Uit haar onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat in Marokko de meeste kindjes worden gedragen in een doek (zie foto). In Nederland worden (ook bij Marokkaanse gezinnen) de meeste vervoerd in een kinderwagen. Mensen blijken in een heel snel tempo, soms zelfs direct na aankomst, heel anders te gaan leven. Na dit onverwachte onderzoeksresultaat ging Jet van Rijswijk op zoek naar andere onderzoekresultaten betreffende integratie. Ze kwam erachter dat haar bevinding precies aansluit bij de huidige opvatting binnen sociale wetenschappen.
Integratie van Marokkaanse migranten is momenteel veel in discussie. Het is daarom zinnig te kijken wat bij sociale wetenschappen aan theorieën over dit onderwerp bestaan. In onderstaand artikel staat een overzicht van de verschillende theorieën die over integratie bestaan. Opvattingen die leven bij politieke partijen en in de media, worden niet gesteund door de laatste ontwikkelingen binnen sociale wetenschap.
Is cultuur homogeen?
Binnen sociale wetenschappen wordt cultuur volgens de antropoloog Kuper (1999) van oudsher als homogeen gezien. Dit werd al zo gezien sinds de klassieke sociologie en antropologie. De socioloog E. Durkheim (1893) zei dat er om desintegratie van een samenleving te voorkomen een consensus nodig is over fundamentele waarden en normen. De antropologen A.L. Kroeber & C. Kluckhohn (1952) definieerden cultuur als ideeën en waarden die resulteren in en als voorwaarden dienen voor gedrag van leden van een samenleving. Het idee was toen dus dat leden van een samenleving hun betreffende cultuur met elkaar delen, dat cultuur dus homogeen is. Dit cultuurbegrip is in de loop der jaren door antropologen stevig bekritiseerd (daarover straks meer), maar is nog steeds helemaal ‘in’ bij politici en journalisten. Velen schuiven alles op ‘de cultuur’. Problemen van migranten zouden op te lossen zijn door het aanleren van kernwaarden van ‘de Europese cultuur’. Er overheerst de angst dat migranten zonder stevige politieke maatregelen niet integreren en een gevaar vormen voor de cohesie in de samenleving. Deze visie van homogeniteit van cultuur, zou dus betekenen dat met de komst van migranten of de cohesie van een samenleving verdwijnt of dat zij zich aanpassen.
Assimilatie
In sociale wetenschappen wordt onderscheid gemaakt tussen assimilatie en integratie. Assimilatie wil zeggen dat migranten zich volledig aanpassen aan de ontvangende samenleving en geen eigen culturele eigenschappen overhouden. Integratie is een proces waarbij migranten met behoud van elementen van hun eigen cultuur in de ontvangende samenleving participeren, waarbij wederzijds overdracht van bepaalde cultuurelementen plaats vindt.
Er worden binnen sociale wetenschappen nog meer begrippen gebruikt in studies over integratie. Men onderscheidt sociaal-culturele integratie (acculturatie) en structurele / politiek-economisch integratie. Er bestaat meningsverschil over of deze processen hand in hand gaan of niet. Aanvankelijk dacht men dat dit een rechtlijnige ontwikkeling was, die gepaard gaat met het verlies van de eigen cultuur. Gedacht werd dat het verlies van de eigen cultuur bevorderd wordt door hogere opleiding en meer inkomen. Culturele integratie, beheersing van de taal en overname van essentiële gedragspatronen, waarden en doeleinden, zou een proces zijn dat leidt naar incorporatie in de statusgroep van de middenklasse, zo werd gedacht.
Maar anderen denken dat het twee aparte processen zijn: toename van participatie in de nieuwe samenleving èn culturele oriëntatie op die samenleving gaan niet altijd samen. Er zijn meerdere studies op dit gebied over de Verenigde Staten. Sedert de koloniale tijd had dit land steeds golven immigranten en hun nakomelingen in zich opgenomen. Smolten die alle samen met de oude Engelse migranten, met de American way of life, zoals meerdere wetenschappers voorheen dachten? De socioloog N. Glazer (1970) weerlegt dit. Terwijl alle groepen inderdaad wel Amerikaans werden, wilden ze ondertussen tegelijk hun etnische oorsprong bewaren en ontwikkelen. Glazer schrijft over vijf etnische groepen in New York, die van elkaar verschillen wat betreft economische, politieke en culturele patronen. Maar als de vroegere cultuur wegvalt, en dat gebeurt snel, vormt zich een nieuwe etnische identiteit door de levens-ervaring in Amerika. Iedere migrantengroep heeft dus een andere migrantenidentiteit, maar die is anders dan die van de thuisblijvers van de betreffende groep.
‘Multiculturalisme’
Sinds 1960 ontstaat er kritiek op dit begrip assimilatie. Het is etnocentristisch en gaat uit van een bevoogdende visie op migranten. Er werd tot dan toe bij sociale wetenschappen in de Verenigde Staten van uit gegaan dat de cultuur van de middenklasse blanke protestanten de beste cultuur is. Migranten moeten allemaal zo worden. Deze mening werd bekritiseerd in de jaren zestig toen er een bloei aan protest- en sociale bewegingen was. Het is de vraag of die mainstream waarmee migranten zouden moeten assimileren, wel werkelijk bestaat. De cultuur van het ontvangende land is niet homogeen, is het nieuwe idee. Er wordt bijvoorbeeld gewezen op de neerwaartse assimilatie met de onderklasse.
Vanaf de jaren zeventig kwam een nieuw begrip op: ‘multiculturalisme’. Hierbij is verschil toegestaan. Men spreekt over droit à la différence (van vrouwen, homo’s, migranten). Maar rond 2000 raakt ook dit begrip alweer uitgeput. Als probleem van ‘multiculturalisme’ werd gezien, dat verschil verheerlijkt wordt. De nieuwe opinie binnen sociale wetenschappen nu is dat migranten het in het algemeen goed doen. Ze zijn adaptable. Ze zijn in staat in een andere omgeving een andere manier van leven aan te leren. Sinds het begin der tijden vonden vermengingen plaats. De term ‘assimilatie’ komt terug, maar niet in de oude vorm. In de Verenigde Staten bestaat nu het idee bij sociale wetenschappers dat migranten niet worden geassimileerd, maar zelf assimileren. Dit ontrolt zich vanzelf over één of meerdere generaties. Er wordt verwezen naar de antropoloog C. Levi-Strauss (1971), volgens wie mensen meer met elkaar gemeen hebben dan waarin ze verschillen, bijvoorbeeld de mogelijkheid om te assimileren.
Sociale context
De antropologe M. van Niekerk (2001) is van mening dat ‘cultuur’ het resultaat is van aanpassing aan een sociale context. Migratie van de ene naar de andere sociale context, betekent een zeer snelle sociaal-culturele verandering. Historisch onderzoek laat zien dat migrantengroepen na twee of drie generaties in het algemeen ten opzichte van de gevestigde bevolking een gelijkwaardige positie gaan innemen. Cultuur en structuur zijn met elkaar verweven. Ze zijn niet scherp van elkaar te onderscheiden. Ze zijn afhankelijk van elkaar. Ze veronderstellen elkaar. Wat oorzaak en gevolg is, is moeilijk vast te stellen. Veranderingen zijn grotendeels onbedoeld. Je kan het niet opzettelijk naar je hand zetten, zoals zowel regeringen als migranten proberen. Pogingen van migranten om oude cultuuraspecten te handhaven kunnen goed samengaan met assimilatie in het dagelijkse leven. Kuper (1999) beschrijft twee mogelijke reacties op de menging van culturen: de fundamentalistische strategie, het bewaren en versterken en ophemelen van traditionele waarden, en hybridisation of creolisering, het omarmen van verschillen. Dit laatste doen migranten, aldus Kuper. Migratie leidt uiteindelijk tot verlies van de eerdere etnische cultuur, door het omarmen van de cultuur van het ontvangende land. Toch kan het gevoel van anders-zijn blijven. De meest ‘aangepaste’ migranten kunnen zich blijven richten op hun vroegere cultuur. Spontane onbedoelde assimilatie kan samengaan met een sterk etnisch bewustzijn, alsdus Niekerk.
Discriminatie
Zoals je ziet wordt er weinig gesproken over de gevolgen van de ervaring met discriminatie. Voor het zoeken naar verklaringen voor integratieproblemen van migranten, is het nodig te kijken naar het nieuwe land: hoe worden nieuwkomers ontvangen, wat is hun sociale klasse in de nieuwe samenleving. Bij bovengenoemde onderzoeken werd niet gelet op de reactie van het ontvangende land op de migranten. Enkele sociaal wetenschappers hebben hier wel aandacht voor. De sociologen N. Elias & J.L Scotson (1976) beschrijven een proces dat volgens hen in alle samenlevingen werkzaam is, en dat versterkt kan worden bij raciale of etnische aspecten. Ze onderzochten een gemeenschap in een voorstadje van een Engelse industriestad, waarbij een scherpe scheiding bestond tussen de oude gevestigde groep en de nieuwe bewoners. De gevestigden behandelen de nieuwelingen als buitenstaanders, ze hebben geen contact met hen, stigmatiseren hen als minderwaardig en kennen zichzelf superieure deugden toe. De nieuwelingen worden als niet-opgevoed beschouwd. Het beeld van de gehele groep buitenstaanders wordt gevormd naar de ‘slechte’ kenmerken van het ‘slechtste’ deel van die groep. Het zelfbeeld van de gevestigden wordt gevormd naar de beste aspecten van de beste leden. Elias & Scotson gaan niet veel in op de vraag hoe buitenstaanders hierop reageren. Ze gaan zich minderwaardig voelen. Maar gaan ze ook normen en gedrag van de gevestigden overnemen? In andere literatuur vinden we hier wel meer over.
Ervaring met discriminatie werkt bij migranten bewustwording van etnische identiteit in de hand, zelfs nog bij de vierde en latere generaties. Cultuur wordt door migranten soms gebruikt als een wapen in de strijd om politiek-sociale erkenning te krijgen, terwijl tegelijkertijd tradities in het niet verdwijnen. De antropoloog H. Ono (2002) onderzoekt hoe het komt dat Amerikaanse staatsburgers die nakomelingen van Mexicaanse migranten zijn, zich als Mexicaans blijven identificeren. Zij assimileren evenals migranten die uit Europa afkomstig zijn. Dat zij zich toch minder Amerikaans voelen ligt dus niet aan gebrek aan assimilatie, maar is hun reactie op ervaren discriminatie, blijkt uit dit onderzoek.
De antropoloog Lindo (1996) komt erachter dat jongeren die niet met tenminste één Nederlander een goede relatie hebben, zoals een buurman, leraar of vriend(in), meer lijden onder discriminatie. Dan trekken ze zich namelijk meer van pesterijen aan. De journaliste M. Kleijwegt (2005) merkt op dat ze zelf vaak de eerste Nederlander is die bij mensen over de vloer komt. Ze volgt een jaar lang leerlingen van een ‘zwarte’ klas in een buurt waar veel schoolverzuim en jeugdcriminaliteit is. Hulpverleners en onderwijzers komen vrijwel nooit bij gezinnen thuis. Uit haar boek blijkt opnieuw dat de meeste Marokkaanse gezinnen geen goede relatie hebben met op zijn minst één Nederlander. Wat de ervaring met discriminatie dus verergerd.
Heterogeen en veranderlijk
Een kernmerk van discriminatie is zwart-wit denken. Dit wordt ‘het West/Oost schema van cultuurverschillen’ genoemd door Jonker (2003), die opvoeding onderzoekt. Op deze manier wordt in media en opvoedingsliteratuur onderscheid gemaakt tussen onder meer Nederlandse en Marokkaanse opvoeding. (De antropologe L. Eldering heeft het over individualistische versus collectivistische culturen. Van Gemert noemt het onderhandelingshuishouding versus bevelshuishouding. Er wordt ook wel gesproken van modern versus traditioneel.) Dergelijke indelingen gaan in werkelijkheid niet op en zijn te generaliserend, aldus Jonker. Dit zwart-wit denken over culturen, komt doordat men culturen als homogeen, onveranderlijk en vaststaand ziet. Op deze manier lijkt het er bijna op dat het in de genen vastligt, als iets aan de ‘cultuur’ ligt. De antropoloog G. Baumann (1999) waarschuwt hiertegen (zie www.grenzeloos.org/artikel/viewartikel.php/id/423.html). Deze fout begaan ook meerdere wetenschappers.
Een belangrijke functie hierin heeft religie. Religie wordt als het meest absolute, onveranderlijke en vaststaande cultuuraspect gezien. In Nederland worden heden ten dage Marokkaanse migranten vooral gezien vanuit de religie. Ze hebben
een ander geloof dan gebruikelijk is in Nederland, niet christelijk, maar islamitisch. Tot in de jaren negentig werden Marokkaanse migranten gezien als ‘gastarbeiders’. Maar na veranderingen in de wereldpolitiek, de verschuiving van het vijanddenken van ‘de Russen’ naar ‘de Islam’, worden mensen met een iets donkerder huids- en haarkleur en vrouwen met een hoofddoek gezien als behorend tot een bepaalde andere religie. Ook in veel wetenschappelijke onderzoeken worden migranten ten onrechte automatisch in verband gebracht met religie. Dit verband heb ik in mijn onderzoek niet gevonden. Mede met behulp van religie worden mensen vaak ten onrechte als homogene groep gezien.
Kuper legt uit dat het oude cultuurbegrip niet werkbaar is voor onderzoek, omdat erbij van uitgegaan wordt dat cultuur homogeen en onveranderlijk is. Kenmerk van alle culturen is dat ze heterogeen zijn. In feite is geen enkele situatie cultureel homogeen. Cultuur toont zich als inconsistent, vloeiend, dubbelzinnig en dynamisch, aldus Kuper. Het is beter het over onderdelen te hebben (zoals babyverzorging). Vervanging van het begrip cultuur door het begrip identiteit is geen oplossing, vervolgt Kuper. Identiteiten zijn net als culturen complex, heterogeen en inconsistent. Mensen verkeren in elkaar overlappende culturen (beroeps-groepen, sociale klassen, talen, leeftijdgroepen, lifestyles, levensfasen, religieuze en etnische groepen). Deze heterogeniteit is niet het probleem. Het probleem is dat er een dominante heersende cultuur is (blank, allochtoon, middenklasse, man, hetero), van waaruit regels worden opgelegd aan de ‘anderen’, die als afwijkend worden gestigmatiseerd, aldus Kuper. Bepalend hiervoor is tot welke groep degenen behoren die de macht en het geld hebben. Zij vormen de dominante cultuur.
Niet alleen is de cultuur van het ontvangende land intern heterogeen. Uit meerdere studies blijkt ook dat migranten afkomstig uit hetzelfde land onderling verschillen. De titel van het onderzoek van econome S. Risvanoglu e.a (1986) is “Verschillend als de vingers van een hand”. Tevens is de startpositie van migranten tegenover de Nederlandse cultuur niet uniform, vanwege klassen- en cultuurverschillen in het land van herkomst. Bovendien komen latere migranten uit een “ander land” dan zij die hen voorgingen, want thuisblijvers maken ook veranderingen door. Onderlinge verschillen binnen een cultuur blijken ook uit mijn onderzoek. (In Marokko zie je bijvoorbeeld ook kinderwagens en hier worden kindjes ook gedragen, door Nederlandse én door Marokkaanse ouders.) De werkelijkheid komt dus niet overeen met de opvatting dat cultuur homogeen zou zijn, zoals vroeger gedacht werd binnen sociale wetenschappen en nu nog steeds in politiek en media.
Conclusie: Discriminerend denken heeft dus tot gevolg dat cultuur als homogeen wordt gezien en daarom wordt integratiebeleid noodzakelijk geacht, om mensen van die zogenaamde andere cultuur aan te laten passen. Maar aan de ene kant blijkt dat migranten vanzelf op korte of langere termijn dezelfde manieren van leven aannemen als andere mensen in het ontvangende land, als gevolg van de veranderde context. En aan de andere kant blijkt ondertussen dus ook dat er veel verschillen tussen mensen van één cultuur onderling bestaan en net zoveel verschillen tussen migranten onderling. Cultuur is niet homogeen.
Het dagelijkse leven
Sociale wetenschappers zijn op het gebied van onderzoek naar integratie en cultuur nog op een ander punt te bekritiseren. Onderzoekers blijven namelijk te abstract en houden zich weinig bezig met het alledaagse leven van mensen, zoals naar de bakker gaan. Er worden allerlei begrippen gebruikt om processen te beschrijven, maar dit is voornamelijk retoriek, en gaat minder over de realiteit. Er is ook literatuur over beleid ten aanzien van migranten. Dit gaat ook niet over hun dagelijkse werkelijkheid. Hierin worden wel veel uitspraken gedaan over vermeende verschillen tussen Nederlanders en Marokkanen, maar zonder empirisch onderzoek. Studies over wel of niet veranderen van gedrag en ideeën in het dagelijkse leven van migranten, eventueel onder invloed van beleid, gaan niet over babyverzorging of eetgewoonten. Voorzover er dergelijke studies zijn gedaan, gaan ze alleen over sociale mobiliteit, omdat migranten in het ontvangende land meestal met een sociale achterstand ten opzichte van de gevestigde bevolking beginnen. Kunnen ze die inhalen en na hoeveel generaties? Het politiek maatschappelijk debat over integratie gaat echter over meer dan alleen hun sociaal-economische positie, bijvoorbeeld ook over de mate van strengheid bij opvoeding.
In de studies over integratie en cultuur ben ik op zoek gegaan naar voorbeelden van gedrag, hoe men in het dagelijkse leven dingen doet. Wat hierin verandert en hetzelfde blijft, daarover is heel weinig te vinden in studies over integratie en cultuur. Elias & Scotson beschrijven wel enkele verschillen in het dagelijkse leven tussen de gevestigden en de buitenstaanders. De ene groep heeft een ander café gedrag dan de andere. De ene groep heeft hechtere familiebanden dan de andere. Cammaert (1985) wordt ook concreet. Het valt Cammaert op dat de huisinrichting bij Berberse gezinnen in Brussel anders is dan die in Marokko. Hier komen allerlei nieuwe spullen. Men at in Marokko aan lage tafels op de grond en hier aan hoge tafels op stoelen. Men waste op de hand en hier met een wasmachine. Uit mijn onderzoek blijkt dat na de migratie bijvoorbeeld de manier verandert waarop kindjes worden vervoerd. In Marokko worden kindjes meestal gedragen. Na de migratie vervoeren de meeste Marokkaanse moeders hun kindjes in een kinderwagen, zoals de meeste mensen in Nederland doen. Over dergelijke praktische veranderingen in het dagelijkse leven na de migratie, is verder weinig te vinden in studies. Opvallend is dat wel veel wordt gesproken over integratie en cultuur, maar dit blijft abstract. Integratie is een proces dat juist over deze praktische veranderingen gaat. Is er wel of niet een groot verschil in levenswijze tussen Nederlandse en Marokkaanse mensen in Nederland, zoals wel in het maatschappelijk debat wordt verondersteld? Op basis van verkeerde antwoorden op deze vraag wordt politiek beleid gevormd, die dus nergens voor nodig is of zelf juist averechts werkt.
Voor verwijzingen naar literatuur zie het onderzoek over babyverzorging bij Marokkaanse moeders in Nederland "Hier sta je er alleen voor" 2007, http://dare.uva.nl/document/94626
Nederlanders zijn als sociale
Nederlanders zijn als sociale verkeersregelaar ontegenzeggelijke rommelaars. Ze hebben van zichzelf altijd het idee gehad,vooral tegenover burgers met een migratie achtergrond, dat zij alles perfect zouden doen, alles beter zouden weten, idem ondernemen en prognotiseren. Men was echter niet intelligent genoeg om de diverse etnische groepen eveneens met elkaar te laten optrekken in plaats van ernaar te streven om elke etnische groep zich per stam te laten aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden. Hier is uiteraard niets op tegen,ware het niet dat dit Hollandse poldermodel de grondslag is geworden van een enorme etnische tegenstelling waar de Nederlandse hoogleraar in de wiskundige-en toegepaste sociologie, G.J. Kruijer een ieder er tijdig voor had gewaarschuwd.
Het Nederlandse poldermodel is er ook debet aan dat bepaalde etnische groepen op onbenulllige gronden worden voorgetrokken en zelfs beter worden gefaciliteerd dan andere etnische groepen over wie men zelf een reeks op de eigen remmingen en beperkingen verankerde opvatting heeft.
Het feit dat Marokkanen steeds in aanvaring zijn geweest met Antillianen, dan weer met Molukkers en blijvend met Hindoestanen in vooral Den Haag, zou tot nadenken moeten stemmen.
Reactie toevoegen