Waarom vinden bepaalde ouders het belangrijk dat hun kinderen naar een religieuze school gaan? In een uitzending van de Nederlandse Moslim Omroep gaven ouders antwoord op deze vraag. Een Turkse vader: ‘Dat ze haar identiteit blijft behouden, dat ze leert kennen wie ze is en wat ze is, wat voor een geloof ze heeft’. De vader wil zijn dochter beschermen tegen een identiteitsconflict, bijvoorbeeld tijdens het sinterklaasfeest, waar zij geen kadootjes krijgt en andere kinderen wel. Dit voorbeeld laat zien wat de gangbare opvatting is: mensen zijn in een bepaald land geboren, hebben een bepaald geloof en een bepaalde etniciteit en dat maakt wie ze zijn. Voor deze dochter geldt dat ze, ondanks dat ze in Nederland is geboren, Turks en islamitisch is.
Nationaliteit
Gerd Baumann bestrijdt deze opvatting over cultuur en verschil, omdat mensen hun identiteit opvatten als iets onveranderlijks. Hij spreekt van de multiculturele driehoek: nationaliteit, religie en etniciteit en, in het midden van de driehoek, cultuur. De kern van zijn betoog is dat mensen zelf vorm geven aan hun identiteit.
Om te beginnen nationaliteit: men denkt dat dit een natuurlijke, etnische basis heeft. Maar pas de laatste honderd jaar wordt elk stukje grond op aarde geclaimd door een of andere natie of staat. De geschiedenis en taal van een natie zijn historische constructies, geen natuurlijke entiteiten – onderwijs, rituelen, feestdagen moeten de natie bij elkaar houden. Eventuele verschillen binnen de natie moeten worden ontkend. Denk aan Turkije, waar het verboden is Koerd te zijn. De Turkse regering regeert over één Turkije – daarin past geen andere nationale identiteit. Binnen een natie is slechts ruimte voor één etniciteit. Mensen beschouwen deze begrippen als vrijwel identiek aan elkaar. Ze ervaren hun nationaliteit op even natuurlijk wijze als verwantschap, familie. Mensen zien hun nationaliteit ten onrechte dus als een aangeboren gegeven en bovendien als een soort geloof.
Etniciteit
Maar het feit dat mensen geboren worden uit bepaalde ouders is toch heel natuurlijk? Etniciteit dus ook, want het is immers gebaseerd op verwantschap. Maar Baumann stelt dat ook etniciteit een sociale constructie is. De grenzen van etniciteit zijn niet scherp. Bovendien veranderen etnische identiteiten door de jaren en eeuwen heen. Baumann vergelijkt etniciteit met wijn. Net als wijn is etniciteit wel gebaseerd op natuurlijke ingrediënten, maar de natuur zou het uit zichzelf nooit kunnen maken. Normaliter zijn mensen er zich trouwens niet automatisch van bewust dat ze een etniciteit hebben. Dit bewustzijn ontstaat pas in vergelijking met andere culturen. Met name in de koloniale tijd werd het begrip gemanipuleerd. Etnische groepen werden ingedeeld en kregen vaste namen. Ook nu nog geloven zowel racisten als veel antiracisten in de onveranderlijkheid van etniciteit. Baumann heeft hierbij dus tevens kritiek op antiracisten, die vechten voor een gelijke en rechtvaardige positie van etnische minderheden. Hij vindt dat ze riskeren het monster dat ze willen doden juist te voeden.
Religie
De derde hoek van de triangel is godsdienst. Baumann stelt dat ook religie en religieuze identiteit voortdurend aan verandering onderhevig is. De gelovigen zelf mogen religie dan beschouwen als eeuwig en stabiel en zeker niet als iets cultureels, maar de werkelijkheid is anders. Baumann gebruikt hier als beeldspraak niet een kompas die waar je ook heen gaat altijd naar hetzelfde punt wijst, maar een sextant die altijd rekening houdt met de relatieve tijd en locatie van de navigator. Iemands religie verandert wanneer de gebruiker zelf van positie verandert of met een heel andere context te maken krijgt. Daarnaast heeft godsdienst nog een bijzonder kenmerk. Omdat het meer dan nationaliteit en etniciteit gezien wordt als een vaststaand gegeven, kan religie gebruikt worden om een cultureel onderscheid absoluter te maken. In Nederland worden Marokkanen en Turken doorgaans gelabeld met het begrip ‘moslim’ om het onderscheid met Nederlanders te benadrukken. Maar onderscheid naar religie is in werkelijkheid net zo relatief en kunstmatig als het onderscheid in nationaliteit en etniciteit.
Essentie of proces?
Gerd Baumann verzet zich tegen een essentialistische kijk op cultuur: cultuur als iets dat men heeft. Een voorbeeld van de essentialistische visie is de opstelling van de eerder genoemde islamitische vader die wil dat zijn dochter ‘leert wie ze is’, alsof dat bij haar geboorte vastligt. Ondertussen is hij haar op deze manier juist aan het vormen via opvoeding en onderwijs. Vanuit de essentialistische visie worden kinderen beschouwd als kopieën van volwassenen. Baumann gebruikt hier weer een beeldspraak: cultuur als fotokopieermachine. De werkelijkheid is anders: de Turkse vader probeert de ontwikkeling van zijn dochter te beïnvloeden. Tegenover de essentialistische kijk op cultuur stelt Baumann dus dat cultuur veranderlijk is: processueel.
Wat Baumann wil bereiken is dat het multiculturalisme goed geanalyseerd wordt en dat mensen zich minder door gangbare ideeën over cultuur laten meeslepen en van een proces uitgaan.
Baumann beschrijft hoe het wat dit betreft fout kan gaan. Zo is er een gids verschenen over wat mensen moeten doen om goede moslims te zijn. De bedoeling is dat onderwijzers en dienstverleners in westerse landen hiermee rekening houden, zodat er bijvoorbeeld voortaan halal eten verkrijgbaar is in voetbalkantines en ziekenhuizen. Hier is natuurlijk niks mis mee. De fout is echter dat men eraan voorbij gaat dat veel moslims niet praktiserend zijn. Zo’n gids wordt gemaakt vanuit de veronderstelling dat de bevolking ingedeeld kan worden naar geloof en etniciteit.
Een andere fout wordt begaan als multiculturalisme wordt gezien als erkenning van elkaars cultuur. Immers vanuit het idee van onvoorwaardelijk erkenning van ieders cultuur komen we op het dilemma dat niet alles van iedere cultuur even goed is. Wat bijvoorbeeld te denken van homohaat, vrouwenonderdrukking of van racistische elementen in een cultuur? Bovendien wordt over het hoofd gezien dat mensen vaak meer dan één cultuur hebben. Mensen maken deel uit van verschillende (sub)culturen. Thuis heerst een andere situatie dan op het werk, onder vrienden of op school. Mensen vinden hier hun eigen weg in. Ze combineren verschillende aspecten van allerlei culturen en maken er iets eigens van. Dus wie weet gaat de Turkse dochter later sinterklaas vieren met haar kinderen, zonder dat ze haar geloof opgeeft. Baumann wijst erop dat het niet om identiteiten gaat, maar om identificaties. Een multiculturele samenleving is niet een lappendeken van vijf of tien gefixeerde culturele identiteiten, maar ‘een elastisch web’ van kruisende en situatieafhankelijke identificaties.
Praktijk
Onder jongeren in de Londense multiculturele buurt Southall, waar Baumann onderzoek deed, bestaan interessante ideeën over multiculturaliteit. De een mag geen varkensvlees eten, de ander geen rund. Hieruit concluderen de jongeren dat ze eigenlijk op elkaar lijken, ook al zijn ze anders. Hun godsdiensten zijn opgebouwd uit dezelfde elementen en die hebben ze gemeenschappelijk. De vraag werpt zich op of mensen eigenlijk wel zo verschillend zijn. Baumann heeft eigenlijk weinig aandacht voor de slimme conclusie van deze jongeren. Hij heeft het vooral over cultureel onderscheid en niet zozeer over overeenkomsten. Hij komt hier pas aan het eind mee in een noot bij de samenvatting en in het slothoofdstuk wijst hij er op dat groepen als socialisten of feministen vaak multicultureel zijn samengesteld.
Ook voor een ander element heeft Baumann te weinig aandacht. Armen en minderheden, stelt hij zelf, zijn vaak dezelfde mensen. Dat zou centraler moeten staan in zijn analyse. Er is niet alleen sprake van cultureel verschil, maar van sociaal-economische uitsluiting. Minderheden hebben vaak slecht betaalde banen, vallen sneller buiten de boot. Het culturele onderscheid heeft dan een economische functie en soms ook een politieke. Machthebbende elites kunnen het gebruiken om mensen tegen elkaar uit te spelen om hun eigen macht te handhaven. Baumann wijst er zelf overigens op dat multiculturalisme een instrument kan zijn van onderdrukking in plaats van bevrijding. Een voorbeeld is dat islamitische scholen in Nederland als probleem worden gezien en christelijke scholen niet. Het maatschappelijke probleem is dus niet dat mensen het niet met elkaar eens zijn of elkaars cultuur niet leuk vinden, maar dat bepaalde groepen meer macht hebben dan andere groepen.
In hun strijd om te overleven is het volgens mij begrijpelijk dat juist onderdrukte groepen er vanuit gaan dat hun cultuur een vaststaand gegeven is. Als wetenschapper wil Baumann niet aangeven hoe zijn kritiek deze strijd verder kan helpen. Toch doet hij verschillende uitspraken die als inspiratie kunnen dienen: er moet vrijheid zijn om aan cultuur te doen, de multiculturele samenleving is geen lappendeken maar een elastisch web. Bovendien stelt Baumann terecht dat multiculturalisme pas succes kan hebben als geen rekening wordt gehouden met de grenzen van natiestaten, maar ‘geglobaliseerd’ plaatsvindt.
Gerd Baumann is antropoloog en werkt bij de Onderzoeksgroep Godsdienst en Maatschappij aan de UvA. Zijn boek The Multicultural Riddle: Rethinking National, Ethnic and Religious Identities verscheen in 1999 bij Routledge en is onder andere verkrijgbaar bij boekhandel Atheneum in Amsterdam.
Reactie toevoegen