Tussen alle bestuurswisselingen, mea culpa’s en TV-optredens door begon in maart een meer degelijke analyse van de crisis binnen de PvdA met het boek Verloren slag van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Begin juni verscheen het rapport van de commissie-Vreeman, die als taak had het verlies van de partij bij de verkiezingen van november te onderzoeken. Een overzicht van de actuele problemen van de partij en over hoe de PvdA de opkomst van de SP ziet.
Meegaan in de neoliberale consensus
Het eerste grote probleem van de PvdA is de meeste lezers gevoeglijk bekend, en voor velen de reden geweest om de overstap van de PvdA naar GroenLinks of SP te maken: de manier waarop de partij zich de afgelopen twintig jaar heeft geconformeerd aan wat zij zelf noemt een ‘sociaal-liberale consensus’.
In het bijzonder tegenover de SP ziet de PvdA zich graag als een moderne, progressieve sociaal-democratische hervormingspartij. De SP zou haar succes te danken hebben aan de stemmen van de 'verliezers' van modernisering en globalisering. Die uitleg past in het idee dat de SP een links-conservatieve partij is en dat het provincialisme van Marijnissen en Wilders het bij de Kamerverkiezingen gewonnen heeft van een progressieve politiek. De vraag die mensen die deze uitleg aanhangen stelselmatig vergeten is wat nu eigenlijk precies progressief en wat conservatief is. Is het progressief om mee te gaan in wat in feite een neoliberale consensus is?
Iedere keer dat de PvdA de afgelopen twintig jaar in de regering plaats nam zien we hetzelfde patroon, zo ook deze kabinetsperiode: de toon van het beleid verandert en een deel van de verslechteringen van sociale rechten wordt gestaakt. Maar de versoberingen van vorige kabinetten – denk aan de nieuwe zorgverzekering en de WMO, de afbraak van het onderwijs, de WAO-herkeuringen, de liberalisering van het openbaar vervoer – worden nooit teruggedraaid, laat staan dat er verder wordt gewerkt aan de opbouw van een solidaire maatschappij. Dát is de afgelopen twintig jaar de 'progressieve, moderne' politiek van de PvdA geweest. Met consequente kritiek op dat beleid bindt de SP kiezers aan zich die vroeger PvdA kozen.
De SP zou volgens Cuperus c.s. haar stemmen te danken hebben aan de ‘verliezers van de globalisering’, terwijl de winnaars, de cultuurgevoeligen en de toekomstoptimisten vooral bij de PvdA terechtkunnen. Hoewel de commissie-Vreeman het traditionele vermogen om een brug te slaan tussen onder- en middenklasse als één van de kansen voor herstel voor de PvdA ziet, is het juist dat opdelen van de Nederlanders in winnaars en verliezers dat de partij belemmert te zien wat er werkelijk gebeurd is.
Inderdaad: velen, vooral aan de onderkant van de samenleving, zijn er de afgelopen twintig jaar niet op vooruit maar op achteruit gegaan. En dat heeft veel te maken met globalisering en liberalisering. Maar het is onzin te denken dat iemand die door de PvdA gezien wordt als een ‘winnaar’ van de globalisering, een werknemer bijvoorbeeld met een modaal of iets bovenmodaal loon, nou gebaat zou zijn bij een 'progressieve' politiek als dat inhoudt dat de solidariteit in de maatschappij langzaam maar zeker verdwijnt. Sowieso is het de vraag of zo’n ‘winnende’ werknemer de afgelopen twintig jaar nu werkelijk zoveel gewonnen heeft.
De SP is dé partij geworden voor heel veel mensen die behoefte hebben aan een ander verhaal dan de PvdA de afgelopen jaren vertelde, aan een echt links verhaal. Dat zijn heus niet allemaal bange boze burgers. Er stemmen inmiddels meer FNV-leden SP dan PvdA. De SP krijgt meer stemmen van mensen die benedenmodaal verdienen. Maar ook van jongeren tot 24 jaar. Ook krijgt ze meer stemmen onder leraren, huisartsen en verpleegkundigen.
Want terwijl de meerderheid van de bevolking – en dat zijn toch echt niet allemaal mensen die de PvdA als 'verliezers' wegzet – kiest voor een stabiele, zekere verzorgingsstaat, vreest zij tegelijkertijd dat de overheid zal doorgaan met het steeds verder uitkleden van die zekerheden. Aan de kijk van die meerderheid op de politiek is niets conservatiefs: het is bij uitstek een progressief verhaal over een andere, meer solidaire maatschappij. Het is juist het gepraat over het neoliberalisme als niet te stoppen natuurkracht van de 'vooruitgang' dat mensen moedeloos en onzeker maakt.
Het gat dat de PvdA op dat gebied laat wordt overigens ook deels ingevuld door het CDA, dat een zeer succesvolle normen en waarden-koers heeft gevoerd en waar eveneens mensen die zich zorgen maken over het toegenomen individualisme en consumentisme hun plek vinden - hoewel die mensen ongetwijfeld teleurgesteld zullen worden in de daden waarin dat beleid wordt omgezet.
Verambtelijking en het verheffingsideaal
De beroepsgroep die momenteel het grootste stempel op de PvdA drukt zijn bestuurders in de (semi)publieke sector, stelt de commissie-Vreeman. Ik denk dat dit een van de belangrijkere constateringen uit het rapport is. Die dominantie van bestuurders zorgt voor een verambtelijking van de partij. Dat leidt ertoe dat de PvdA steeds verder af komt te staan van mensen op de werkvloer. De PvdA bestuurt op dit moment mee in 407 van de 443 gemeenten. Hoewel Vreeman dat als kracht beschouwt om de partij verder te versterken, is volgens mij eerder sprake van een bestuursfetisj: een voortzetting van de neoliberale middenkoers in talloze besturen, waaronder een kabinet met Balkenende, zal de partij niet gaan redden.
De verambtelijking of 'professionalisering' van de partij is ook te zien in de manier waarop de PvdA haar campagnes en achterban ziet. Vreeman geeft een aardig kijkje in de keuken van een PvdA-campagne. De partij heeft een vaste trend- en doelgroepenonderzoeker in dienst en doet eigen focusgroepenonderzoek. Men bouwt speciale mediasites en heeft een 'Rapid Response Team' om andere partijen zwart te maken. De campagne wordt geanalyseerd in termen van het negatieve effect van de ‘metroseksualiteit’ van Bos terwijl in deze tijd juist een ‘überseksueel’ het goed zou doen onder vrouwen. Contact met de basis, de mensen, staat er weliswaar ook wel in als één van de criteria voor een goede campagne – maar dan toch vooral als ‘netwerk’ of als ‘contacten’ en niet als mensen waarnaar je zou moeten luisteren en die je zou moeten vertegenwoordigen.
Het is vooral die pretentie van ‘luisteren naar de mensen’ die de PvdA in woorden belijdt maar in daden verloren lijkt te hebben – de 100 dagen luisteren van het kabinet doet daar weinig aan af. De SP ziet zichzelf graag als de partij die wél de wijken ingaat, naar mensen luistert, haar standpunten scherpt aan die van de mensen en kwesties politiek aankaart. Natuurlijk is ook dat beeld van de SP als een volkspartij op straat tot op zekere hoogte gemythologiseerd: dat lukt niet in elke Nederlandse stad op ieder moment. Van belang is vooral dat het streven er in zowel het kader als de top is om dát, het contact met de mensen, als uitgangspunt van politiek werk te nemen.
Cuperus en de zijnen suggereren in ‘Verloren slag’ dat de SP hetzelfde lot wacht als de PvdA: een kloof tussen snelle reclame-jongens en doctorandussen, en de arbeiders in de volkswijken. En de noodzaak tot steeds verder opschuiven naar het midden in het belang van bestuurlijke verantwoordelijkheid en het aanspreken van grotere groepen kiezers.
Het ontwikkelingstraject van de PvdA door de jaren heen is echter niet onvermijdelijk voor een groeiende linkse partij, het is een keuze. De redenen waarom de achterban van de SP voor die partij kiest, zijn in grote lijnen hetzelfde onder ieder opleidingsniveau, blijkt uit eigen onderzoek van de SP. Juist de consequente houding van de SP in het aankaarten van de aantasting van sociale rechten en voorzieningen en de ongelijke verdeling van welvaart in Nederland en in de wereld, wordt gewaardeerd.
De crisis in de PvdA wordt gezien als een ideologische crisis, en dat is het ook. Ik geloof desondanks wel dat het PvdA-kader althans in naam wel idealen heeft: een ideaal van verheffing en emancipatie van het Nederlandse volk, een klassiek sociaal-democratisch verheffingsideaal. Het probleem is dat de bestuurders in de partij de materiële basis van mensen vooruit helpen lijken te zijn vergeten. Positief gezien betekent dit, dat je mensen 'verleidt' in plaats van dat je ze betuttelt. In de praktijk komt het zoals hierboven betoogd vooral neer op het afbreken van zekerheden.
De PvdA-bestuurders lijken emancipatie en verheffing steeds meer te zijn gaan beschouwen als iets waarop je van bovenaf beleid kunt loslaten. Een partij zou naar mensen moeten luisteren, hun ideeën serieus nemen en hun standpunten daaraan moeten scherpen. Dat is de afgelopen jaren eigenlijk nooit gebeurd – ziedaar de kloof tussen burger en politiek, de uitslag van het referendum over de Europese grondwet, de opkomst van Fortuyn.
Als een verheffingsideaal uit niets meer bestaat dan van bovenaf maatregelen opleggen die 'vrije keuze' en 'eigen verantwoordelijkheid' verplichten, blijft van een linkse partij niet veel meer over dan aardige mensen met goede bedoelingen, die mijlenver afstaan van de gewone mensen en voortdurend in gewetensnood komen omdat ze rechts moeten zijn vanwege hun bestuurlijke verantwoordelijkheid of carrièreplannen.
Dat is wat we nu zien bij de PvdA. En dat is niet iets waar we zelfgenoegzaam naar moeten kijken, maar waar we van moeten te leren om te zien waar we niet naartoe willen.
Kevin Levie is actief voor de SP in Rotterdam
Verloren slag - de PvdA en de verkiezingen van november 2006. Frans Becker en René Cuperus (redactie), Wiardi Beckman Stichting, 30 maart 2007
De scherven opgeveegd - een bericht aan onze partijgenoten. Ruud Vreeman e.a., 30 mei 2007
Reactie toevoegen