16 januari 1919. De burgeroorlog is in volle gang. De witte legers van admiraal Koltchak zijn de Oeral overgestoken en rukken op naar Moskou. Het territorium dat door de roden wordt gecontroleerd krimpt met de dag. De sovjets zijn in doodsgevaar. In zijn bureau in het Kremlin vindt Lenin tijd om te debatteren over… de bescherming van de natuur.
Op aanbevelen van de Volkscommissaris van Onderwijs, Anatoli Lunatcharsky, ontvangt Lenin die dag Nikolai Podiapolskii, van het territoriaal Uitvoerend Comité van Astrakhan. Hij wil praten over de politieke en militaire situatie in deze regio. Maar de agronoom Podiapolskii vraagt zijn steun voor de creatie van een volledig beschermd natuurreservaat (zapovednik) in de delta van de Wolga.
Lunatcharsky had Podiapolskii gesuggereerd zijn voorstel te plaatsen binnen een algemeen kader van een noodzakelijke politiek van behoud van de natuurlijke rijkdommen. Een welgekom advies: zich niet tevreden stellend met enkel het project aan de Wolga goed te keuren, vraagt Lenin aan zijn interpellant een decreet op te maken voor de hele Sovjetunie. Het gaat om een ‘dringende prioriteit’, laat hij weten. Enthousiast door dit resultaat werkt Podiapolskii stevig door. De volgende ochtend ligt de tekst op het bureau van Lenin. Diezelfde avond nog stuurt deze zijn akkoord naar de agronoom. Wel preciseert hij dat de tekst nog voorgelegd moet worden aan het Commissariaat voor Onderwijs (Narkompros) voor goedkeuring.
De zapovednik van de Wolga-delta zal door Podiapolskii opgericht worden zodra hij naar Astrakhan is teruggekeerd. Het zal de eerste van een lange reeks worden – tien jaar later zullen de zapovedniks 40.000 km2 beslaan. Bovendien zal de Narkompros een tijdelijke commissie voor natuurbehoud oprichten. In haar rangen telt ze verschillende vermaarde wetenschappers, Ze zal geleid worden door een astronoom die lid is van de communistische partij: Vagran Tigran Ter-Oganesov.
Narkompros
Het is nochtans wachten tot het einde van de burgeroorlog totdat het project van Podiapolskii effectief uitmondt in een algemeen decreet. Ondertekend op 21 september 1921 bevestigt het dat de politiek van natuurbehoud onder de verantwoordelijkheid van Narkompros valt. Dit punt is van kapitaal belang.
De uitvoer van hout en huiden vertegenwoordigden een belangrijke bron van deviezen en de boeren, gretig op zoek naar land om te verbouwen om de honger tegen te gaan, waren niet erg bezorgd, en dat is een eufemisme, om het behoud van het natuurpatrimonium.
Twee dagen na de machtsgreep had de sovjet-regering het decreet ‘Over het land’ aangenomen, waarbij de grond, de ondergrondse rijkdommen en de bossen werden genationaliseerd. Maar Lenin was zich welbewust van het feit dat de nationalisatie weliswaar een noodzakelijke voorwaarde was, maar op zich geen garantie bood voor een socialistische politiek.
Het toevertrouwen van de politiek van natuurbehoud aan Narkompros betekende haar beschermen tegen de bureaucratische en utilitaristische korte termijnlogica van andere staatsapparaten, In vergelijking met het Commissariaat voor Landbouw in het bijzonder bood het beheer door Narkompros de kans in de eerste plaats door wetenschappelijke bekommernissen geleid te worden.
Ecologisten en sovjets
We kennen de ‘wet van de ongelijke en gecombineerde ontwikkeling’ zoals ze door Trotski werd geformuleerd: een achtergebleven land kan, door haar inschakeling in de wereldmarkt, kenmerken vertonen van een grote moderniteit. Deze paradox geldt niet enkel op economisch vlak: de Russische ecologisten liepen ook voor 1917 voorop in de wetenschap. De geo-chemicus Vladimir Vernadsky (uitvinder van het concept van de biosfeer) is de bekendste, maar nog heel wat andere wetenschappers, de zoöloog Kozhevnikov en de botanist Borodin, bijvoorbeeld, genoten een internationale bekendheid.
Deze wetenschappers wilden niet enkel de natuurlijke landschappen beschermen, zoals in de Amerikaanse parken, Ze wilden daarenboven het functioneren van de ecosystemen begrijpen. Het oude regime had geen oor naar hen. De sovjet-regering gaf hen voldoening door de creatie van volledig beschermde reservaten die totaal bestemd waren voor onderzoek en waar elke menselijke interventie (theoretisch) werd uitgesloten.
Vernadsky was een van de oprichters van de constitutioneel democratische partij (‘kadetten’), een liberale partij. In het algemeen hadden de Russische wetenschappers weinig politieke sympathie voor de bolsjewieken. Op zijn zachtst uitgedrukt waren ze dan ook eerder verrast dat de revolutie respect toonde voor de onafhankelijkheid van hun onderzoek en hun medewerking vroeg…
Uit deze samenwerking vloeiden een reeks uitzonderlijke initiatieven voort die de ontwikkeling van de ecologie als wetenschappelijke discipline bevorderden. Op dit domein nam de Sovjetunie van de jaren twintig zelfs een voorhoedepositie in op het internationale vlak.
Antikapitalisme en rationeel beheer
De politiek van het revolutionaire bewind op het vlak van milieubescherming is weinig bekend, Ze werd weggemoffeld door de stalinistische contrarevolutie en door de latere rampen (het uitdrogen van het Aralmeer, Tchernobyl). Ze verdient het in ere te worden hersteld. Omdat de waarheid haar rechten heeft, maar ook omdat de lessen die er uit getrokken kunnen worden nog zeer actueel zijn.
Zoals Douglas Weiner stelde, plaatsen de leiders van de vroege Sovjetunie een gelijkheidsteken tussen het socialisme en de rationele organisatie van de maatschappij op basis van de wetenschap. Maar tegelijkertijd spraken ze zich uit tegen elke instrumenteel gebruik van de wetenschappen door de politiek, Een beleid dat de wetenschap aan banden legt, kon volgens hen enkel de wetenschap steriel maken… en ten slotte het politieke project van een rationele sociale ontwikkeling schaden.
De bolsjewistische theoretici, Lenin op kop, beschouwden in feite het antikapitalisme als een conclusie die zich logisch aan elke coherente wetenschapper moest opdringen, Vandaar de serieusheid waarmee ze rekening hielden met wetenschappelijke werken uit alle disciplines. Vandaar ook hun interesse om op basis van deze werken te debatteren. Deze houding ligt in de lijn van de opstelling van Marx en Engels tegenover Ricardo, Smith, Morgan of Darwin: op kritische wijze de wetenschappelijke ontdekkingen integreren, de filosofische veronderstellingen van de onderzoekers bediscussiëren, indien nodig de ideologische vooroordelen die uit hun klasse-opvattingen voort vloeien, bloot leggen.
Materialistische ecologie
Om het gunstig onthaal te begrijpen waarmee de voorstellen van Podiapoliskii werden begroet moet men bovendien weten dat Lenin voor bescheidenheid pleitte tegenover de ‘burgerlijke wetenschappers’ en dat de agronoom behoorde tot een specifieke stroming binnen de Russische natuurbeschermers: hij was noch een nostalgische romanticus, noch een voorstander van een instrumentalistische ecologie die de ‘goede’ soorten wou bevoordelen door de ‘slechte’ uit te roeien, maar een vertegenwoordiger van een derde stroming, die D. Weiner bestempelt als materialistische ecologisten.
Nikolai Podiapolskii, Grigorii Kozhevnikov, Vladimir Stanchinsky en anderen ontwikkelden een zeer moderne benadering. Vanuit de vrees dat de vernietiging van het leefmilieu uiteindelijk zou leiden tot een sociale ineenstorting pleitten zij ervoor dat de mensheid een rationeel beheer van de natuur zou ontwikkelen, met de meest extreme voorzichtigheid, zich daarbij steunend op de best mogelijke wetenschappelijke basis. Voor deze wetenschappers waren de zapovedniks laboratoria die er op gericht waren te doen begrijpen hoe ecologische levensgemeenschappen functioneerden, opdat de maatschappij bewust de best aan de ecosystemen aangepaste ontwikkelingsoriëntaties zou aannemen (vooral in de landbouw).
Een gedeeltelijke maar reële convergentie
Deze benadering kon Lenin overtuigen. Ter herinnering: We hebben aan Lenin een vroegtijdige kritiek te danken van de economische theorieën (vandaag in de mode!) over de mogelijkheid vernietigde natuurlijke bronnen te vervangen door kapitaal: ‘Het is even onmogelijk om de krachten van de natuur te vervangen door menselijke arbeid als archines (een Russische lengte-eenheid) door pouds (een Russische gewichtseenheid)’ (1). De beslissing van het sovjet-regime om de bossen te nationaliseren kwam evenmin uit de lucht vallen: ze vloeide direct voort uit de analyse van Marx over de contradictie tussen de korte termijnopvattingen van het kapitalisme en de vereisten, noodzakelijk op lange termijn, van een verantwoordelijk bosbeheer.
Breder bekeken was de idee van een rationele menselijke regulering van het uitwisselen van materie met de natuur Lenin niet vreemd. Hij kende de geschriften van Marx over de noodzaak voor de ‘sociale mens, de geassocieerde producenten rationeel hun metabolisme met de natuur te beheren’, in de eerste plaats door de menselijke uitwerpselen aan de aarde terug te bezorgen.
Niets wijst er echter op dat de bolsjewistische leiders de lange termijnvisie van Stanchinsky, Kozhevnikov en anderen over de eindigheid van de natuurlijke bronnen, de limieten van de ontwikkeling en de ecologische dreiging hadden overgenomen. Het tegendeel beweren zou een anachronisme en mystificatie zijn.
Bepaalde communisten mogen gevoelig geweest zijn voor deze kwesties hun leiding was dit niet. Hiervoor waren er drie redenen: 1) zij had andere zaken aan hun hoofd, 2) het risico van een wereldwijde ecologische crisis was nog slechts een wetenschappelijke projectie, geen bepalende dimensie van de sociale crisis, 3) opvattingen over de ‘overheersing van de natuur door de mensheid’ hadden een zeer diepe impact. (2)
De draai van 1928
Blijft het feit dat de politiek van milieubehoud van het vroege sovjet-regime rijk was aan wetenschappelijke ontwikkelingen die vroegen om integratie in het marxisme. In het bijzonder beloftevol waren de werken van Stanchinsky over de verdeling over de verschillende niveaus van de voedselketting van de zonne-energie die door de planten werd gecapteerd, de gevolgen op het dynamisch evenwicht van de natuurlijke gemeenschappen en de implicaties hiervan voor de ‘rationele beheersing van het metabolisme’ mensheid-natuur.
Dit theoretische en praktische elan werd helaas totaal gebroken door de stalinistische contrarevolutie. Vanaf 1928 wordt de ‘burgerlijke’ of ‘kleinburgerlijke’ oorsprong van de wetenschappers steeds meer ingeroepen om hun standpunten in diskrediet te brengen, Stalin versterkt zijn politieke dictatuur. Hij kan de wetenschappelijke vrijheid van gedachte waarvoor de zachte en briljante Lunatcharsky garant stond, niet langer tolereren. Lunatcharsky zelf moet het Commissariaat van Narkompros in 1929 opgeven.
Naar een ‘proletarische wetenschap’
De spanning loopt snel op met het eerste Vijfjarenplan (1929-1934). De ecologisten bekritiseren de buitensporige intensifiëring van de ontginning van de bossen en van de jacht. Bovenal ontwikkelen ze een snoeiharde kritiek van de gedwongen collectivisering, die geen enkele rekening houdt met de natuurlijke productiviteit van de ecosystemen. Ze voorspellen er de mislukking van en vrezen voor een verlies van biodiversiteit.
De feiten bevestigen hun voorspellingen: de landbouwproductie stort in. Zeker, ten gevolge van de revolte van de boeren, niet ten gevolge van de ecologische dysfuncties (waarvan het effect zich pas op langere termijn laat merken). Maar het heeft weinig belang: Stalin kan de kritiek niet tolereren. Hij zoekt zondebokken, Het onaantastbaar karakter van de zapovedniks wordt aangeklaagd, de ‘burgerlijke wetenschappers’ behandeld als ‘saboteurs’.
Deze hatelijke propaganda loopt snel uit op een volledige ommekeer in de verhouding tussen marxisme en de wetenschappen. Stalin vindt de ‘proletarische wetenschap’ uit, degene die zich onderwerpt aan de partij en bovenal aan haar Chef. Deze ‘wetenschap’ zweert enkel bij de praktijk, geeft het fundamenteel onderzoek op en stelt zich ten dienste van het Plan en haar productivistische doelstellingen. Nieuwe gereleveerde waarheid, neemt de ‘Diamat’ (dialectisch materialisme) de plaats in van de religieuze dogma’s in een politiek de Inquisitie waardig.
Woeste repressie, selectieve verontwaardiging
Onder leiding van Stalin in hoogsteigen persoon wordt het offensief in de academische milieus georkestreerd door de filosoof Izaak Prezent. In zijn zog zullen allerlei charlatans, hoofdzakelijk meesterlijke hiellikkers, er in slagen de plaats in te nemen van echte wetenschappers. Het volstaat er in die laatsten ‘verraders van de arbeidersklasse’ te noemen en zogezegde wonderoplossingen aan te dragen om de productie te verhogen…
Met zijn aanval op de genetica als ‘valse burgerlijke wetenschap’ is Lyssenko de geschiedenis ingegaan als het prototype van zulke arrivisten zonder scrupule. Op het moment dat Stalin Lyssenko onder de lauwerkransen bedelft, wordt Nikolaï Vavilov, pionier van de biodiversiteit, stichter van de eerste zaadbank ter wereld, veroordeeld wegens spionage en in de gevangenis geworpen. Hij zal er sterven.
De repressie raakt ook de verdedigers van het leefmilieu. De vroegere hoofdinspecteur van volksgezondheid en gewezen minister Kaminskii wordt in 1937 gearresteerd en geëxecuteerd: hij viel de gevolgen voor de gezondheid aan van de industriële verontreiniging. Stanchinsky en een twintigtal anderen worden in 1934 gearresteerd.
Het lot van al deze mensen riep veel minder verontwaardiging op in het Westen dan dat van Vavilov. Douglas Weiner schuift een interessante uitleg naar voor om deze selectieve verontwaardiging te verklaren: ‘Het lijkt nauwelijks vreemd dat onze wetenschappelijke cultuur, gericht als hij is op macht, snel nota heeft genomen van een aanval op de genetica maar totaal onwetend bleef over het onderwerpen van de ecologie’.
Die dekselse Lenin
Het is inderdaad gemakkelijk de verdediging op te nemen van de genetica: het is een goed gevestigde wetenschap die bovendien goed aansluit bij de technocratische dromen over het onderwerpen van de natuur. Het aanklagen van het bureaucratisch verstikken van de Russische ecologie is vervelender omdat de kapitalistische vertegenwoordigers sinds 50 jaar tonnen wetenschappelijke rapporten naast zich neerleggen waarin de alarmbel wordt geluid over de vernietiging van het milieu en haar gevaren. De reden van deze opstelling van de kapitalistische beleidsmakers is evident. Op hun manier laten ze evenzeer dogma’s voorgaan op wetenschap. De materiele groei in vraag stellen is voor hen evenzeer taboe als voor Stalin.
De bolsjevieken waren zeker geen ecosocialisten avant la lettre. Maar dat verandert niets aan het feit dat die dekselse Lenin, in volle burgeroorlog, maar een onderhoud van een paar uren nodig had om de aanzet te geven tot een politiek die misschien de koers van de geschiedenis van de relaties tussen mensheid en natuur had veranderd.
Noten:
1) Lenin, La question agraire et les critiques de Marx, Œuvres, Ed. Sociales, V. De mogelijkheid om zonder limiet kapitaal in de plaats te stellen van natuurlijke bronnen ligt aan de basis van de stelling van de ‘zwakke duurzaamheid’ zoals ze verdedigd wordt door de econonomen Hartwick en Solow.
2) Het geval van Trotsky is karakteristiek: Hij pleit voor de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek maar verdedigt tegelijkertijd een extreme opvatting van de ‘overheersing van de natuur’ door de ‘socialistische mens’. Zie hiervoor D. Tanuro, Het bezwaarde ecologische erfgoed van Trotski.
Meer lezen:
Dit artikel steunt vooral op het boek van Douglas Weiner Models of Nature. Ecology, Conservation and Cultural Revolution in Soviet Russia, University of Pittsburgh Press, 1988. Een uitgebreide recensie van dit werk van de hand van onze kameraad Jean Batou verscheen in Révolution russe et écologie, in Vingtième Siècle. Revue d’histoire.
De affaire Vavilov is onderwerp van het boek van Peter Pringle The Murder of Nikolaï Vavilov. The Story of Stalin’s Persecution of one of the Great Scientists of the XXth Century, Paperback, 2011.
Daniel Tanuro is landbouwingenieur, ecosocialistisch militant en auteur van L’impossible capitalisme vert
Dit artikel verscheen eerder op de site van onze Vlaamse zusterorganisatie.
Reactie toevoegen