In twee wereldoorlogen hadden de belangrijkste Europese landen elkaar tot op het bot bestreden en was de infrastructuur grotendeels vernietigd. Vooral de Verenigde Staten profiteerden daarvan. Na de Eerste Wereldoorlog kon de heersende klasse in Frankrijk en Groot-Brittannië nog de illusie koesteren dat ze in Duitsland een belangrijke tegenspeler had verslagen, na de Tweede Wereldoorlog kende Europa alleen maar verliezers.
Europa lag in puin. Met name de Duitse industrie kreeg zware klappen te verduren, maar ook in de rest van het continent en zelfs in het Verenigd Koninkrijk was de economie ver teruggevallen. De grote winnaar waren de Verenigde Staten.
Op militair gebied waren de Amerikanen de eerste tien jaar na de oorlog oppermachtig - men beschikte als enige over het kernwapen, en had in Hiroshima en Nagasaki de effectiviteit daarvan laten zien. Bovendien beschikte de Verenigde Staten economisch over een geweldige voorsprong.
De Europese economie leek zo sterk door Amerikaanse bedrijven overheerst te worden dat Europa tot een soort ‘halfkolonie’ van de Verenigde Staten dreigde te vervallen. De heersende elites in de Europese landen begrepen dat zij afzonderlijk de macht van de VS niet konden weerstaan. De opbloei van de naoorlogse economie bracht een enorme schaalvergroting te weeg. Alleen bedrijven en bedrijfstakken die de schaalvergroting konden volgen, hadden een kans te overleven. De Europese landen afzonderlijk vormden een te smalle thuisbasis voor de nieuwe en vernieuwde groeisectoren, zoals de petrochemie, elektronische industrie, vliegtuigindustrie, en dergelijke. Alleen samenwerking van bedrijven uit verschillende landen maakte het mogelijk voldoende kapitaal bijeen te brengen om de concurrentie met ondernemingen uit de Verenigde Staten het hoofd te bieden.
De meerderheid van de Europese bourgeoisie koos daarom voor samenwerking en integratie, voor de vorming van een Europese markt.
Tegenover de VS
De Europese integratie was dus een antwoord op de overheersende positie van de Verenigde Staten na 1945. Toch toonden de Verenigde Staten zich kort na de oorlog geen tegenstander van die integratie en hielpen ze met het Marshallplan de West-Europese economie zelfs weer op gang. Op het eerste oog lijkt dat onlogisch. Waarom zou het Amerikaanse kapitaal zijn potentiële concurrenten in Europa weer in het zadel helpen? Omdat met het versterken van de Europese economie Amerikaanse producten ook op die markt hun weg konden vinden? Voor een deel is dat juist, het geldt zeker voor bepaalde sectoren. En ook klopt het dat Amerikaanse bedrijven belang hadden bij een Europese markt, zodat ze niet belemmerd werden door een variëteit aan nationale regels, normen, munten en maten. Maar dat alles laat onverlet dat de Amerikaanse bedrijven ernaar streefden dat zíj hun producten konden afzetten ten koste van hun Europese concurrenten en dat zij van de lage lonen profiteerden en niet hun Europese tegenhangers.
Dat de VS zich inzette voor de wederopbouw van West Europa werd dan ook niet in de eerste plaats ingegeven door economische overwegingen, maar werd bepaald door de geopolitieke situatie van het moment. De Verenigde Staten waren de winnaar van de oorlog, de andere belangrijke imperialistische machten waren verslagen, zoals Duitsland, Japan en Italië of sterk verzwakt zoals Frankrijk en zelfs Groot-Brittannië, dat te kampen had met een verouderd productieapparaat. Er waren echter ook tegenkrachten. De Sovjet Unie had zware offers moeten brengen en was er dankzij de opmars van het Rode Leger in geslaagd een groot deel van Oost Europa aan zich te binden. In China hadden de communisten in de strijd tegen Japan de overhand weten te behalen en de macht in 1949 overgenomen. Ook in het westelijke deel van Europa was de politieke situatie na de val van Hitler en Mussolini verre van stabiel. In Joegoslavië, Griekenland en Frankrijk stonden de communisten vooraan in het verzet en zij vormden na de nederlaag van de nazi’s de belangrijkste - of zelfs de enige - gewapende macht.
Ook de toestand in Duitsland was, vanuit het gezichtspunt van de Verenigde Staten - en van de behoudsgezinde krachten in het algemeen - zorgwekkend. Hoe zou de ooit zo sterke Duitse arbeidersklasse reageren op de val van Hitler? Zou ze zich in een hernieuwd parlementair democratisch keurslijf laten passen of in opstand komen? Een eeuw na het profetische Manifest van Marx en Engels waarde inderdaad ‘het spook van het communisme’ door Europa.
De angst daarvoor bepaalde de politiek van de Verenigde Staten ten opzichte van Europa. Liever de Europese concurrent in het zadel helpen en met een minder marktaandeel genoegen nemen dan de kans lopen dat er helemaal geen markt meer was. Liever het Europese kapitaal steunen als schild tegen het communisme dan de kans lopen alles te verliezen.
Een vrije markt
De groeiende vervlechting van Europees kapitaal stimuleerde het ontstaan van een Europese markt met gelijke - voor het kapitaal gunstige – voorwaarden. De Europese economische gemeenschap maakte op haar beurt het proces van schaalvergroting en fusies van ondernemingen weer gemakkelijker.
De globalisering van de economie vanaf het begin van de jaren tachtig en de val van de muur en de markten die daarmee ontsloten werden, vormden een verdere stimulans voor de versterking en vergroting van de Europese markt als thuisbasis van het Europese kapitaal. Zelfs voor ondernemers die er economisch niet direct profijt van hadden, bleek Europa nuttig uit te pakken omdat de Europese eenwording in de loop der tijd steeds vaker als alibi gebruikt werd in de strijd voor afbraak van allerlei verworvenheden: de zogenaamde nivellering naar beneden. Daarmee werd het Europese project zelf een belangrijk instrument in de neoliberale orde.
Dat er overeenstemming bestaat over het belang van een gemeenschappelijke Europese markt betekent echter nog niet dat er van een werkelijk geïntegreerde Europese bourgeoisie sprake is. Het proces van fusies en samenwerking beperkte zich niet tot Europa alleen, maar strekte zich ook uit tot Amerikaanse en in mindere mate Japanse bedrijven. Zo ontstond er een Angelsaksisch georiënteerde vleugel van met name financieel kapitaal met belangen in de Verenigde Staten naast een meer continentaal gerichte vleugel van met name de zware Duitse en Franse industrie. Dit soort tegenstellingen geven niet alleen aanleiding tot meningsverschillen over praktische en tactische zaken, maar leiden ook tot fundamentele verschillen in strategische vragen, zoals over de toekomst van de Europese Unie, over de uitbreiding, over het Europa van de twee snelheden en over haar militaire rol.
Weinig politieke macht
De kritiek op de Europese Unie - ook in het linkse kamp - richt zich vaak op de regelzucht van Brussel en de overdracht van nationale bevoegdheden naar een Europees niveau. Het wekt de indruk dat de Unie over (te) veel macht zou beschikken. Toch is dat de vraag. In vele opzichten zouden we kunnen stellen dat de politieke macht van Europa te beperkt is. De Unie is vooral een vrije mark, met een grote ruimte voor marktpartijen en een minimale politieke sturing.
Er bestaat nauwelijks een actief sociaal beleid, werkgelegenheidsbeleid, vervoersbeleid, onderwijsbeleid, industrie - of innovatiebeleid. Op al deze gebieden geldt het dogma dat de markt zijn werk moet doen. Het ontbreekt de Unie aan middelen en instrumenten om op deze cruciale vlakken een politiek te ontwikkelen. Er kan geen budgettaire politiek gevoerd worden omdat het stabiliteitspact de ruimte bij voorbaat heeft begrensd. De Unie kan geen monetaire politiek voeren want die is overgedragen aan de onafhankelijke Europese Centrale Bank, wier hoofdtaak bestaat uit het tegengaan van inflatie. Voorts is een fiscale politiek in de praktijk onmogelijk door de vereiste unanimiteit in de Raad. Europa beschikt daarom niet over eigen (belasting)inkomsten en kan door de concurrentieregels geen steun verlenen aan bepaalde bedrijfstakken, zoals bijvoorbeeld openbare diensten.
Tegelijkertijd zien we ook dat de rol van de nationale staten sterk is afgenomen. In de eerste plaats als gevolg van de steeds dominanter en groter wordende multinationale ondernemingen, waarop de afzonderlijke staten nauwelijks greep hebben. Maar nog sterker door de algemene aanvaarding van de neoliberale ideologie waardoor marktwerking en privatisering centraal staan en als zaligmakend gelden.
Daardoor krijgen de marktpartijen - en in de praktijk vooral de grote ondernemingen - steeds meer vrij baan. In publieke en sociale voorzieningen zoals vervoer en nutsbedrijven, maar ook in de gezondheidszorg, het onderwijs en in de pensioenvoorziening wordt de marktwerking versterkt. Dat heeft voor de bevolking desastreuze gevolgen. Voor links vormt het een uitdaging om het tij te keren.
Daarbij kunnen we niet terugvallen op de bestaande natiestaten. Het is een illusie te denken dat afzonderlijke Europese staten, ook als daartoe de politieke wil aanwezig is, zich werkelijk te weer kunnen stellen tegen de macht van grote multinationals en effectieve maatregelen kunnen treffen ter bescherming van het milieu, of op kunnen treden tegen het ‘flitskapitaal’. De problemen waarmee we door de globalisering geconfronteerd worden, vragen om een mondiale aanpak en daarmee kan het best op continentaal vlak begonnen worden.
Links heeft Europa nodig. Maar dan niet een Europa van de vrije markt, maar een werkelijk politiek Europa. Dat wil zeggen een Europa met een democratisch gelegitimeerde macht. Waar directe vertegenwoordigers van de Europese bevolking in een open en doorzichtig proces de dienst uit maken en ter verantwoording worden geroepen. En waar werkelijk van een Europees politiek debat, van een Europese meningsvorming sprake is. Een Europa dat in vele opzichten de tegenpool is van de huidige Europese Unie.
Hun Europa
De huidige Unie is het Europa van het kapitaal. ‘Fort Europa’, dat vrij verkeer van goederen en kapitaal combineert met een repressief beleid jegens migranten en vluchtelingen. Het Europa van een nivellering naar beneden van de lonen, pensioenen en arbeidsomstandigheden, en naar boven van de inkomsten van bestuurders. Het Europa waar de rijken rijker en de armen armer worden, het milieu wordt opgeofferd aan de mobiliteit en de winstverhoging. Het Europa ook, dat militair zijn rol wil spelen en de wapenindustrie op volle toeren laat draaien.
De besluitvorming in dit Europa vindt vooral plaats door middel van consensus tussen de nationale regeringen. In de eerste plaats in de Europese Raad (de regeringsleiders en sommige staatshoofden) die in hun halfjaarlijkse top de grote beleidslijn uitzet. Verder in de raad van ministers en tot slot in de Europese Commissie die is samengesteld uit commissarissen die door de landen worden voorgedragen. Die structuur is niet alleen ondoorzichtig maar vooral ondemocratisch. Alleen het Europarlement - dat beperkte bevoegdheden kent - wordt direct door de burgers gekozen.
De Europese besluitvorming is dan ook het best te vergelijken met koehandel, waarbij de afzonderlijke regeringen hun deelbelangen tegen elkaar uitruilen om tot compromissen en consensus komen. In dat proces is nauwelijks plaats voor een inhoudelijk debat en vindt geen meningsvorming op Europese schaal plaats. Zelfs niet bij de campagnes voor het Europese parlement.
Het is niet verwonderlijk dat door de ondoorzichtige besluitvorming en het gebrek aan democratie de fraude tot een systeemfout is uitgegroeid; Europa is uiterst interessant voor lobbyisten, waarvan er dan ook duizenden in Brussel actief zijn.
Natuurlijk zijn maatregelen van de Europese politiek niet altijd in het nadeel van de bevolking. Net als een burgerlijke staat niet uitsluitend het belang van bepaalde kapitaalsgroepen dient, maar ook zorg draagt voor de meer algemene functioneringsvoorwaarden. Dat geldt natuurlijk ook voor de Europese Unie. Het handhaven van een maatschappelijke consensus, en daarmee het tegengaan van onrust onder de bevolking, behoort tot die algemene functioneringsvoorwaarden. Daarom kunnen acties tot voor de bevolking voordelige maatregelen leiden. Zo’n vaststelling moet niet de illusie wekken dat de Unie ooit een instrument kan worden van progressieve of groene politiek. Wat dat betreft geldt voor de EU hetzelfde als voor de burgerlijke staat. Het is uiteindelijk een instrument ter behartiging van de belangen van grote kapitaalsgroepen, het strijdtoneel van de verschillende deelbelangen daarbinnen en de plaats waar rond die belangen een zo groot mogelijke maatschappelijke consensus wordt gecreëerd.
Ons Europa
Ons Europa, een democratisch, sociaal, groen, feministisch en solidair Europa is nog ver weg. Er zal veel strijd voor gevoerd moeten worden in en vooral buiten de instellingen van de Unie. We stellen daarbij vast dat de grote ondernemingen en rechts een sterker positie innemen dan de tegenkrachten. De Unie bevordert door haar structuur en functioneren vooral het vorm geven aan ‘hun Europa’. Maar ook buiten de structuren van de EU staat de tegenbeweging zwak.
De vakbeweging als belangrijkste sociale beweging heeft de afgelopen decennia in Europa sterk aan slagkracht ingeboet en ofschoon ze internationaal georganiseerd is kan van een effectief internationaal optreden nauwelijks gesproken worden. Net als de sociaal-democratie waarmee haar top nauw is verweven, laat ze zich steeds weer door nationale belangen en overwegingen sturen.
Andere bewegingen - de milieubeweging, de globaliseringsbeweging, de anti-oorlogsbeweging en dergelijke - spannen zich in om als internationale beweging te functioneren, maar zijn vaak nog te zwak om voldoende gewicht in de schaal te leggen. Daar ligt een grote uitdaging voor links. De komende Europese verkiezingen, de discussie over de Europese grondwet en het Nederlandse voorzitterschap bieden daarbij een uitstekend handvat.
Het Europa dat wij willen, komt niet via de bestaande Europese procedures en organen. Het is een illusie te denken dat zo’n Europa zich gestaag uit de huidige Unie kan ontwikkelen of dat de voorgestelde Europese grondwet daarvoor een gunstig uitgangspunt vormt. Het afwijzen van het grondwetsvoorstel zal nodig zijn om het proces open te breken zodat er in een democratisch gekozen grondwetgevende vergadering door de Europese burgers werkelijk gesproken kan worden over een nieuw Europa. Want Europa is te belangrijk om aan de ondernemers en rechts over te laten.
Reactie toevoegen