Opvoeding en ontsporing

Inleiding
De maatschappij kijkt kritisch naar Marokkaanse ouders of ze wel goed opvoeden zodat een jongere niet ontspoort. Volgens de Gezinsraad kan dit leiden tot opvoedingsonzekerheid bij ouders. Problemen ten onrechte aan cultuur en opvoeding wijten, kan ook tot stigmatisering en tot verkeerd beleid leiden. Er gaan steeds meer stemmen op om allochtone gezinnen te straffen door kinderbijslag in te houden. De ouders ten onrechte beschuldigen leidt bovendien tot gebrek aan aandacht voor factoren waar de oplossing wél te vinden is, bijvoorbeeld binnen het onderwijs of op de arbeidsmarkt. Daarom is het belangrijk te achterhalen of die opvoeding inderdaad wel zo anders is.
Deze vraag komt voort uit nog een andere veronderstelling, namelijk dat Marokkaanse jongeren vaker zouden ontsporen dan Nederlandse, vaker het criminele pad opgaan, slechte schoolresultaten hebben, school verzuimen, verslaafd raken en dergelijke (overigens betreft dit hoofdzakelijk jongens.) Wat betreft criminaliteit komt dit inderdaad overeen met de statistieken. In de jaren negentig zijn Marokkaanse jongeren 5,6 keer relatief meer veroordeeld voor delicten dan Nederlandse jongeren. Maar deze cijfers zijn vertekend. Ze gaan uit van wie betrapt is. Marokkanen krijgen meer aandacht van de politie, omdat zij eerder worden verdacht, dankzij het negatieve beeld dat over hen bestaat. De werkelijke mate van ontsporing waar zoveel ophef over is, is dus onbekend.

Gevolg van werkloosheid en discriminatie?
Toch gaat bijvoorbeeld de antropoloog Van Gemert uit van dit statistische verschil om dit vervolgens mede aan de opvoeding te wijten. Ook bestaan hier andere verklaringen voor. Ondermeer Werdmölder benadrukte in 1990 nog dat crimineel gedrag gevolg is van minder binding hebben met conventionele instituties. De betreffende jongens participeren niet in gezin, school, arbeidsmarkt, moskee, hobby. De werkloosheid onder Marokkaanse jongeren is vier keer zo hoog als onder Nederlandse. Verder worden ook de gevolgen van discriminatie benadrukt: 'de jongeren voelen zich de pispaal van de samenleving', aldus Werdmölder. Een andere antropoloog Lindo komt erachter dat jongeren die niet tenminste met een Nederlander een goede relatie hebben, zoals een buurman, leraar of vriend(in), meer lijden onder discriminatie. Dan trekken ze zich namelijk meer van pesterijen aan. Criminele activiteiten van de randgroep die Werdmölder in 1990 bestudeerde, begonnen pas na negatieve reacties uit de buurt op deze groep en hij zag het dan ook als het gevolg daarvan. Ondertussen 15 jaar later wijt ook Werdmölder dit ondermeer aan opvoeding. Samen met Van Gemert en anderen zingt hij nu datzelfde liedje. Men wil een taboe doorbreken van zogenaamde politieke correctheid. Inmiddels is er een nieuw taboe ontstaan. Er wordt niet meer gezocht naar een oplossing op het terrein van werkloosheid en discriminatie.
De antropologe Jonkers deed onderzoek onder Marokkaanse tussengeneratie-moeders (die als kind in het kader van gezinshereniging hierheen zijn gekomen) en merkt op dat ze een negatief zelfbeeld hebben, mogelijk als gevolg van stigmatisering. Ze vinden het bijvoorbeeld groepseigen dat hun kinderen stout zijn. Maar als ze informeert wat hun kinderen dan precies doen, beschrijft men gedrag dat Nederlandse kinderen ook vertonen (op tafels klimmen, rennen, gillen, andere kindjes duwen, niet willen luisteren). Een ander voorbeeld is hun beeld van hun eigen mannen. Deze zouden veel minder met hun kinderen doen en niet zorgzaam en huishoudelijk zijn ingesteld. Terwijl ondertussen blijkt uit observaties van Jonkers dat deze mannen net als Nederlandse mannen, zeer welwillend zijn, als er eenmaal met hen over is gepraat. Uit deze voorbeelden blijkt een onterecht negatief zelfbeeld en positief beeld van Nederlanders.

Niet alleen af gaan op wat mensen zeggen
Dit negatieve zelfbeeld is mogelijk doordat men alleen beschikt over losse beelden en niet over persoonlijke relaties. Van Gemert, nu ook Werdmölder en consorten baseren zich op dit zelfbeeld voor hun analyse over de volgens hen typische Marokkaanse opvoeding, maar hebben hiervoor niet zoals Jonkers, observaties in gezinnen gedaan. Als gevolg van het negatieve zelfbeeld is het noodzakelijk observaties te doen en niet alleen af te gaan op wat mensen over zichzelf zeggen.
De gedachte dat ontsporing van opgroeiende kinderen te wijten is aan hun opvoeding, is niet nieuw. Bijvoorbeeld omstreeks 1890 werd de toenemende criminaliteit van arbeidersklassejongeren hieraan geweten door de burgerij, die een juiste opvoeding als onderscheidingskenmerk koesterde. Van der Zwaard wijst erop dat sindsdien de schuld aan de moeder wordt gegeven. Deze gedachte is in 1974 voor Eldering aanleiding voor dit deel van haar onderzoek naar Marokkaanse opvoedingsmethoden. Marokkaanse ouders blijken soms zelf ook te denken dat ontsporing aan de opvoeding zou liggen.

Oost/West onderscheid
Dit onderscheid tussen Nederlandse en Marokkaanse opvoeding, zoals wordt gemaakt in opvoedingsliteratuur en in media, noemt Jonkers 'het West/Oost schema van cultuurverschillen'. (Eldering heeft het over individualistische versus collectivistische culturen. Van Gemert noemt het onderhandelingshuishouding versus bevelshuishouding. Er wordt ook wel gesproken van modern versus traditioneel.)
Opvoeding die onder 'Oost' valt, kenmerkt zich door: conformisme, rolgedrag, autoritair, respect, gehoorzaamheid, afremmen, straffen, slaan, schreeuwen, dreigen, opsluiting, uitsluiting van contact, dreigen naar Marokko te sturen, verstoting, bang maken.
'West' zou staan voor: zelfstandigheid, autonomie, onderhandelen, discussie, uitleggen, verklaren waarom iets verkeerd is, negeren, afleiden, stimuleren, individuele ontplooiing, prijzen, overleg, een emotionele band met de vader, voordoen en aanwijzingen geven.
Wat onder 'oost' valt, wordt gezien als een erfenis van het traditionele opvoedingspatroon meegenomen uit Marokko. Wat onder 'west' valt zou niet voorkomen in Marokkaanse gezinnen. Er zou sprake zijn van een cultuurkloof tussen de gemigreerde Marokkaanse ouders en de Nederlandse samenleving. Van Gemert concludeert dat door de bevelshuishouding kinderen leren door uit te proberen en zelf te ondervinden. Normen worden niet geïnternaliseerd. De jongens spreken van verlokkingen. Ze zijn volgens van Gemert strengheid gewend, en dat missen ze in de Nederlandse samenleving. Op deze manier verklaart Van Gemert dat crimineel gedrag van Marokkaanse jongens mede te wijten is aan de typisch Marokkaanse opvoeding. Maar Jonkers ontkracht dit zwart/wit denken met behulp van empirische bewijzen. Opvoeding is dynamisch zowel in Nederland als in Marokko.

Gezinsgeschiedenis
Het beeld dat er een onveranderlijke Marokkaanse naast een onveranderlijke Nederlandse cultuur bestaat, komt niet overeen met de werkelijkheid. Dat opvoeding dynamisch is, komt doordat de samenleving als geheel verandert. Gezinshistorici onderscheiden drie demografische fasen, die elk wordt gekenmerkt door een bepaalde levenswijze wat betreft gezin, seks en opvoeding.
In de eerste, de preïndustriële fase, is er sprake van een hoge sterfte en een hoog geboorte cijfer.
Bij de tweede als gevolg van meer welvaart en betere gezondheidszorg, daalt de sterfte, maar blijft de geboorte nog hoog, met als gevolg een bevolkingsaanwas.
Bij de derde fase wordt ook het geboortecijfer laag, dankzij voorbehoedsmiddelen.
De preïndustriële fase duurde in West Europa tot ongeveer 1900, de bevolkingsaanwas tot 1930 en in Nederland zelfs tot de jaren zestig, vervolgens is sindsdien het gemiddelde aantal kinderen per gezin hier gedaald tot 1,6. In Marokko is in grote delen van het land nog steeds veel kindersterfte als gevolg van gebrek aan welvaart. Sinds 1900 was hier ook een enorme bevolkingsgroei en in mindere mate nog steeds. De laatste decennia is het kindertal gedaald naar gemiddeld 3 en in de steden nog lager. Onder migranten in het meer welvarende Nederland bleek kindersterfte onlangs nog steeds hoger dan onder Nederlanders. Er is hier onder hen ook veel bevolkingsaanwas geweest. Er werd niet meteen (voldoende) aan geboortebeperking gedaan. Toch neemt de laatste tijd het kindertal ook bij Marokkaanse gezinnen in Nederland af tot ondertussen hetzelfde aantal als bij Nederlandse gezinnen. Deze fasering roept een ander beeld op. Marokkaanse cultuur zou ergens op dezelfde demografische ladder zitten als Nederlandse. Door de migratie maken Marokkaanse gezinnen deze verandering versneld door, terwijl dit voor gezinnen in West Europa geleidelijker is gegaan.
Kinderen vanuit economisch belang.
Het motief waarom men kinderen wil, is ook veranderd. Het is belangrijk dit te weten, omdat dit ook gevolgen heeft voor de wijze van opvoeden. Als men kinderen wil vanuit een economisch belang, zou dat tot autoritaire opvoeding leiden. Als dit economische belang vervalt, kiezen mensen er voor hun plezier voor. Ze investeren dan meer in de ontwikkeling van kinderen: aandacht, tijd en geld. Kort geleden waren kinderen in Nederland nog een noodzaak voor inkomen en oude dag. In niet-bezittende klassen was kinderloosheid rampzalig. Dit speelt hier nu dankzij de verzorgingsstaat niet meer. Zodoende wordt het krijgen van kinderen uitgesteld en verminderd. Andere preoccupaties dan kinderen zijn belangrijker. Wat betreft het motief van Marokkaanse migranten merkt Eldering in 1974 nog op dat ze zonen nodig hebben om te werken voor hun levensonderhoud. Volgens Pels neemt dit af. Volgens Van Gemert is dat echter in 1998 nog steeds de motivatie voor kinderen: kinderbijslag en ze moeten gaan werken en salaris afdragen. Hieruit verklaart hij het grote aantal kinderen in Marokkaanse gezinnen. Jonkers trekt een andere conclusie. Net als bij Nederlanders, worden bij Marokkaanse migranten kinderen niet meer gewild voor materiële basisnoden en oude dagvoorziening. Als er weinig verschil meer is tussen Marokkaanse en Nederlandse ouders, wat betreft het motief om kinderen te willen, dan is Jonkers constatering logisch, dat ook de opvoeding weinig verschilt.

Opvoeding is dynamisch
In West Europa is opvoeding veranderd in de loop der eeuwen. Deze lange termijn processen worden weergegeven in bijvoorbeeld de civilisatietheorie van Elias. In het begin van de Middeleeuwen was er minder sprake van opvoeding. Kinderen groeiden vanzelf op in de praktijk van werk en huis, die nog ongescheiden waren. Het was toen niet nodig slechte manieren af te leren, zoals mond volproppen, spugen, met de handen eten, want dat deden de volwassenen zelf ook in die tijd. Langzaam aan kwamen er meer gedragsnormen. In de periode vanaf 1800 met de opkomst van kapitalisme, natiestaten en geweldsmonopolie werd het gezin een opvoedingsinstituut. Het socialisatietraject werd langer en ingewikkelder.
Om kinderen te schikken naar de eisen en gedragsnormen van de volwassenenwereld, zou toen meer discipline via fysieke macht zijn toegepast. Nog tot 1968 had de vader ook wettelijk meer ouderlijk gezag. Tegenwoordig zijn mensen als gevolg van de welvaartsstijging minder afhankelijk van elkaar. Hierdoor ontstonden er meer egalitaire verhoudingen tussen man en vrouw en tussen ouders en kinderen. Discipline is geleidelijk aan vervangen door gewetensvorming. Na een succesvolle opvoeding gaat men gedragsnormen niet als van buiten af opgelegd ervaren, maar als eigen (geïnternaliseerd). Heden ten dage wordt love-oriented discipline als beste gezien (normen niet met slaan maar met liefde bijbrengen).
Ook Marokkaanse opvoeding verandert. Van Gemert heeft het ten onrechte over algemene cultuurkenmerken, die op zouden gaan voor alle Marokkaanse jongeren. Marokkaanse opvoeding generaliseren en als onveranderlijk zien, is volgens Jonkers niet gebaseerd op empirie van de gezinspraktijk, maar alleen op een traditioneel westers beeld van de oosterling, zoals ook Saïd heeft beschreven. De realiteit is dat in Marokko vanaf eind 19de eeuw de opvoeding minder autoritair werd als gevolg van maatschappelijke veranderingen, zoals een gelijkwaardigere positie van vrouwen en meer individualisering. Verder zijn er verschillen tussen stad en platteland, opleidingniveaus en klassen. Ook onder migranten in Nederland zijn verschillen en veranderingen. Onderzoekers als Pels nemen bij de eerste generatie weliswaar in het begin een hiërarchische verhouding waar, maar dat is bij de tussen- en tweede generatie veranderd. Bovendien sprak ze ook ouders van de eerste generatie die ervan terugkwamen, nadat ze ontdekten dat harde opvoeding niet leidt tot het gewenste resultaat. Deze opvoedwijze zou dus eerder uitzondering zijn dan regel in Marokkaanse gezinnen.

'Love-oriented discipline' is een mythe
Onder huidige Nederlandse ouders bestaan ook dergelijke verschillen en veranderingen. Volgens Pels komt vrijer opvoedgedrag slechts bij een beperkte groep Nederlanders voor (middenklasse en hoger opgeleid). Autoritaire opvoeding was enkele generaties geleden nog heel normaal. Dit verschuift naar onderhandelend opvoeden. Wat bij Marokkaanse ouders cultuurkloof wordt genoemd, wordt bij Nederlanders opvoedingsonzekerheid genoemd. Hoe je hoort op te voeden, is niet meer zeker. Te meer daar Nederlandse pedagogen discussiëren over ongeremd gedrag, aldus Jonkers. De vrijere opvoeding staat ter discussie, aldus Zwaan. Leidt dit niet tot minder respect tussen ouders en kinderen, tot meer onverschilligheid, tot doorgeschoten individualisering, normvervaging, criminaliteit en calculerende burgers? Deze vragen trekken het positieve beeld van Nederlandse opvoeding in twijfel. De antropoloog Verrips kan zich helemaal niet vinden in Elias' idee van historisch gegroeide westerse civilisatie. Volgens hem is wat hij noemt 'wildheid' of barbaarsheid er niet minder op geworden of zelfs meer. Misschien heeft hij wel gelijk. Zo blijkt de Nederlandse zogenaamde 'love-oriented discipline' een mythe te zijn. Het is wel de norm, maar niet altijd de praktijk. Uit onderzoeken blijkt dat er niet alleen in Marokkaanse gezinnen wordt geslagen, maar ook nog steeds in Nederlandse. Het verschil is of er wel of niet openhartig over gepraat mag worden. Ook voor Marokkaanse moeders is slaan niet vanzelfsprekend en geeft hun schuldgevoelens, aldus Jonkers. Tevens passen ze een brede variëteit toe aan manieren van opvoeden, die volgens bovenstaand schema vallen onder onderhandelingshuishouding. Dit zou betekenen dat Marokkaanse en Nederlandse opvoeding niet zoveel van elkaar verschillen als wordt gedacht.

Juist anders om?
Uit andere gegevens blijkt dat op peuterleeftijd het omgekeerde aan de hand zou zijn. Dan zouden Nederlandse ouders juist strenger zijn dan Marokkaanse. Van der Zwaard nam waar dat verpleegkundigen op spreekuren van consultatiebureaus telkens nadrukkelijk het belang van regels en grenzen uitleggen en waarschuwen voor verwennen. In tegenspraak met het beeld van Nederlandse ouders dat ze zo toegeeflijk zouden zijn, prijzen de verpleegkundigen hen juist dat ze streng zijn (overigens is dit niet gecontroleerd met behulp van observaties). Volgens Jonkers zien Nederlanders kinderen als probleemgevers. Pels constateert dat Nederlandse ouders wel zeggen dat ze hun kinderen vrij laten, maar het tegendeel doen: 'Terwijl onafhankelijkheid als opvoedingsdoel hoog genoteerd staat, hebben de kinderen minder vrije speelruimte door de grote hoeveelheid tijd en aandacht die hun ouders ze schenken'. Volgens Clerkx besteden moeders nergens ter wereld en nooit eerder in de geschiedenis zoveel tijd aan hun kinderen. Ze houden permanent toezicht.
Bij Marokkaanse ouders blijkt precies het omgekeerde. Terwijl ze zeggen weinig waarde te hechten aan autonomie, geven ze peuters in de praktijk een grote vrijheid en verantwoordelijkheid, aldus Jonkers. Ze zouden niet streng genoeg zijn, aldus verpleegkundigen in het onderzoek van Van der Zwaard. (Jongetjes zouden toegeeflijker worden behandeld dan de meisjes: 'jongens mogen alles, meisjes niet veel', zeggen deze verpleegkundigen. Toch waren er in de spreekuren waarbij Van der Zwaard observeerde, meer 'lastige' meisjes dan jongetjes. En als een moeder eens wel streng tegen haar zoontje was, werd dat gezien als westerse invloed.) De mening van deze verpleegkundigen, dat Marokkaanse jongens niet streng genoeg worden behandeld, is in tegenspraak met wat Van Gemert beweert, dat ze juist strengheid gewend zijn. Niet de Nederlandse samenleving laat deze kinderen 'te' vrij. Marokkaanse gezinnen zelf doen dat. Inderdaad vindt Werdmölder in 2005 dat dit juist het probleem is. Ook Pels vindt dat peuters onbelemmerd kunnen spelen, veel tijd doorbrengen met leeftijdsgenoten, zonder toezicht en bemoeienis van ouders. Ouders klagen dan ook over gebrek aan speelruimte in Nederland. Dit verschil in aandacht komt door het verschil in gezinsgrootte. Hoe groter het kindertal, hoe minder tijd per kind. Mogelijk zal dit verschil dan ook verdwijnen, met het kleiner worden van gezinnen.

Materiële knelpunten
Er is nog meer aan de hand. Individuele belangen van een kind kunnen worden ondergesneeuwd als de sociaal-economische positie van ouders slecht is. Men heeft een laag inkomen, woont in een kleine flatwoning, met een werkloze of in ploegendienst werkende echtgenoot, meerdere kinderen en niet zelden tijdelijk inwonende familieleden. Nederlandse opvoedingsadviezen zijn toegesneden op het ideaalbeeld van modale, welgestelde ouders met twee kinderen in een ruime gezinswoning, aldus Jonkers. Marokkaanse moeders proberen adviezen wel op te volgen. Maar een lastig kind afzonderen lukt in de praktijk niet als in andere vertrekken ook mensen aanwezig zijn. Toegeven aan een zeurend kind, gebeurt om geluidsoverlast te voorkomen voor andere huisgenoten en buren in de te kleine gehorige woningen. Volgens Jonkers zijn knelpunten in Marokkaanse opvoeding dan ook vaak te herleiden tot de materiële leefomstandigheden.
Hoewel blijkbaar op peuterleeftijd in Marokkaanse gezinnen veel bewegingsvrijheid is, zou dit volgens de Gezinsraad op oudere leeftijd omslaan. Uit hun interviews met Marokkaanse ouders bleken tieners weinig bewegingsvrijheid te krijgen, met uitzondering van oudere jongens, is de conclusie van de Gezinsraad (overigens zonder observaties te hebben gedaan). De meeste ouders zeggen het moeilijk te vinden om te gaan met de in hun ogen grote (seksuele) vrijheid in Nederland. De bewegingsbeperking is uit vrees voor ontsporing en voor het negatieve beeld in de media hierover, aldus de Gezinsraad. Terwijl Werdmölder en anderen beweren dat het probleem is dat er minder sociale controle in Nederland is dan in Marokko, geven Marokkaanse ouders zelf in gesprek met de Gezinsraad een andere verklaring voor de problematiek van hangjongeren en jeugdcriminaliteit. Ze klagen dat er in hun buurt te weinig betaalbaar aanbod is aan activiteiten voor tieners. Door het lage inkomen is het voor hen niet mogelijk om naar een veiligere duurdere buurt te verhuizen, zoals Nederlandse gezinnen dat vaak wel kunnen doen. Weer blijkt dat een slechte sociaal-economische positie van ouders beslissende gevolgen heeft.

Gevolgen van migratie
De jongens die ontsporen, blijken overwegend van de tussengeneratie te zijn. Dat wil zeggen dat zij in Marokko zijn geboren en opgegroeid, en op latere leeftijd migreerden op basis van gezinshereniging. Zij verkeren in een specifieke situatie. Verkuyten constateert bij zijn onderzoek naar zelfbeleving en (etnische) identiteit, dat deze generatie wat dit betreft erg laag scoort (terwijl andere Marokkaanse jongeren juist onverwacht hoog scoren). De migratie leidt tot problemen, volgens diverse onderzoeken, met gevolgen voor de opvoeding. Extreem autoritair gedrag van eerste generatie ouders wordt geweten aan (angst voor) ontsporing in het migratieland.
Migratie heeft ook effect op school. Kinderen hebben een achterstand, als gevolg van de gezinshereniging. Vaak hebben ze ook in Marokko nog niet leren lezen en schrijven. Dat ze op school niet mee kunnen komen, kan leiden tot schoolverzuim en kattenkwaad uithalen op straat. Lindo verklaart achterstand echter ondermeer uit de verplichtingen aan verwanten in het land van herkomst. Dit geeft druk op de kinderen, hierdoor schiet het (succesvol) volgen van onderwijs er bij in. Fase en Kleijer voeren nog een andere verklaring aan voor achterstand op school. Volgens hen komt het door de ongunstige sociale positie en is er geen verschil met Nederlanders in dezelfde lage inkomensgroep. Deze ouders kunnen hun kind niet ondersteunen op school en er zijn materiële beperkingen. Geen van deze verklaringen wijt de problemen op school aan een andere opvoeding.

Vader verliest zijn aanzien.
Migratie heeft ook gevolgen voor de rol van de vader en de moeder. Bij de tussengeneratie migreerde hun vader voor of na hun geboorte. Dit had vaak al in Marokko het gezin ontwricht. Ze leefden er zonder vader, groeiden gescheiden van hem op. Na de gezinshereniging, leidt dat tot spanningen. Ze kennen elkaar niet. Bovendien migreerden deze kinderen rond de puberteit. Vervolgens verandert in Nederland de positie van de vader. Hij blijkt niet zo welvarend als ze in Marokko dachten. Hij verliest zijn aanzien. Hij blijkt namelijk werkloos of een laag gewaardeerde baan te hebben. Zelfstandig inkomen van kinderen stelt hen in staat zich niet bij conflicten neer te hoeven leggen. Een gespannen relatie met de vader wordt opgelost door hem te ontlopen. Volgens Kaufman ligt de oorzaak van drugsverslaving in de slechte verstandhouding met hem. Heroïnegebruik wordt voorafgegaan door een breuk met het ouderlijk huis, meestal niet andersom. Maar Buijs, die niet schrijft over ontspoorde maar over 'gewone' jongens, schrijft dat ook voorkomt dat ze het ondanks alles juist heel goed met hun vader kunnen vinden en begrip tonen voor zijn situatie.
Ook heeft de migratie gevolgen voor de rol van de moeder. Gedurende hun jeugd in Marokko zijn de kinderen niet van haar gescheiden. Ze migreren samen met haar. Werdmölder (1990) zegt dat ze, zelfs als ze zijn weggelopen van huis, contact blijven houden met hun moeder. Maar vaak zijn de ouders gescheiden en blijft moeder achter in Marokko. Kinderen wonen dan in Nederland bij hun stiefmoeder. Afwezigheid van hun eigen moeder veroorzaakt volgens Werdmölder (1990) mede de verdergaande ontwrichting. Verder merkt Pels op dat moeders dikwijls de motor zijn in veranderingsprocessen. Ook volgens Lindo vervullen moeders een bemiddelingsfunctie tussen vader en kinderen. Problemen ontstaan als dit mislukt. Als moeders niet werken, hebben ze daardoor geen contact met Nederlanders en Nederlandse instituties, en zijn dan niet goed geïnformeerd om hun kinderen te kunnen steunen. Lindo bestudeert Turkse gezinnen, maar waarschijnlijk geldt ditzelfde voor Marokkaanse. We kunnen concluderen dat er inderdaad sprake kan zijn van een autoritaire opvoeding bij deze specifieke groep: gezinshereniginggezinnen, maar dit is het gevolg van hun migratie en niet eigen aan alle Marokkaanse gezinnen.

Verzorging
Opvoeding is in de loop der eeuwen langer en ingewikkelder geworden. Kinderen worden gedragsnormen aangeleerd en gevormd. Verzorging is iets anders, is ongeacht welke tijd of cultuur, altijd noodzakelijk. Vloeibaar voedsel, warmte, bescherming en aandachtige verzorging zijn letterlijk van vitaal belang. Baby’s zijn totaal afhankelijk. Van Gemert die zoveel belang hecht aan opvoeding, heeft het helemaal niet over verzorging. Misschien denkt hij dat dat overal hetzelfde is of dat het er niet toe doet. Maar psychoanalyticus Erikson wilde in 1964 met zijn studie aantonen dat culturele verschijnselen hun wortels hebben in de babytijd. Zo vermoedde hij dat het vrijgevige gedrag van Sioux-indianen, die hij had bezocht, verankerd ligt in het oude gebruik van ongelimiteerde borstvoeding. Een andere psychoanalyticus Liedloff (1979) heeft in de 70er jaren bij Yequana-indianen observaties gedaan, om de oorzaken van hun geluk te achterhalen. Dit leidde tot haar volgende uitspraak: 'als een moeder mij vraagt of ze haar baby op moet pakken als hij huilt, zeg ik dat ze hem nooit had moeten neerzetten'. Deze indianen-baby’s worden permanent gedragen en dit zou volgens Liedloff mede hun levenslange staat van geluk tot gevolg hebben. Volgens haar en anderen is de behoefte aan een dergelijke verzorging wel universeel, maar sluit die niet altijd en overal aan bij de verzorging die wordt aangeboden.

Borstvoeding en dragen
Bestaat er een typische Marokkaanse manier van babyverzorging? Eppink schrijft over Marokko dat borstvoeding soms zelfs tot het vierde jaar wordt volgehouden, als er niet eerder een volgend kind komt. Men laat baby's niet huilen. Dit wordt geïnterpreteerd als honger en bepaalt het tijdstip van de voeding. Men ervaart een 'dienstregeling' zoals Nederlandse gezinnen die kennen, als koud, liefdeloos en overdreven streng. Baby's hangen in een soort doek om moeders schouders, worden meegedragen door moeder of een andere vrouw en slapen naast moeder. Aan jonge kinderen is niets op te voeden, vinden ouders. Het enige dat ouders doen is kinderen afhouden van gevaren. Tot een à twee jaar krijgen kinderen elke vorm van behoeftebevrediging en worden zij op geen enkele manier gefrustreerd. Andere familieleden en buurvrouwen helpen mee. Op die manier zitten baby’s niet gebakken aan die ene 'mama'. Eppink zegt dat dit sterk warme, affectieve klimaat veel comfort en zekerheid biedt aan kinderen. Er is geen kinderwagen en speelgoed tussen moeder en kind in. Eppink sluit dit af met de opmerking dat 'we' op sommige punten wel degelijk wat kunnen leren van deze moeders.
Uit wat Pels schrijft over Marokkaanse babyverzorging in het Nederland van 15 jaar geleden, blijken veel overeenkomsten met Marokko. Niet laten huilen, slapen bij moeder, op de rug dragen, niet alleen laten, geen slaap- en voedingstijdsschema, geen box of hekjes, omdat de heel kleintjes immers worden gedragen. Juist in de gezinnen afkomstig van het traditionelere platteland, bekend als het meest autoritair, zijn de genoemde affectie en vrijheden het grootst.
In Nederlandse gezinnen in de Middeleeuwen ging babyverzorging er soortgelijk aan toe. Baby's werden in een doek gedragen; men sliep met meerderen in een bed. Een affectieve verzorging is dus niet typisch Marokkaans, maar het gaat er in Nederland heden ten dagen wel anders aan toe.

Apart slapen en laten huilen
In de moderne westerse samenleving is een dergelijke intensieve verzorging nauwelijks mogelijk. Moeders zouden daarvoor thuis moeten blijven. Babyverzorging is een dag en nachttaak geworden, die meestal alleen door de moeder wordt vervuld. In een kerngezin is de relatie tussen moeder en kind exclusief en geïsoleerd. Pels noemt als nadeel dat kinderen hooguit een broertje of zusje hebben, vader de hele dag van huis is en familieleden niet meer inwonen. Er zijn in de regel geen andere vrouwen met wie moeders de zorg kunnen delen, behalve betaalde oppas of crèche. Omdat de verzorging zo intensief is, heeft het vergaande consequenties voor de manier en kwaliteit ervan, als er slechts één persoon voor beschikbaar is. In Nederland wordt weinig en kort borstvoeding gegeven (slechts een kwart nog bij vier maanden). Nederlandse ouders in het onderzoek van Pels, willen hun baby’s niet 'verwennen', zoals oppakken bij iedere kik. Er is een vast schema van slapen en voeden, baby’s slapen meestal in een eigen kamertje en worden in een box gelegd, want moeder moet haar handen af en toe vrij hebben.

Een huilende baby oppakken?
Gordon bekeek adviezen in huidige westerse handboeken over babyverzorging. De vraag is in hoeverre moeders dit ook opvolgen. Toch zijn de adviezen op zich tekenend. Ouders moeten hun baby's vanaf 3 à 4 maanden erin trainen in een aparte kamer in slaap te vallen en in slaap te blijven. Om dat te bereiken, moeten ouders de kinderen ’s nachts weinig of geen aandacht geven. Volwassenen hebben een biologische impuls om een huilende baby op te pakken, maar het is beter om daar niet naar te luisteren, aldus dergelijke adviezen. Kindjes leren hun eigen behoeften op te geven voor die van hun ouders. Kinderen zijn niet het enige of belangrijkste doel in het leven van deze ouders. Moeders moeten hun handen vrij hebben om te werken, zelf goed te slapen enz. Dat gaat moeilijk samen met borstvoeding, aldoor dragen, bij elkaar slapen. Eppink denkt dat kinderwagens en speelgoed zaken kunnen zijn die het lichaamscontact en de moederaffectie in de weg staan. De bedoeling van de geadviseerde afstandelijkheid is levenslange onafhankelijkheid, maar uit onderzoek blijkt dat kinderen die in hun eerste levensperiode onafgebroken in de nabijheid van de moeder waren, op latere leeftijd juist een grotere mate van autonomie vertonen dan andere kinderen. Niemand legt echter verband tussen de affectieve babyverzorging en ontsporing van Marokkaanse jongeren op latere leeftijd.
Er blijkt een duidelijk verschil tussen Nederlandse en Marokkaanse verzorgingswijzen van baby's. Marokkaanse ouders geven meer affectie. Maar er is ook een tendens dat Marokkaanse kinderen in Nederland steeds meer eenzelfde verzorging krijgen als Nederlandse: geen of kortere borstvoeding, apart slapen, gebruik van kinderwagens, bedtijd. Jonkers schrijft regelmatig dat de Marokkaanse tussengeneratie moeders denken dat samen slapen niet goed is, maar dat het hen moeite kost kleine kinderen apart te laten slapen. Sommige moeders zeggen over te nemen wat in Nederlandse bladen staat, bijvoorbeeld over een kinderkamer inrichten: 'het hoort bij de welvaart'. Afgaande op empirische observaties zou het negatieve beeld over opvoeding niet kloppen, maar ook het positieve beeld van verzorging klopt mogelijk niet meer.

Samenvatting en conclusie
Het beeld dat er een onveranderlijke Marokkaanse naast een onveranderlijke Nederlandse cultuur bestaat, komt niet overeen met de werkelijkheid. Een ander idee is dat zowel Marokkaanse als Nederlandse opvoeding verandert door de geschiedenis heen, zoals is beschreven door gezinshistorici, namelijk van hiërarchisch naar meer egalitair. De welvaartstijging maakt mensen minder afhankelijk van elkaar. Kinderen zijn dan niet meer uit economische overwegingen gewenst, maar voor het plezier. Marokko loopt wat dit betreft door grotere armoede enkele generaties 'achter' op Nederland. Migranten maken daarom deze veranderingen versneld mee. Hierbij is het de vraag of het idee wel klopt dat dit proces van maatschappijverandering vooral toenemende civalisering inhoudt.
Marokkaanse opvoeding zou op autoriteit gebaseerd zijn en Nederlandse op onderhandeling. Uit onderzoek blijkt echter dat de tussen- en tweede generatie niet aan dit beeld voldoen en zelfs de eerste generatie ouders blijkt soms van autoritaire opvoeding teruggekomen. Aan de andere kant komt ook het positieve beeld van Nederlandse opvoeding niet overeen met de werkelijkheid. Alle ouders laveren ergens tussen autoritair en onderhandelen. Uit andere gegevens blijkt dat Marokkaanse kinderen op peuterleeftijd juist vrijer dan Nederlandse peuters zouden worden behandeld. Mogelijk verdwijnt dit verschil, met het kleiner worden van gezinnen.
Er is meer aan de hand. Knelpunten in Marokkaanse opvoeding zijn vaak te herleiden tot materiële leefomstandigheden. Bovendien blijken ontspoorde jongeren van een specifieke groep te zijn, van de tussengeneratie die in Marokko is opgegroeid en in het kader van gezinshereniging rond puberteitsleeftijd naar Nederland is gekomen. Migratie heeft meerdere negatieve gevolgen voor een gezin. De vraag is of ontsporing gevolg is van strengheid of strengheid juist voortkomt uit (angst voor) ontsporing.
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat babyverzorging zou verschillen. Marokkaanse kindjes in Marokko worden gedragen, laat men niet huilen, krijgen (langer) borstvoeding, slapen bij hun moeder. Nederlandse kindjes krijgen minder lichamelijke affectie in deze eerste levensfase. Maar in Nederland komt Marokkaanse verzorging meer en meer overeen met Nederlandse. Interessant voor verder onderzoek is wat de gevolgen zijn van grotere affectie en vrijheid in de eerste levensjaren.

Werkloosheid en discriminatie als verklaring?
Omdat Marokkaanse informanten een negatief zelfbeeld hebben dat niet overeenkomt met de werkelijkheid, is het belangrijk dat onderzoekers zich niet alleen op interviews richten, maar ook op empirische observaties. Dergelijk onderzoek kan precies achterhalen wat de overeenkomsten en verschillen in opvoeding zijn en het stereotype beeld autoritair- versus onderhandelingsopvoeding ontkrachten. Dit betekent dat, voor de verklaring van ontsporing, werkloosheid en discriminatie toch centraler zouden staan.

Literatuur:
Buijs, F.; 1993, Leven in een nieuw land, Marokkaanse jongemannen in Nederland. Utrecht: Van Arkel.
Clerkx, E.; 1981, Moeders, kinderen en kinderopvang. Nijmegen: SUN.
Eldering, L van den Berg-; 1978, Marokkaanse gezinnen in Nederland. Alphen aan de Rijn, Samsom Uitgeverij.
Eldering, L.; 2002, Cultuur en opvoeding, interculturele pedagogiek vanuit ecologisch perspectief. Rotterdam: Lemniscaat.
Elias, N; 1982 (1939), Het civilisatieproces, sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen. Utrecht: Het Spectrum BV.
Eppink, A.; 1977, Familierelaties en Persoonlijkheidsontwikkeling in Marokko, Een onderzoek naar referentiekaders en denkpatronen met betrekking tot familie, vriendschap en seksualiteit. Amsterdam: Dissertatie.
Eppink, A. red; 1981, Kind-zijn in twee culturen, Jonge Marokkaanse en Turkse kinderen in Nederland. Hilversum: Van Loghum Slaterus.
Erikson, E.H.; 1964, Het kind en de samenleving. Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.
Fase, W. & H. Kleijer (red.); 1996, Themanummer: onderwijs en etniciteit. Sociologische gids XLIII(2).
Gelder, P. van en H.E. Lamur; 1993, Tussen schaamte en mannelijkheid, seksuele relaties en beschermingsgedrag onder Marokkaanse mannen. Amsterdam: Het Spinhuis.
Gemert, F. van; 1998, Ieder voor zich, Kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse jongens. Amsterdam: Het Spinhuis.
Gezinsraad; 2005, Signalement 3/C, Allochtonen gezinnen, opvoeding van tieners. Den Haag: NGR.
Gordon, M; 1992, De schaduwkant van slaaptraining, Vier belangrijke redenen die laten zien dat het 's nachts alleen laten huilen onzinnig is. www.natuurlijkouderschap.org/thuis.html.
Jonkers, M.; 2003, Een miskende revolutie, het moederschap van Marokkaanse vrouwen. Amsterdam: Aksant.
Kaufman, P. en H. Verbraeck; 1985, Marokkaan en verslaafd, Een studie naar randgroepvorming, heroïnegebruik en criminalisering. Utrecht: ROVU.
Liedloff, J.; 1979, Op zoek naar het verloren geluk, Naar een natuurlijke manier van opvoeden. Utrecht: Bruna.
Lindo, F.; 1996, Maakt cultuur verschil? De invloed van groepsspecifieke gedragspatronen op de onderwijsloopbaan van Turkse en Iberische migrantenjongeren. Amsterdam: Het Spinhuis.
Pels, T.; 1991, Marokkaanse kleuters en hun culturele kapitaal, Opvoeden en leren in het gezin en op school. Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitinger BV.
Pels, T. (red.); 1994, Opvoeding in Chinese, Marokkaanse, Surinaams-creoolse gezinnen. Rotterdam: ISEO.
Pels, T.; 1998, Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum & Comp. BV.
Pels, T.; 2003.; Respect van twee kanten, een studie over last van Marokkaanse jongeren. Assen: Koninklijke Van Gorcum.
Saïd, E; 1978, Orientalisme. London: Routedge & Kegan Paul.
Verkuyten, M.; 1988, Zelfbeleving en identiteit van jongeren uit etnische minderheden. Arnhem: Gouda Quint.
Verrips, J.; 1993, Op weg naar een antropologie van het Wilde Westen. Etnofoor 1993 VI(2); 5-21
Werdmölder, H.; 1990, Een generatie op drift, De geschiedenis van een Marokkaanse randgroep, Arnhem: Goude Quint bv.
Werdmölder, H.; 2005, Marokkaanse lieverdjes, Crimineel en hinderlijk gedrag onder Marokkaanse jongeren. Amsterdam: Balans.
Zwaan, T. (red.); 1993, Familie, huwelijk en gezin in West-Europa. Amsterdam/Heerlen: Boom/Open universiteit.
Van der Zwaard, J.; 1993, El Mizan, Wijkverpleegkundigen over de opvoeding in allochtone huishoudens. Amsterdam: SUA.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop