De drie rechtse partijen in Spanje – Partido Popular, Ciudadanos en Vox – die bezig waren het politiek debat in Spanje een stevige ruk richting uiterstrechts te geven, hebben de verkiezingen van afgelopen zondag verloren. Het schipbreuk van de Partido Popular, die nog niet zo lang geleden de regering vormde, is spectaculair. De kans is groot dat ze de opdoffer niet meer te boven komen. Op rechts is alles nu in beweging.
De sociaaldemocratische PSOE van Pedro Sanchez profiteerde van de nuttige stem tegen dit rechtse trio (“No pasarán”), en won de verkiezingen. De PSOE gaat van 22,6 naar 28,7 procent van de stemmen. De PSOE deed het ook goed in de gelijktijdige aparte verkiezingen voor de autonome gemeenschap van Valencia.De opluchting, vooral van de sociaaldemocratie, in Europa is groot. Na het succes van de sociaaldemocraat Antonio Costa in Portugal is er nu ook de Spanjaard Pedro Sanchez: het kan dus anders dan in Griekenland, Frankrijk of Italië, waar de sociaaldemocratie roemloos ten onder ging. Het volstaat dat een nieuwe bezem het huis opfrist en wat afstand neemt van het neoliberaal soberheidsbeleid, zo lijkt het wel. Er is natuurlijk ook Jeremy Corbyn, maar ondubbelzinnige verdedigers van de Europese Unie zoals Costa en Sanchez liggen toch beter.
Unidos Podemos kreeg een klap. Het verloor een miljoen kiezers. Dat is niet niks: een miljoen mensen die in 2016 nog achter een radicaal links verhaal stonden, en er vandaag niet meer in geloven, of toch niet voldoende om een nuttige stem voor de PSOE tegen rechts te verkiezen.
De leider van Podemos Pablo Iglesias verklaarde dat Podemos bereid is in een regering met de PSOE te stappen. Daarmee valt hij terug op de klassieke strategie van de kleinere communistische partijen: zichzelf profileren als de junior regeringspartner van de sociaaldemocratie. Dat heeft geleid tot het quasi verdwijnen van veel van die partijen. De nieuwe strategie van Iglesias staat in schril contrast tot de oorspronkelijke strategie van Podemos dat, in het zog van de ‘indignados’ acht jaar geleden, zich keerde tegen het post-Franco regime in Spanje als zodanig, inbegrepen de partijen die dat systeem belichaamden, niet in de laatste plaats de PSOE. Deze koerswijziging is ietwat bizar rekening houdend met de radicalisering die wel degelijk volop aan de gang is aan de rechterzijde.
Overigens lijkt het weinig waarschijnlijk dat de PSOE zal ingaan op het voorstel van Iglesias, zodat het toch zal uitlopen op een minderheidsregering van Sanchez met gedoogsteun van Unidos Podemos en andere linkse partijen. Het zal dan interessant zijn te zien hoeveel marge voor linkse accenten de EU Sanchez gunt eenmaal de economische conjunctuur draait.
De gemeenteraadsverkiezingen die er aan komen op 26 mei zullen laten zien hoe het dat ander deel van Podemos vergaat, onder leiding van dat andere kopstuk Íñigo Errejón, die in Madrid onder de vlag van Más Madrid in zee gaat met de uittredende burgemeester Manuela Carmena. De aanpak van Errejón kan je omschrijven als centristisch populisme.
De trieste realiteit is in elk geval dat het originele Podemos niet meer bestaat. De afwezigheid van een democratisch partijleven maakte dat de meningsverschillen tussen twee kopstukken geleid hebben tot het uiteenvallen van de partij. Dat is zorgelijk. Het valt immers op hoe weinig partijen op links ook elders in Europa of in de wereld er in slagen een vruchtbaar democratisch partijleven uit te bouwen. Aan charismatische chefs is er daarentegen geen gebrek. “No more heroes any more” zongen de Stranglers al in 1976. Het lijkt een van de vele onvervulde beloftes te zijn uit die mooie jaren.
Dit artikel verscheen eerder op Ander Europa.
Reactie toevoegen