In Europa is de schuldenberg nauw verbonden met onevenwichten in de handel. Duitsland heeft binnen Europa al jaren een groot overschot op de handelsbalans. De importerende landen moesten het geld om hun import te financieren ergens vandaan halen. In Spanje en Ierland creëerden de banken met hypothecaire kredieten vastgoedzeepbellen - en zo kunstmatige koopkracht - consumenten en overheid in Zuid-Europa leenden geld bij Franse en Duitse banken; Scandinavische en Oostenrijkse banken financierden de speculatieve groei in Centraal- en Oost-Europa…
Toen de crisis toesloeg en al deze kredieten onzeker bleken kwamen de Europese banken, die er toch al slecht aan toe waren, helemaal in de problemen.
Het concrete verloop van de financiële crisis in de eurozone is eng verbonden met de institutionele structuur van de Europese Unie. We kunnen dat illustreren aan de hand van twee voorbeelden.
De crisis in Griekenland werd mede op gang gebracht door de Europese Centrale Bank (ECB): die liet er twijfel over bestaan of zij banken nog leningen zou geven met Griekse overheidsobligaties als onderpand. Zo wakkerde de ECB zelf de speculatie aan.
Met de komst van de euro zijn de krachtsverhoudingen tussen de lidstaten en de grote financiële spelers grondig veranderd. Het lijkt eeuwen geleden dat de Nederlandse overheid haar werking financierde met leningen in guldens bij Nederlandse banken: toen dachten Nederlandse banken twee keer na voor zij de Nederlandse overheidsfinanciën onder vuur namen. Met de invoering van de euro is die verhouding totaal veranderd. Enkel een instelling als de ECB heeft de vuurkracht om tegen de financiële markten in te gaan. Maar daar hebben de regeringen van de zwakkere broertjes in de Europese Unie geen greep op.
Een tweede voorbeeld is het noodfonds van 750 miljard euro dat de Europese Unie in mei uiteindelijk oprichtte: dit initiatief volstond om de speculatiegolven te blokkeren. Ook dit voorbeeld illustreert hoe afhankelijk de landen van de eurozone zijn en van wat beslist wordt op Europees niveau, in dit geval door de Europese Raad.
Het doemscenario
Het doemscenario dat de Europese leiders uit hun slaap hield ging als volgt. In Griekenland dreigde een schuldherschikking: sommige schulden worden later dan afgesproken terugbetaald, andere helemaal niet. In dat geval zouden ook andere eurolanden met wankele overheidsfinanciën, zoals Portugal en Spanje, in het vizier komen van de speculanten. Een kettingreactie van schuldherschikkingen zou een ramp zijn voor de toch al wankele Europese banken die veel overheidsobligaties in hun portefeuille hebben.
Een vlucht uit euro-genoteerde overheidsobligaties en private financiële activa zou dan weer de koers van de euro doen kelderen, zodat nog meer financiële spelers hun euro’s van de hand doen. Indien de euro aan het zwalken gaat is het niet uitgesloten dat landen uit de euro stappen, te beginnen met Duitsland. Dit zou een fatale klap kunnen betekenen voor de Europese eenheidsmarkt: competitieve devaluaties zijn moeilijk te verzoenen met open grenzen.
Sociale oorlog
De dreiging van dit doemscenario heeft de Europese leiders uiteindelijk overtuigd tot handelen en in mei werd een Europees noodfonds opgericht om noodlijdende landen in de eurozone zo nodig met leningen bij te staan. Dit bleek voldoende om de speculatieve aanvallen voorlopig tot stilstand te brengen.
De oprichting van het noodfonds gaat gepaard met een oorlogsverklaring aan de sociale rechten van de werknemers. Een drastische aanpak van de overheidsfinanciën moet garanderen dat de Europese banken geen waardeverliezen boeken op overheidspapieren die zij in portefeuille hebben. De Europese leiders willen van de crisis gebruik maken om een einde te maken aan de naoorlogse verzorgingsstaat, die een handicap vormt in de wereldwijde concurrentie. Zonder de minste scrupules gebruiken de Europese leiders de speculatieve aanvallen om harde antisociale maatregelen door te drijven: enkel wie aan deze eisen voldoet kan op Europese solidariteit rekenen.
De instelling in mei van het noodfonds is een belangrijke primeur. De technische en juridische afspraken zijn weliswaar nog niet rond, maar de politiek lijkt nu te garanderen dat de lidstaten van de eurozone tot op zekere hoogte verantwoordelijk zijn voor elkaars overheidsfinanciën. Dit staat haaks op de geest van de Europese Verdragen die elke lidstaat van de eurozone afzonderlijk verantwoordelijk maken voor haar financiering op de financiële markten.
Ook het beleid van de Europese Centrale Bank is onder druk van de crisis veranderd, en dit is misschien nog belangrijker. Sinds de Europese crisistop in mei koopt zij systematisch obligaties op van eurolanden om hun koers te ondersteunen en de rentevoet die de regeringen betalen binnen de perken te houden. De Europese Verdragen verbieden de Bank in te schrijven op obligaties van eurolanden, maar deze koopt die nu systematisch via secundaire markten.
De ECB onder druk
Om de draagwijdte van deze verandering te begrijpen moeten we terugkijken naar de rol die de ECB bij de invoering van de euro van de Europese Verdragen kreeg. De euro is een gemeenschappelijke munt van de 16 lidstaten van de eurozone. Er is geen centrale politieke overheid die borg staat voor de euro zoals dat bijvoorbeeld voor de dollar het geval is. Een vergelijkbare rol werd echter toebedeeld aan de Europese Centrale Bank. Deze kreeg als enige opdracht de stabiliteit van de euro te waarborgen. Een ‘normale’ centrale bank is echter ook actief op andere terreinen: bijvoorbeeld de stabiliteit van het financiële systeem, de financiering van de openbare financiën, de economische conjunctuur, enzovoorts.
De eenzijdige focus van de ECB op muntstabiliteit werd gewaarborgd door haar ‘onafhankelijkheid’. Zo laat zij zich in de strijd tegen de inflatie niet afleiden door politieke druk en andere zorgen als de economische conjunctuur, de strijd tegen de werkloosheid, de stabiliteit van het financiële systeem… Sinds het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis twee jaar geleden staat de ECB echter onder druk. Door goedkoop en massaal liquiditeiten ter beschikking te stellen is zij verantwoordelijkheid gaan nemen voor de stabiliteit van de financiële instellingen. Sinds mei speelt zij tegen wil en dank ook mee in het begrotingsbeleid van lidstaten in de eurozone.
Al deze verschuivingen veranderen de manier waarop de Europese Unie bestuurd wordt. In dit verband dient aangestipt te worden hoe in het eerder beschreven doemscenario ook een politieke factor aanwezig was. Indien de Europese instellingen namelijk niet in staat blijken het falen van een lidstaat van de eurozone te vermijden, zal hun vermogen de stabiliteit van de euro te waarborgen ook in twijfel worden getrokken.
De financiële markten zouden in zo’n geval het zekere voor het onzekere kiezen. Vandaar dat vele commentatoren een link legden tussen de crisis van de euro en het zwakke bestuur binnen de EU. Zij hopen dat mei een keerpunt zal blijken.
Een sociaal-economische regering?
Het pleidooi voor een gecoördineerd Europees sociaal en economisch beleid ter ondersteuning van de gemeenschappelijke markt en munt lijkt veld te winnen. Symbolisch is het voorstel van een ‘sociaal-economische regering’ voor Europa, die een tegenhanger zou moeten vormen van de ECB. Schijn bedriegt echter.
De Franse president Nicolas Sarkozy ziet een dergelijke regering zo: een regelmatige bijeenkomst van de regeringsleiders van de eurolanden, ondersteund door een volwaardig secretariaat. De Duitse bondskanselier Angela Merkel vreest echter voor een Europa met twee snelheden. Belangrijke niet-eurolanden als Zweden en Polen zitten veelal op dezelfde lijn als Duitsland. Merkel wil vooral niet weten van een sociaal-economische regering als ‘tegengewicht’ voor de Europese Centrale Bank. Zij vreest dat dit politiek de druk van de ketel gaat halen wat betreft het harde muntbeleid en het strikte begrotingsbeleid.
Veel discussie dus, en toch ook weer niet. Want al snel raakten de Europese leiders het over eens de bestaande constructie van de Europese Unie niet alleen ongewijzigd te laten, maar zelfs te versterken. De voorstellen die reëel ter discussie staan draaien er allemaal om de bestaande begrotingsnormen voor lidstaten in de eurozone strenger toe te passen: meer controle vooraf, beter toezicht, strengere sancties. Sommige voorstellen willen deze controle uitbreiden tot andere domeinen in de lidstaten, zoals de schuldgraad van de private sector, de betalingsbalans, het ontstaan van financiële zeepbellen, de flexibiliteit van de arbeidsmarkt, enzovoorts. Maar hoe lang je het lijstje ook maakt, het blijft beperkt tot Europese controlemechanismen op de manier waarop de lidstaten zich inpassen in de neoliberale dwangbuis van de eenheidsmarkt.
Van een daadwerkelijke inhoudelijke uitbreiding van het Europees beleid is geen sprake. Wanneer in de media anonieme Franse topfunctionarissen geciteerd worden hoor je wel eens spreken over een Europees fiscaal of sociaal beleid, maar dit blijft beperkt tot verzuchtingen in de wandelgangen. De crisis van de euro heeft, na een korte aarzeling, enkel geleid tot een verharding van de bestaande neoliberale structuur van de Europese Unie. De voorgestelde maatregelen moeten ‘valsspelers’ en ‘achterblijvers’ sneller tot de orde te roepen. Van een actiever Europees beleid is geen sprake, om maar helemaal te zwijgen over een democratische controle op dit beleid.
Frank Slegers schreef eerder voor webzine Uitpers.be over de crisis in de eurozone. Zie zijn bijdragen in Uitpers nrs. 117 van februari 2010, 118 van maart 2010, 119 van april 2010, 120 van mei 2010 en 121 van juni 2010.
Reactie toevoegen