Hier was Martin Ros aan het woord. Met zijn hoge stem en naar adem snakkende zinnen. En zo vatte hij het in boekvorm verschenen proefschrift van Ron Blom en Theunis Stelling samen. Hij deed dat tijdens een drukbezochte presentatie op 31 maart jongstleden.
De samenvatting van Martin Ros kan zonder meer als uiterst kernachtig worden beschouwd. Het gaat immers om een boekwerk van 1117 bladzijden. Met als titel: Niet voor God en niet voor het Vaderland – Linkse soldaten, matrozen en hun organisaties, tijdens de mobilisatie van ’14-‘18. Hoewel sommigen misschien menen dat zulke dikke boeken verboden moeten worden, was de van boeken bezeten Martin Ros er niet minder lyrisch om. ‘Álles staat er in, de oorlog, de politiek, het soldatenleven, het matrozenleven, de sociaal-democraten, de anarchisten, de revolutionair-socialisten, en ga zo maar door, de opstand van Troelstra, niets hebben de twee schrijvers na jaren zwoegen in stoffige archieven aan hun aandacht laten ontsnappen, een prachtboek!’
Vier boeken
Het moge duidelijk zijn: Ron Blom en Theunis Stelling hebben een proefschrift geschreven over het soldatenverzet in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat Martin Ros daar de loftrompet over steekt, is niet zo vreemd. Het is een heel gedegen en verrassend goed leesbaar werkstuk geworden.
Hoe lees je een boek van 1117 pagina’s? Behalve door het stevig vast te houden? Eigenlijk is het heel simpel: door er net als de schrijvers vier boeken van te maken.
Niet voor God en niet voor het Vaderland begint overigens met een artikel. Over de toestand in de wereld, Europa en Nederland tussen pakweg 1900 en 1920. In een globaal overzicht komen de Eerste Wereldoorlog, de Russische Revolutie en de sociale en politieke verhoudingen in Nederland aan de orde. Ingezoemd wordt op het centrale thema: de soldatenbeweging in Nederland tussen 1914 en 1918. Een helder stuk.
Boek I behandelt het soldatenleven tijdens de mobilisatie van 14-18. Gedurende de hele oorlog, waar Nederland niet aan deelnam, zaten zo’n 200.000 jonge mannen her en der in kazernes. Als dienstplichtigen opgeroepen om de Nederlandse neutraliteit te waarborgen.
Uiterst nauwgezet worden hun levensomstandigheden in kaart gebracht. Van huisvesting, voeding en wedde tot en met geneeskundige verzorging, verlofregelingen en het militaire tuchtrecht. Daar mankeerde nogal wat aan. In het sterke hoofdstuk De geest in het leger wordt ingegaan op de gevolgen daarvan voor de stemming onder de soldaten. Die was niet best. Er was niet alleen een voedingsbodem voor soldatenverzet, er wás ook verzet, met als ‘hoogtepunt’ het afbranden van barakken op de Harskamp-kazerne in oktober 1918.
Links en de soldatenbeweging
Boek II duikt in de opstelling van de arbeidersbeweging ten aanzien van het militarisme in het algemeen en de soldatenstrijd in het bijzonder. Achtereenvolgens passeren de sociaal-democraten van de SDAP, de anarchisten en de revolutionair-socialisten van de SDP de revue. De schrijvers laten zien dat Troelstra bij zijn revolutie-poging in november 1918 zich niet alleen liet inspireren door revolutionaire woelingen elders in Europa, maar ook door de gisting in het leger, niet in de laatste plaats de Harskamp-opstand. Opmerkelijk is dat de helemaal niet zo radicale Bond Van Nederlandsche Dienstplichtigen (BVND) Troelstra enthousiast bijviel. Een revolutionaire bevlieging die ze uiteindelijk niet waar konden maken.
Boek III maakt een uitstapje naar de marine en de troepen in Nederlands-Indië. Om een aantal redenen, waar de schrijvers uitgebreid bij stilstaan, waren de matrozen en de soldaten in Indië behoorlijk rood. De invloed van revolutionairen op de vloot en in Indië was aanzienlijk. Dat levert twee spannende hoofdstukken op. De relatie tussen directe belangenbehartiging en revolutionaire politieke strijd en de verhouding tussen gematigde en radicale krachten komen goed voor het voetlicht. Bovendien krijgen we een aardig kijkje in de tactieken die de heersende machten gebruikten om het soldatenverzet te breken. Uit archieven blijkt dat alles uit de kast werd gehaald: tegenorganisaties oprichten, infiltratie, concessies en keiharde onderdrukking waren de middelen die werden gehanteerd.
Boek IV behandelt de periode na de oorlog en de demobilisatie. De hervormingen binnen het leger, de terugkeer van de dienstplichtigen in de burgermaatschappij en de opstelling van de sociaal-democraten en revolutionairen na deze roerige periode komen aan bod. Ook is er oog voor de lessen die het establishment trok: een mix van toegevingen, verharding van de anti-rode propaganda en een fikse versterking van de inlichtingendiensten.
Minutieus en verzorgd
Niet voor God en niet voor het Vaderland besluit met een artikel waarin er conclusies uit de voorgaande 1000 bladzijden worden getrokken. Dat levert wederom een helder en overzichtelijk verhaal op. De nadruk die wordt gelegd op de kloof tussen de wereld van de arbeiders en die van de soldaten, ter verklaring waarom er nauwelijks eenheid tot stand kwam, doet wat overtrokken aan. Nooit waren er immers meer arbeiders die een uniform moesten aantrekken dan in die jaren. Het slotartikel bevat een echte miskleun. Na een beschouwing over de afwezigheid van een revolutionaire situatie in Nederland in 1918, staat er plotsklaps de constatering: ‘Maar het belangrijkste, een revolutionaire massapartij, ontbrak ten enenmale.’ Terwijl de schrijvers zeer breedvoerig aanschouwelijk maken dat zowel maatschappij als leger niet aan een revolutie toe waren, slaat zo’n conclusie als dut op dirk. Alsof die partij, die er dus niet kon zijn, het verschil had kunnen maken. Maar meer dan een voluntaristisch smetje op een verder onbezoedeld blazoen is het niet.
Tijdens de promotieplechtigheid werden Ron Blom en Theunis Stelling door enkele heren professoren licht bekritiseerd omdat ze te beschrijvend te werk zijn gegaan en te weinig aan theorievorming doen. Daar waar de schrijvers de ‘theoreticus van de muiterij’, Elihu Rose, opvoeren, doet dit inderdaad wat krampachtig aan. Veel meer dan samenvattende schema’s van wat eerder beschreven is, levert dat niet op. Toch schuwen de schrijvers de snijtafel der analyse niet. Vragen en dilemma’s waar men toen voor stond worden niet ontweken. De grote kracht van het boek is echter juist de minutieuze manier waarop historische feiten aaneen worden geregen. Dat gebeurt in zeer goed Nederlands in een prima verzorgde uitgave. Geïllustreerd met mooie foto’s en heel veel goed gekozen citaten uit kranten, dagboeken, brieven en ooit geheime archieven. Het moet monnikenwerk zijn geweest, maar Ron Blom en Theunis Stelling zijn er in geslaagd leven en strijd van de ‘arbeiders in uniform’ aan het begin van de twintigste eeuw op indrukwekkende wijze weer te geven. Baretje af!
Ron Blom en Theunis Stelling (2004). Niet voor God en niet voor het Vaderland. Uitgeverij Aspekt, 45 euro.
Reactie toevoegen