Om uit de impasse rond de Brexit te raken is Theresa May dan toch maar in gesprek gegaan met Jeremy Corbyn. Zij neemt zo het risico haar eigen Conservatieve Partij op te blazen, want de conservatieve Brexiteers zijn niet blij. Een akkoord met Labour is immers enkel denkbaar mits het Verenigd Koninkrijk lid blijft van de Europese douane-unie. Labour is daar voorstander van.
Labour wil ook zo dicht mogelijk bij de Europese gemeenschappelijke markt blijven. Daar gaat het nu echter niet over, want de toekomstige relaties van het Verenigd Koninkrijk met de Europese Unie komen pas aan bod na het akkoord over de afscheiding. De douane-unie komt nu al aan bod, omdat dat speelt in verband met de grens tussen Noord-Ierland en de Ierse Republiek. En die grens moet - zo eist de Ierse Republiek en dus de EU - in het afscheidingsakkoord zelf al worden geregeld.
Of het iets wordt met de onderhandelingen tussen May en Corbyn weet u misschien al op het moment dat u dit leest, dus daar gaan we niet over speculeren. Maar we kunnen wel al eens kijken hoe de discussie over de douane-unie, handelsakkoorden, de gemeenschappelijke markt en dergelijke, speelt in de perspectieven van Labour.
Geen eiland
Het Verenigd Koninkrijk is geografisch dan wel een eiland, een moderne economie veronderstelt nauwe economische banden met de rest van de wereld: in het geval van de Britten, met het Europese vasteland. Labour wil daarom dat het VK lid blijft van de Europese douane-unie.
Een douane-unie gaat over de grenzen van de unie met de rest van de wereld, en legt gemeenschappelijke import- en exporttarieven vast, en eventueel import- en exportquota. In de Europese Unie is dit een exclusieve Europese bevoegdheid: de parlementen van de lidstaten hebben in deze geen bevoegdheid. De douane-opbrengsten gaan rechtstreeks naar de Europese begroting. De douane-unie is er enkel voor goederen. Het gaat dus niet over diensten, of andere zaken die belangrijk zijn in handelsbetrekkingen, zoals deelname aan openbare aanbestedingen, bescherming van intellectuele eigendom, …
Als je lid bent van een douane-unie spelen onderling geen douanetarieven of quota. Dat betekent niet dat het onderling verkeer van goederen per definitie niet gehinderd wordt door controles: die blijven mogelijk, bijvoorbeeld om redenen van volksgezondheid of in de strijd tegen criminaliteit.
In het prille begin van de Europese douane-unie werden zekere controles aan de grenzen tussen de lidstaten daarom gehandhaafd. Ook zullen in het geval van Ierland bijvoorbeeld controles nodig blijven tussen het Ierse en het Britse eiland voor veetransporten. Vanuit veterinair standpunt loopt de grens niet over het Ierse eiland, maar door de Ierse zee… Een douane-unie verandert daar niets aan. Specifieke akkoorden zijn nodig om ook deze controles overbodig te maken.
Maar ondanks deze nuanceringen helpt deelname aan de douane-unie van de EU wel om een vlotter goederenverkeer mogelijk te maken, en productieprocessen te integreren. Daarom is Labour er voorstander van.
De harde Brexiteers zijn tegen, omdat zij vrezen dat het VK, wanneer het de eigen douanetarieven niet mag regelen, niet meer de handen volledig vrij heeft om eigen handelsakkoorden af te sluiten met de rest van de wereld. Dat is een streep door hun neoliberale fantasmen.
Handelsakkoorden
Ook handelsakkoorden zijn in de Europese Unie een exclusieve Europese bevoegdheid (behalve over investeringen).
In handelsakkoorden worden naast douanetarieven afspraken gemaakt over allerlei andere zaken die in de handelsbetrekkingen van belang zijn. Het Verenigd Koninkrijk zou door deze handelsakkoorden niet gebonden zijn, ook als het lid is van de douane-unie. Dat schept een situatie, vergelijkbaar met die van Turkije, eveneens lid van de Europese douane-unie: je bent wel gebonden aan de douanetarieven, die in de regel worden verlaagd, maar je geniet niet van afgesproken handelsvoordelen, bijvoorbeeld voor je export.
Nu kan je ook dit weer relativeren. Wereldwijd is er sowieso een tendens naar lagere douanetarieven. En het VK zou toch sterk genoeg moeten zijn om parallelle handelsakkoorden af te sluiten, die niet minder voordelig zijn dan wat de EU uit de brand sleept?
Maar voor de conservatieve neoliberale hardliners is iedere inperking van de eigen handelsvrijheid vloeken in de kerk. De opwerpingen van de Brexiteers zijn misschien ook niet veel meer dan een manier om zand in de onderhandelingsmachine te gooien, in de hoop dat het uitdraait op een hard Brexit, zonder afspraken.
Interne markt
Indien er in de schoot van de Europese Unie zo goed als geen grenscontroles meer zijn, dan heeft dat vooral te maken met de gemeenschappelijke binnenmarkt. Aan de basis van de gemeenschappelijke markt liggen de vier vrijheden: vrij verkeer van arbeid, goederen en diensten, en kapitaal. Om dit in de praktijk te brengen worden allerlei afspraken gemaakt: productnormen in verband met volksgezondheid en veiligheid, allerlei normen om een “eerlijke concurrentie” te waarborgen, … Op die manier worden grenscontroles binnen de Europese Unie helemaal overbodig.
Je zou dus kunnen zeggen: om een vlot economisch verkeer te waarborgen kan Labour naast de douane-unie best ook kiezen voor lidmaatschap van de interne markt. Dat is echter niet zo vanzelfsprekend.
In de interne markt is het alles of niets. Dat raakt aan de fundamenten van de Europese Unie zelf: de spelregels van de vrije markt staan als een soort natuurwet boven de politieke democratie. Al je aanvaardt dat lidstaten afwijkingen bedingen, gaat de politiek zich bemoeien met de gemeenschappelijke markt. Dat is niet de bedoeling. In de interne markt heerst de Europese Commissie soeverein in naam van de principes van de vrije concurrentie. Pogingen daarvan af te wijken worden afgedaan als “de kersen van de taart willen pikken”, of “wel de lusten, en niet de lasten willen”.
Dat vormt voor Labour een probleem. Om te beginnen is Labour geen voorstander van open grenzen met de EU voor migratie. Labour heeft in haar verkiezingsmanifest een eigen visie op asielrecht en arbeidsmigratie ontwikkeld. Dat vind je hier.
Maar ook andere onderdelen van het verkiezingsmanifest van Labour dreigen in de prullenmand te belanden, indien de Britten lid blijven van de gemeenschappelijke markt: openbare diensten die op een markt opereren (transport, communicatie, maar ook delen van onderwijs, gezondheidszorg, …) moeten in Europa zich houden aan de marktregels. Openbare aanbestedingen moeten marktconform gebeuren. Overheidsinitiatieven mogen de goede werking van de markt niet verstoren. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Een Peoples’ Brexit, dus de Brexit gebruiken om een beleid te ontwikkelen for the many, not the few, kan je wel vergeten als je opereert onder het toezicht van de marktfundamentalisten van de Europese Commissie. De Labourformule ‘zo dicht mogelijk aanleunen bij de interne markt’ kan je dus lezen als een politieke strijdleuze: ja voor nauwe economische banden, maar dit mag ons niet beletten een beleid te ontwikkelen dat afwijkt van de neoliberale dogmatiek. Mocht de Britse impasse uitlopen op nieuwe verkiezingen, en mocht Labour deze winnen, dan wordt dit een interessante uitdaging, niet alleen voor de Britse linkerzijde, maar ook voor de linkerzijde op het vasteland.
Het zou jammer zijn indien deze kans verknoeid wordt door een nieuw referendum, waarin fundamentele maatschappelijke keuzes ondergesneeuwd raken of gesteld doorheen het prisma van allerlei frustraties en identitaire waanbeelden. Helemaal onbegrijpelijk is hoe sectoren van Labour onder de vlag van People’s Vote er in slagen deelname aan de Europese Unie en dus de gemeenschappelijke markt voor te stellen als een voorwaarde om in het Verenigd Koninkrijk te komen tot een progressief beleid. Daarmee worden de zaken helemaal op hun kop gezet. In het beste geval getuigt het van weinig vertrouwen in de eigen kracht van de Britse arbeidersbeweging en linkerzijde. In het slechtste geval vertolkt het de hoop dat de Europese Unie er zal in slagen een linkse Labourregering te muilkorven.
Reactie toevoegen