke toegevingen?

Optimisten zullen allicht uitgaan van het eerste scenario. Volgens sommigen zijn er echter redenen om hieraan te twijfelen. Één van de interessante stemmen in dit kamp is Panagiotis Sotiris, professor politieke en sociale filosofie aan de universiteit van Agean in Mytilini en tevens één van de leiders van de het antikapitalistisch front Antarsya, dat zich links van Syriza bevindt. Om zijn bedenkingen toe te lichten zal ik me baseren op een interview uit het laatste kwartaalblad van het Belgische Collectif Solidarité Contre l’Exclusion, Ensemble!, een interview door de Franse nieuwssite Mediapart dat terug te vinden is op zijn blog en een artikel van zijn hand dat gepubliceerd is op de website van het Franse kwartaalblad Contretemps. Alle hierna volgende citaten van Panagiotis Sotiris komen dus uit deze drie teksten.

Voor Panagiotis Sotiris vormt de onwil van de huidige machthebbers in Athene om een strategie van een breuk met de Europese Unie uit te stippelen een belangrijke hindernis. Het succes van Syriza valt voor hem te verklaren door de ingrijpende veranderingen die het land sinds 2009 door heeft gemaakt: ‘een sociale crisis die zijn gelijke niet kent sinds de Tweede Wereldoorlog, een rampzalige achteruitgang van de lonen, de sociale rechten, enz.’ Volgens een zojuist verschenen onderzoek hebben de Griekse gezinnen bijna 40% van hun inkomen verloren in de laatste 5 jaar, en leeft éénderde van de bevolking (31,1%) in armoede. Dit was de voedingsbodem voor het massale volksprotest dat zijn hoogtepunt bereikte tussen 2010 en 2012. De originele eenheid, zowel tussen diverse strijdvormen als tussen diverse sociale al dan niet georganiseerde groepen resulteerde in een mobilisatie van ongekende omvang.

Dit heeft een aantal politieke barsten veroorzaakt en tot dan toe ongekende mogelijkheden: ‘tot op het punt dat de kwestie van de staatsmacht gesteld werd’. Wat de sociale druk betreft had de sociale beweging namelijk tussen 2010 en 2012 werkelijk het onderste uit de kan gehaald om de bezuinigingsregeringen op andere gedachten te brengen. Omdat deze regeringen blindelings en op een totaal ondemocratische wijze de dictaten van de ‘instellingen’ bleven uitvoeren, zonder rekening te houden met het volksprotest, groeide de noodzaak voor een politieke breuk. Omdat Syriza de enige linkse en geloofwaardige kracht was die de electorale uitdaging aankon en er in slaagde zich te profileren als de belichaming van dit alternatief groeide haar aanhang vanaf 2012 aanzienlijk.

Volgens Sotiris evolueerde Syriza echter steeds meer naar een zogezegd ‘realisme’ in haar discours naargelang het verwerven van de macht tastbaarder werd. Tezelfdertijd zorgde de uitputting van de sociale strijd voor een teruggang van de mobilisaties. Deze lichte afwijking is zich blijven doorzetten met het electorale succes van 2015 en daarvoor bij het aannemen van het programma van Thessaloniki in 2014: ‘Een ‘sociaal reddingsprogramma’, in feite heel bescheiden en al minder radicaal. Maar onze voornaamste kritiek gaat hier niet over. Het ergste is dat zelfs dit gematigd programma, volledig verenigbaar met de ‘fiscale plichten’ en een zekere doorzetting van de bezuinigingspolitiek, door Syriza opgegeven werd om zich aan te passen aan de eisen van de Europese Unie en het IMF. In elke aflevering van de lopende onderhandelingen met de ‘Instellingen’ – eigenlijk de heropgesmukte oude Trojka – hebben we duidelijk kunnen vaststellen dat dit programma niet in praktijk zou kunnen worden omgezet. Trouwens, de Griekse regering zelf steekt dit niet meer onder stoelen of banken’.

‘Wat momenteel aan het gebeuren is, is geen onderhandeling. Dit is afpersing. Anders gezegd, het doorzetten van de bezuinigingen en de totale toepassing van het neoliberale programma […] Wat ze (de instellingen, nvdb) eisen is gewoonweg een capitulatie, de absolute ontkenning van het programma van Thessaloniki. Met inbegrip van de meest elementaire aspecten op het vlak van humanitaire noodzaak! Ten opzichte van deze meedogenloze onverzettelijkheid heeft de regering Tsipras al duidelijke tegemoetkomingen gedaan’, aldus Sotiris.

Proces van institutionele transformatie

Voor Sotiris moet men begrijpen dat het met de ‘instellingen’ ondertekende akkoord op de eerste plaats niet dient om te garanderen dat de schuld wordt terugbetaald, noch om een ‘fiscale voorzichtigheid’ te verzekeren: ‘Het eerste doel is het herbevestigen van het absolute recht van de Europese Unie om de economische en fiscale politiek van elke lidstaat, niet alleen van Griekenland, te dicteren. Zelfs al is Griekenland duidelijk de proeftuin geworden van dit ‘Europese bestuur’. Ze willen met andere woorden een onverbiddelijke en niet onderhandelbare ‘disciplinaire bewaking’ opleggen. Het is slechts voor deze prijs dat ze bereid zijn hun fondsen te verlenen’.

We mogen de inhoud van de onderhandelingen volgens Sotiris niet beschouwen als simpele budgettaire maatregelen want er worden fundamentele structurele hervormingen afgedwongen die neerkomen op ‘een algemeen offensief tegen elke vorm van een sociale staat […] en een permanente onder voogdijstelling die inhoudt dat afstand wordt gedaan van elke vorm van soevereiniteit op het nationale niveau’. Dit verlies aan soevereiniteit heeft alles te maken met de vorm die de huidige Europese integratie aanneemt: ‘wanneer de markten de dominante vorm worden waarin de verhoudingen en de cohesie plaatsvinden op het Europese niveau, dan wordt het autoritaire en bestraffende bureaucratisme de enig mogelijke bestuursvorm’.

Voor Sotiris toont de huidige impasse aan dat het uit de eurozone stappen de enige manier is om deze soevereiniteit terug te winnen. En dit is volgens hem geen technische kwestie of een keuze tussen monetaire opties: ‘De terugkeer naar een nationale munt is niet alleen de bescherming tegen de veralgemeende sociale dumping en de structurele ongelijkheid binnen de eurozone. Het is vooral het herwinnen van democratische controle op de economische en sociale politiek en de noodzakelijke bevrijding van alle dwangmiddelen en interventievormen die opgenomen zijn in de Europese verdragen en de regelgeving over het Europese economische bestuur’. De euro is voor hem ‘het nationalisme van het kapitaal’ en het herwinnen van de monetaire soevereiniteit is een vorm van ‘volksinternationalisme’. Dus om de democratische en sociale controle te herwinnen tegen het structurele geweld van een geïnternationaliseerd kapitaal moeten we de democratische volkssoevereiniteit opnieuw uitvinden. Hiervoor moet, wat hij noemt een ‘proces van institutionele transformatie’ op gang gebracht worden. Één van de tekenen van diepe crisis die de Europese linkerzijde doormaakt is volgens Sotiris de ‘fatalistische aanvaarding van het Europese integratieproces als een onvermijdelijke ontwikkeling’. Dit is in feite ‘een teken van de nederlaag ten opzichte van het neoliberale offensief’.

De staatsmacht

Het ontbreken van de wil binnen de regering van Syriza om dit proces van institutionele transformatie te ontwikkelen, heeft volgens Sotiris ook te maken met een misvatting over de betekenis van de staatsmacht. Wanneer een linkse partij electoraal de regeringsmacht verwerft heb je enerzijds een politieke wil, meestal uitgedrukt in een programma, maar daarnaast heb je ook de institutionele realiteit van de staat en de hierin gematerialiseerde strategieën.

Dit zorgt er voor dat die staat geen neutraal instrument is, maar het product van maatschappelijke krachtsverhoudingen: ‘Het is daarom onmogelijk om simpelweg de staat of de bestaande staatsinstellingen te gebruiken als neutraal instrument. De bevestiging dat de staat geen instrument maar een materieel verzadigingspunt is van de krachtsverhouding tussen de klassen […], betekent niet dat een simpele electorale wijziging in deze krachtsverhoudingen de rol en de functie van de staatsinstellingen kan wijzigen. Men kan de staat ook beschrijven als een condensatie en een materialisatie van klassenstrategieën. In die zin kunnen we zeggen dat in het geval van een regering van een partij die geen ‘staatspartij’ of systeempartij is, er (en dit is hoogst waarschijnlijk) een tegenstelling, een antagonisme kan bestaan tussen de politieke wil en haar capaciteit om keuzes op te leggen enerzijds en anderzijds de strategie die deel uitmaakt van het staatsapparaat. We hebben de meest agressieve en ook de meest tragische vorm hiervan gezien in het geval van de regering van Allende. Maar we hebben ook de mogelijkheid van een veel tragere en stillere ‘staatsgreep’ vastgesteld, die beetje bij beetje leidt tot teruggang en compromissen’.

Om werkelijk een andere politiek mogelijk te maken, hebben we dus volgens Sotiris ‘een breuk nodig met deze binnen de staat gematerialiseerde strategie, en men moet dus voorbij de huidige legaliteit gaan door een grondwetgevend proces in gang te zetten dat het mogelijk maakt een breuk te realiseren met de bestaande Europese verdragen. Hiervoor hebben we een sterke beweging nodig, zodat linkse partijen zich niet omvormen in regerende systeempartijen. Zij moeten in een tegengestelde positie blijven. Want een overmaat van kracht in het voordeel van het kapitaal is in de staat zelf opgenomen. Om een tegenwicht te vormen tegen deze overmaat heeft men steeds een veel radicalere beweging, eisen en praktijken van zelfbeheer nodig. Hiervoor moeten we een socialistische, antikapitalistische strategie hebben zonder evenwel in revolutionaire dromerijen te vervallen’.

Concreet moet dit proces van institutionele transformatie volgens Sotiris gebaseerd worden op voorstellen en initiatieven van basisbewegingen met nieuwe vormen van participatie op alle niveaus; met nieuwe vormen van sociale en democratische controle; met erkenning van zelfbeherende praktijken, met beperkingen op het eigendomsrecht en de repressieve staatsapparaten.

Zulke hervormingen die het huidige institutionele kader niet aanvaarden vereisen een grondwetwijzigend proces: ‘links kan niet slechts een verbeterde versie zijn van de huidige politieke en institutionele configuratie… Ze kan natuurlijk positieve maatregelen treffen, maar een reële breuk met het neoliberalisme en de bezuinigingspolitiek is noodzakelijk. Tot op heden was de linkerzijde een links van verzet: het ging erom zich te verzetten tegen de neoliberale Europese orde en de politiek van de bourgeoisie, met een ideologische of morele referentie naar het socialisme. Ten opzichte van deze crisis van het globale kapitalisme, deze crisis van een volledig paradigma en de terugkeer van vormen van politieke massabewegingen hebben we voortaan behoefte aan een linkerzijde die zich niet slechts beperkt tot verzet. Maar een linkerzijde die de kwestie van de macht en de culturele hegemonie kan trotseren en in staat is het initiatief te nemen om een diepgaand proces van sociale verandering te ontwikkelen. Om van de ondergeschikte klassen de heersende klassen van de hele maatschappij te maken’.

Om een veranderingsproces op gang te brengen kunnen we ons volgens Sotiris vandaag de dag dus niet meer beperken tot een eenvoudige electorale vertegenwoordiging. We moeten een ernstig debat voeren over de staat zodat het geen val wordt voor linkse regeringen. Het feit dat dit nu niet of onvoldoende gebeurt toont voor Sotiris aan dat de linkerzijde (zowel Syriza als antikapitalistisch links) zich nog steeds in een theoretische en strategische crisis bevindt. De druk die vandaag de dag op Griekenland gelegd wordt zou toch elke illusie die men had over de Europese instellingen moeten vernietigen. En dat verklaart volgens Sotiris ook de versterking van de positie van de linkerzijde binnen Syriza. Tegenover het huidige offensief en in de huidige conjunctuur kan men zich gewoonweg niet meer beperken tot een progressief bestuur binnen het Europees kader.

Eerherstel van de soevereiniteit

Het principe van het uit de Eurozone stappen als strategie om de volkssoevereiniteit terug te winnen, roept meteen een vraag op: zullen de economische gevolgen hiervan niet in het nadeel zijn van zowel de Griekse als de Europese bevolking? Hoewel dit moeilijk in te schatten is, heeft een aanzienlijk deel van links, waaronder de leiders van Syriza zelf, hier geen goed oog op – instorten van de financiële markten, globale recessie gedurende jaren, stijgende inflatie, devaluatie, kapitaalvlucht, enzovoort – en als gevolg daarvan wordt deze optie nauwelijks in overweging genomen. Maar nogmaals: niet iedereen deelt deze inschatting, want de implicaties van het mogelijk uit de Unie stappen als strategie van institutionele breuk hangen sterk af van de politieke keuzes die men maakt.

Volgens de Franse econoom Fréderic Lordon zouden de zaken in zo’n geval bijzonder snel moeten gaan: ‘onmiddellijke afscheiding van de Griekse centrale bank van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), volledige verwerping van de schuld, instelling van kapitaalcontroles, nationalisatie – rekwisitie van de banken. In een interview, waaraan we waarschijnlijk niet genoeg aandacht besteed hebben, gebruikte Yanis Varoufakis een betekenisvolle zin: ‘we zijn bereid een zuinig/sober leven te lijden, wat niet hetzelfde is als een bezuinigingsbeleid’.

Dit is inderdaad zeer verschillend, radicaal verschillend zelfs. Tussen het zuinig leven en een bezuinigingsbeleid is er een onoverbrugbare kloof die een ten volle gedragen levensvorm onderscheidt van de onderwerping aan de technische tirannie. Want het is zeker dat een uitstap uit de euro geen galadiner wordt.

Maar het zou wel politiek bedrijven zijn, en wel in de diepste zin van het woord, wanneer men een beroep zou doen op het volk als getuige en haar de limieten van haar eigen keuze in handen zou geven: ‘We zouden inderdaad armer worden voor een tijd maar eerst en vooral onder een heel andere verdeling van de inspanning, en vooral door aan dit ‘sober leven’ de hoogste politieke betekenis te geven van een eerherstel van de soevereiniteit, en misschien zelfs van een diepe verandering van het sociaaleconomische model.’

De elementaire les die we kunnen trekken uit de laatste 4 maanden is dat we geconfronteerd worden met ‘instellingen’ die ons slechts de keuze geven tussen 3 opties: ofwel slikken we haar richtlijnen, ofwel breken we haar structuren af, ofwel verlaten we haar machtssfeer. En de elementaire taak die we hieruit voor de komende maand kunnen afleiden is, om het in de woorden van Lordon te zeggen, ‘wegen op de nipte interne meerderheid binnen Syriza om haar er toe te overtuigen dat ze slechts de totale, definitieve en historische mislukking zal vermijden als ze onmiddellijk, politiek en materieel  uitstappen uit de euro voorbereidt. ‘Dat wil zeggen door het lot van het land weer terug in handen te nemen, door categorisch al wat haar dit ontneemt te verwerpen. En zodoende een voorbeeld te stellen voor alle Europese volkeren – want dit is het begin van het reële, concrete internationalisme’(9).

1) Een overschot op de overheidsbegroting zonder rentebetaling op staatsleningen mee te tellen.

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de site van onze Vlaamse zusterorganisatie. Ten behoeve van de Nederlandse lezers hebben wij wat stylistische veranderingen aangebracht.

Dossier
Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.