The War of the Worlds

Wells’ boek vertelt hoe vanaf Mars cilinders naar onze planeet worden geschoten. Langzaam, gadegeslagen door een nieuwsgierige menigte rond de inslagkrater, wordt het deksel van de cilinder van binnenuit losgeschroefd. En dan is er opeens de hittestraal! Dood en verderf zaaiend trekken driepotige vechtmachines over het Engelse platteland. Nieuwe cilinders landen. De mensheid staat machteloos terwijl de marsmannen Londen binnentrekken…

Moderne angst
H.G. Wells schreef The War of the Worlds al in 1895. Een tijdgenoot als Bram Stoker (Dracula) schreef toen nog over de typisch Victoriaanse angsten voor seksualiteit en dood, maar wat Wells dreef was veel hedendaagser: de angst voor de moderne oorlog.
Europa had in de negentiende eeuw ruim kennis gemaakt met het fenomeen. De Krimoorlog, de oorlog tussen Frankrijk en Oostenrijk, de Italiaanse onafhankelijkheidsstrijd, de Frans-Duitse oorlog… De spanning die in de Eerste Wereldoorlog zou culmineren was overal voelbaar. En dat terwijl wapengiganten als Krupp en Schneider-Creuset in rap tempo het snel doorladende kanon en de mitrailleur introduceerden. Moderne staatsbureaucratieën en spoorwegverbindingen maakten massale troepenverplaatsingen mogelijk, die voorheen ondenkbaar waren. Europa stevende af op alomvattende oorlogen met, voor het eerst, meer burger- dan militaire slachtoffers.
Wells was niet de enige die schreef over een toekomstige oorlog. Het genre was indertijd behoorlijk populair. In The Battle of Dorking (1871) bijvoorbeeld, werd een Duitse invasie van Engeland beschreven. Maar Wells deed een meesterzet door het verhaal te laten draaien om een buitenaardse invasie. Op enige onderhandelingsruimte hoeven we met deze Marsianen niet te rekenen: de mensheid wordt simpelweg vertrapt ‘als mieren.’ Tegen de hittestraal kunnen onze kannonen, mitrailleurs en pantserschepen niet op. De roman beschrijft niet de strijd tegen de marsmannen, die is er nauwelijks, maar de chaos, de brandende huizen, de vluchtelingenstromen en de lijken van paarden en kinderen. Het is dat beeld dat er zo inhakt: vernietiging, totaal, onbegrijpelijk, ieder verzet is zinloos.

Tevreden welvaart
Orson Welles was de eerste die zich aan een bewerking van The War of the Worlds waagde. Toen hij het op 30 oktober 1938 als radiohoorspel bracht brak aan de oostkust van de Verenigde Staten massale paniek uit. De context was vergelijkbaar. Opnieuw stond de wereld aan de vooravond van een wereldoorlog. De VS waren pas op het allerlaatst bij de Eerste Wereldoorlog betrokken geraakt, en de jaren twintig waren voor hen jaren van voorspoed geweest. Jaren waarin Suburbia ontstond, de geïdealiseerde buitenwijken met ruime eengezinswoningen, een eigen auto en de radio waarrond de familie zich ’s avonds verzamelde. De meeste Amerikanen waren dik tevreden met de isolationistische politiek, maar vreesden dat ze ditmaal niet met rust gelaten zouden worden. Pearl Harbor zou hen gelijk geven, maar eerst bracht Orson Welles hun nachtmerrie al tot leven. Nota bene via hét symbool van hun tevreden welvaart: de radio!

Paranoia
Na de oorlog, in de jaren vijftig, verschenen er in de VS veel films over buitenaardse wezens, maar slechts weinig daarvan gingen over een massale invasie door een buitenaardse overmacht. De preoccupaties waren anders. The Thing (1951) is een typerend voorbeeld. Naïeve wetenschappers en koene militairen vinden onder het poolijs een vliegende schotel, en wat volgt is een spannende strijd tegen ‘het ding’. Nadat ze het hebben verslagen zendt de radioreporter het alarmerende nieuws over de buitenaardse vijand de wereld in: ‘Watch the Sky!’ De paranoia druipt er vanaf. De koude oorlog was begonnen en men voelde zich bedreigd door vijanden van buiten en van binnen. Hollywood zelf werd onderzocht door het House Committee on UnAmerican Activities. Nergens werd de angst voor de vijfde colonne van de communisten zo beeldend gemaakt als in Invasion of the Body Snatchers (1956), waarin de buitenaardse wezens uiterlijk volstrekt normale mensen ‘overnemen’.
Daarbij viel de eerste verfilming van War of the Worlds (1953) door Bryan Haskin uit de toon. Hier ontbreekt de paranoia. Raskin maakte een redelijk trouwe verfilming van de roman. Van Londen 1890 verplaatste het verhaal zich naar California in 1953. Helaas eindigt de film met een religieuze boodschap waarvan Wells gegruwd zou hebben. Toch valt er ook vandaag nog veel te genieten: de film is spannend, prachtig gefilmd en de special effect zijn (ondanks een enkel zichtbaar nylondraadje) erg mooi. De oorlogsmachines van de Marsianen produceren een angstaanjagend geluid, de verwoesting is geloofwaardig, rücksichtslos en systematisch. Een atoombom (zeven jaar na Hiroshima) richt niets uit. Je vraagt je af hoe verder... De driepotige oorlogsmachines, zoals Wells ze beschreef, werden vervangen door vliegende machines met sinistere aërodynamische vormen. Een prachtig ontwerp van de Japanse artdirector Al Nozaki.

Amerikaanse psyche
De laatste keer dat de aarde door buitenaardse wezens werd aangevallen was in 1996. In dat jaar verscheen het hilarische Mars Attacks! van Tim Burton. Met de gemeenste marsmannetjes die u ooit zag; een absolute aanrader. Datzelfde jaar werden we helaas ook geconfronteerd met het actiespektakel Independence Day: een nationalistisch en xenofoob stuk stront. De hoofdrol is voor de President van de Verenigde Staten en dankzij zijn leiderschap en de steun van ‘gewone Amerikanen’ (wit én zwart natuurlijk!) wordt het Alien Scum naar de hel gebombardeerd. Zo lossen we dat op in de US of A! Er zit één aardige scène in die film: dat is wanneer de Marsmannen het Witte Huis opblazen. Helaas, sinds 11 september 2001 kan dat ook niet meer.
Het is niet te vergezocht om in de herverfilming van The War of the Worlds de effecten van 9/11 op de Amerikaanse psyche te vermoeden. Het gevoel dat Al Qaeda een bijna buitenaardse macht is. Het gevoel, zoals HG Wells beschreef, vertrapt te worden ‘als verwarde mieren’. Spielberg gebruikt in zijn film beelden die aan de aanslag op de Twin Towers doen denken: wrakstukken van een vliegtuig, een macabere regen van kledingsstukken en as, mensen die angstig naar boven kijken…
Toch weet Spielberg, met zo’n indringende subtekst, geen echt memorabele angstfantasie neer te zetten. Na afloop van de film realiseer je je dat je nooit geloofd hebt dat de wereld écht in gevaar was. Terwijl Wells en Haskin respectievelijk een modern pantserschip en de atoombom inzetten, om ze vervolgens door de marsmannen te laten vernietigen, bespaart Spielberg het leger die vernedering. Smart bombs, daisy cutters, onbemande robotvliegtuigjes, Stealth-bommenwerpers: niets daarvan is in de film te zien. Ongetwijfeld had de film meer angst ingeboezemd wanneer Spielberg de onmacht had laten zien van zelfs onze nieuwste hightech-wapens. Spielbergs respect voor de US Military ondergraaft zo de belangrijkste premisse van het verhaal.
Een teken des tijds is dat Spielberg toch weer elementen van de jaren vijftig paranoia introduceert. In zijn film worden geen cilinders naar de aarde geschoten, maar blijken de vechtmachines altijd al onder ons te zijn geweest: begraven onder onze steden. Alsof de gedachte aan een regelrechte invasie echt ondenkbaar is voor Supermacht Amerika; alleen een nederlaag door subversieve infiltratie is nog enigszins voorstelbaar.

De tragiek is, dat die angsten niet gebaseerd zijn op de werkelijke politieke verhoudingen, Spielberg en de rest van het rijke westen hebben relatief weinig te vrezen. De Afghanen en Irakezen des te meer. Veel dichter bij de politieke werkelijkheid kwam een alien invasion film die ik nog niet genoemd heb: Starship Troopers (1997) van Paul Verhoeven. Hier zijn de rollen omgedraaid: de Aarde valt een andere planeet aan. Verre van een meesterwerk, is Starship Troopers interessant door de controversiële spiegel die het de Amerikanen voorhoudt: deze blonde soldaten vechten om geen andere reden, dan uit haat en racisme. De in zuur gedoopte film toont een fascistoïde mentaliteit. Het blinde nationalisme van de overwinnaar. Het is die weerslag op hun jeugd, die op dit moment met een walkman vol gangsterrap patrouilleert in de straten van Bagdad, waarvoor de Amerikanen werkelijk zouden moeten vrezen.
Ik raak niet snel verontwaardigd, maar in Spielbergs film zit in dat opzicht een echt kwalijke scène. Hoofdpersoon Ray (Tom Cruise) komt met zijn dochtertje Rachel vast te zitten in een huis met een man die lijdt aan grootspraak en paniekaanvallen. Wanneer de marsmannen naderen wil de angstige man niet stil blijven en brengt met zijn geschreeuw iedereen in gevaar. Spielberg toont met grote pathos hoe Cruise zijn dochtertje een blinddoek voorbindt, haar instrueert een slaapliedje te zingen, en (off-camera) de man dood. De symboliek is bloedserieus en evident: in de strijd tegen de terreur kunnen we geen zwakke broeders gebruiken.
Spannend is Spielbergs film zeker, al kennen we sommige scènes bijna frame-voor-frame uit Jurassic Park. Maar liever had ik iets van het politieke bewustzijn van H.G. Wells gezien. Gedurende de rest van zijn leven bleef Wells waarschuwen tegen de Eerste, en daarna de Tweede Wereldoorlog. Toen hij in 1946 overleed liet hij een boekje achter met de titel The Rights of Man. Het diende als inspiratie, twee jaar later, voor de oprichtingsverklaring van de Verenigde Naties.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop