‘Het parool wordt activerend vakbondswerk’

Ruud Kuin - 

Volgens Ruud Kuin, vice-voorzitter van de FNV, was de vakbeweging hard op weg een sociale ANWB te worden. Maar nu is zijn bond echt aan het veranderen. Zaak is wel dat alle progressieve mensen zich ermee gaan bemoeien, want het veranderingsproces is broos.

Wat is er de afgelopen dertig jaar met de vakbeweging gebeurd?

‘De vakbeweging is flink verzwakt, zowel in ledental als in het aantal actieve leden, die de organisatie op de werkvloer vormen. Deze organisatie is nu behoorlijk weg. We waren hard op weg een sociale ANWB te worden, een zaakwaarnemer, zoals in de voetballerij, die de contractonderhandelingen deed en er het beste probeerde uit te halen voor zijn cliënt. In de individualiseringsanalyse leek dit het beste te zijn voor de vakbeweging. Maar ik kan je nu wel zeggen dat dat de dood in de pot was. Als je primaire taak is je leden te adviseren over dat wat er mogelijk is, dan word je de adviseur van steeds slechter wordende wetten en regels. Als vakbeweging zou je op zijn minst de ambitie moeten hebben om de wetten en regels naar je hand te zetten.’

Waarom is de positie van de werknemer in deze periode zo verslechterd?

‘Ik denk om drie redenen. De globalisering, of de klassieke concurrentie tussen werknemers, om het preciezer te zeggen. Ten tweede de marktwerking, die na de val van de Muur bijna van links tot rechts werd omarmd. En ten derde de vakbeweging die verzwakt is. We hebben onszelf zwakker gemaakt door ons met name toe te leggen op adviseren in plaats van op het verbeteren van de positie van werknemers, terwijl onze bestaansgrond juist de collectieve kracht is.’

Hoe heeft de positie van de vakbeweging zo kunnen verzwakken?

‘Het Akkoord van Wassenaar is een markeerpunt. Daarmee hebben we onszelf in een keurslijf gedrukt en de zeggenschap van de werknemers over de bond verminderd. Er zijn grote akkoorden gesloten waar leden niet of nauwelijks invloed op hadden. Daarmee werden het minder de akkoorden van de mensen zelf en werd het minder de bond van de mensen zelf. In die spiraal zijn we terechtgekomen, plus dat we een zaakwaarnemer wilden zijn. De voormalige Abvokabo is in dertig jaar twee derde van haar actieve leden verloren. Mensen zijn gestopt, met pensioen gegaan of gestorven, en er is geen nieuwe aanwas van kaderleden gekomen. Ik denk dat het aantal actieve leden maatgevend is voor de kracht op de werkvloer. Ledental is belangrijk voor je representativiteit, maar je wilt ook een kaderbond zijn. We waren op weg om een servicevakbond te worden. Dat zag je bijvoorbeeld ook terug in het wervingsformulier, Tien redenen om lid te worden, die gingen bijna allemaal over service. Daar hoort de analyse bij die ik zelf verwerp dat mensen niet meer langdurig actief zouden willen zijn. Dat mensen alleen maar af en toe een klusje willen doen. Als dat je ideologie wordt, dan is het automatisch zo dat de leden het niet meer voor het zeggen hebben. Voor een verenigingsdemocratie is het cruciaal dat mensen zich langdurig binden aan een club. Het gewone lid gaat niet in de hele zeggenschapsstructuur zitten, dat zijn de actieve leden. Zo moet het ook zijn. Dus met het om zeep helpen van je kaderwerk is ook de zeggenschap van de leden over de bond de nek omgedraaid.’

Wordt deze analyse breed gedeeld binnen de vakbeweging?

‘We zijn nu drie jaar met een fusieproces bezig. Ik denk dat dat proces wel heeft opgeleverd dat er brede consensus is dat het fout is geweest om zaakwaarnemer te willen zijn. Dat van de polderaar tot de activist iedereen erkent, dat als je echt iets wilt binnenhalen er wel een actieve vakbondsgroep klaar moet staan voor het geval je niet je zin krijgt of besodemieterd wordt. Dus je positie aan de onderhandelingstafel hangt voor een belangrijk deel af van vakbondsmacht. Dit lijkt zo voor de hand liggend, maar het is wel enorme winst dat die simpele analyse breed gedeeld wordt. Dat noemen we activerend vakbondswerk. Vind ik wel een mooie term, omdat het zegt dat je actief moet zijn, maar ook dat je het voortouw moet nemen in het activeren van mensen. De overgrote meerderheid zegt nu: we hebben kracht verloren en die moeten we weer terugwinnen, want je kunt alleen maar sterk in de polder zijn als je sterk op de werkvloer bent. Of mensen dat over vijf jaar nog zo vinden weet ik niet, maar ik denk wel dat we een verstandige weg hebben gevonden met een hele praktische analyse, dat twee derde van je kaderleden weg is, dat de organisatiegraad daalt, en dat argumenten er bij kabinet en werkgevers niet meer toe doen. Werkgevers hebben er uiteindelijk maling aan, omdat ze weten dat je niks voor elkaar krijgt. Daarom moeten we sterker op de werkvloer worden. Deze analyse wordt breed gedeeld.’

Wat zijn de belangrijkste veranderingen qua organisatie?

‘Zoals ik al zei wordt het parool: activerend vakbondswerk. We willen plannen zien van sectoren die erop uit zijn om vakbondsmacht op de werkvloer op te bouwen. Daarbij hoort het vinden van kaderleden, van leiders op de werkvloer, en het scholen en trainen van mensen op de werkvloer. Daar gaan we weer geld en mensen voor beschikbaar stellen. Dit hadden we enorm geminimaliseerd. Organizing wordt een belangrijke poot, zowel qua geld als qua menskracht. Er is een Team Naleving opgericht. Dit klinkt nogal bureaucratisch, maar dat is een afdeling van veertien mensen die op een naming-and-shaming- manier gaat toezien op de naleving van cao’s. Met een campagne ‘naleving’ in een bepaalde sector gaan we werkgevers aanpakken. Ook is de democratie heel erg belangrijk als vernieuwend element. Mensen moet het weer voor het zeggen krijgen. Dat uit zich in een ledenparlement als het hoogste orgaan en in de zeggenschap dicht bij de sectoren. Dit zijn denk ik wel hele fundamentele veranderingen.’

Blijft het sluiten van grote akkoorden ook een belangrijke pijler?

‘We willen altijd en met iedereen afspraken maken als de werknemers daar beter van worden, maar het is geen doel op zich, nee. Als we het doen, zoals bij het sociaal akkoord, dan moet het ledenparlement ermee instemmen. Iedereen realiseert zich dat je in het ledenparlement een meerderheid moet halen als het om sector overstijgende besluiten gaat, zoals bij SER-afspraken. Het ledenparlement heeft zich heel snel ontwikkeld tot een beslissend sturend orgaan. Het komt bijna maandelijks bij elkaar en claimt ook echt dat het op hoofdlijnen de kaders moet kunnen vaststellen.’

Hoe gaan jullie ervoor zorgen dat mensen weer geloof krijgen in de relevantie van de vakbeweging?

‘Het begint met erkennen wat er mis is gegaan. Als je je jaren niet hebt laten zien, dan krijg je veel kritiek over je heen. Dan moet je niet defensief reageren. Twee is de democratie heel serieus nemen. Dat mensen zien dat ze het uiteindelijk voor het zeggen hebben. Drie is grote issues zoals de loondump in de thuiszorg durven aan te pakken. Vier is mensen meenemen van begin tot het eind. Dat leidt altijd tot mooie uitkomsten, is mijn ervaring. Onderhandelaars zijn wel eens bang dat het moeilijker wordt als meer mensen zich er meer mee gaan bemoeien, maar het levert altijd betere resultaten op. Als je als vakbeweging grote dingen wilt aanpakken, zoals de marktwerking, flexibilisering en de loondump, dan heb je kracht nodig. Dat gaan werkgevers niet vanzelf geven. Er moet druk zijn, wil je dingen gedaan krijgen.’

Is de huidige crisis, waarin de flexibilisering op de arbeidsmarkt volledig is doorgeschoten, ook een kans voor de vakbeweging om weer een factor van belang te worden?

‘Ja, we hebben twee jaar geleden al aangegeven dat de aanpak van flex een speerpunt moet zijn. We willen echte banen als antwoord op de doorgeslagen flexibilisering. Voorheen had dit begrip een positieve connotatie, maar dankzij de FNV is het besef gekomen dat de flexibilisering is doorgeslagen. Het leidt tot onzekerheid en afhankelijkheid, maar vooral ook tot een aantasting van de kwaliteit van arbeid. Ik denk dat dat laatste nog wel het belangrijkste is.’

In hoeverre kunnen de massale protesten in België een voorbeeld voor Nederland zijn?

‘Het is inspirerend. Ik hoor er heel veel mensen over in de FNV, die ook wel een beetje jaloers zijn. Ik zeg dan: we zijn de FNV juist aan het veranderen om dit soort dingen te kunnen doen. Je moet uiteindelijk in een positie komen om dit soort gevechten aan te gaan. De omstandigheden zijn daar wel anders. De Belgische regering heeft het overlegmodel vaarwel gezegd en schoffeert de hele vakbeweging. Ander verschil is dat wij een sociaal akkoord hebben uit 2013. Dan ligt het niet voor de hand om, als je nog bezig bent met de uitvoering ervan, elkaar de oorlog te verklaren.’

Ziet u dat dan niet als een belemmering?

‘Het heeft voor- en nadelen. Omdat dit kabinet hecht aan goede verhoudingen met de vakbeweging, kun je ondanks dat je verzwakt bent, toch tot aardige afspraken komen. Zo is de Wet Werk en Zekerheid een belangrijke ontwikkeling in het terugdringen van de flexibilisering. Nadeel is dat je niet vol in de aanval kunt. Maar het ligt niet voor de hand dat er op korte termijn weer een dergelijk groot akkoord gesloten gaat worden. We zijn wel aan het staartje van het uitwerken van de afspraken.’

De protesten in België worden niet alleen gevoerd door de vakbonden, maar ook door een burgerbeweging van kunstenaars, intellectuelen, kleine ondernemers, et cetera. Is een dergelijk sociaal protest ook in Nederland mogelijk?

‘Ik denk dat dat moet en ook nodig is. We doen dat ook, hoewel nog veel te weinig. Als we in de schoonmaak actief zijn, dan pakken we de werkgevers aan en proberen de samenleving erbij te betrekken. Dat doen we ook in de zorg. We hebben het nadrukkelijk over de kwaliteit van de zorg en bijna in de laatste plaats over de lonen die de mensen krijgen. We appelleren aan de kwaliteit van zorg die de burgers ervaren. Daardoor kun je coalities sluiten. Bij het GVB in Amsterdam hebben ze dat ook heel goed gedaan tegen de marktwerking en aanbestedingen in het openbaar vervoer. Er zijn milieuorganisaties bij de acties betrokken, klanten in het openbaar vervoer, mensen in de stad, het mkb. Dat zouden we veel meer moeten doen. Maar het begint bij de goede issues te kiezen. En daar zal de kwaliteit van arbeid een steeds belangrijkere rol in moeten gaan spelen.’

Is het ook weer tijd voor grote woorden als sociale rechtvaardigheid?

‘Ja, het wordt weer tijd om de analyse erbij te geven. Wat is er mis, hoe kan het anders, wat zit hier achter? We zoeken als vakbeweging nog wel naar de goede teksten, maar we willen agenderen wat hier als grote verhaal achter zit, wat er mis gaat, dat de markt faalt. Daar waar begin jaren negentig de markt als het heilzame middel werd gezien, moeten we laten zien dat de markt niets oplost. Dat is ook wat Piketty laat zien. Als we niet ingrijpen dan neemt de ongelijkheid nog verder toe en dan wordt de publieke sector helemaal uitgehold. Dat grote verhaal moeten we veel meer agenderen. Daar zit ook perspectief in, waardoor we met ons allen de boel kunnen gaan verbinden met een hele heldere actuele analyse. Daar zijn we zoekende in. Ik denk dat we daarvoor aan progressieve kant moeten samenwerken, dus niet alleen met de vakbeweging. We moeten nadenken over het oprukkende marktdenken, waarbij D66 heel erg in positie komt.’

Tot slot: hoe ziet u de toekomst van de vakbeweging voor u?

‘Ik ben zeer optimistisch, maar het veranderingsproces is broos. Ik roep dan ook alle progressieve mensen op om zich ermee te bemoeien en niet aan de zijlijn commentaar te geven. De vakbeweging is echt aan het veranderen. Niet zomaar, want we hebben een ledenparlement dat werkelijk zeggingskracht heeft. Daarmee hebben we niet de democratie op orde, maar kunnen we wel een heel goede democratische organisatie worden. Daarbij moet iedereen die de vakbeweging een warm hart toedraagt helpen. We hebben nog wel een paar jaar nodig om een beetje op kracht te komen. Dat gaat de komende jaren tot polarisatie leiden, zoals we nu al in een lieflijke sector als de zorg zien. Daar moeten we niet van schrikken, dat is een proces waar we door moeten. Je ziet ook polarisatie aan werkgeverskant. Dat is hun antwoord op een vakbond die sterker wil worden. Dat betekent dat we onze agenda niet moeten veranderen, maar juist onze koers nog steviger moeten doorzetten.’

Ruud Kuin is vice-voorzitter in het dagelijks bestuur van de FNV. Hij zat vanaf 2010 in het dagelijks bestuur van Abvakabo FNV(nu opgegaan in de FNV) en is al bijna dertig jaar in verschillende functies binnen de FNV werkzaam.

Dit interview werd afgenomen door Tijmen Lucie en verscheen eerder in Spanning, jaargang 17, nummer 1, januari 2015. In dit nummer van Spanning ook een interview met Jan Blommaert over de stakingen in België, Jan Burger en Jeroen Brouwer van de SP in Wijk bij Duurstede: ‘Bestruren doe je met de mensen samen’, David Hollanders over ‘De mythe van bezuinigingen’, Willy Didden over ‘De schone schijn van drones’, een recensie van Naomi Klein, No time, verander nu voor het klimaat alles verandert, Dimitris Pavlopoulos: 'Griekenland moet het roer radicaal omgooien’ en een van Grenzeloos overgenomen artikel van Willem Bos over Rijkdom in Nederland.

Meer informatie over de ontwikkelingen in de vakbeweging vind u in de drie Grenzeloos geschriften over de vakbeweging.

Dossier
Soort artikel
Reactie van:

Atte Houtsma

di, 02/03/2015 - 19:16

Het buro naleving is heel belangrijk, we sluiten soms goede CAO af, maar vaak worden de regels niet nageleefd. Wij zijn nu bezig met Cordaan Thuiszorg met de kadergroep de roosterinmg aan te pakken. Dit is erg belangrijk en krijg je leden op de werkvloer actief samen met de landelijke kampagnes voor de Zorg.

Atte Houtsma vakbondsmilitant en SP lid

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop