Wat is de essentie van die stedelijke politiek waarover het merendeel van de beleidsmakers het eens lijkt te zijn? In de ' missie' aan het Rotterdamse stadsbestuur in de stadsvisie 2030 staat een aardige samenvatting: 'Om een nog grotere rol van betekenis te spelen in de internationale concurrentiestrijd tussen stedelijke regio's, moet Rotterdam een strategie volgen die gericht is op de ontwikkeling van de kennis- en diensteneconomie én die zorgt voor een aantrekkelijk woon- en leefklimaat voor hoogopgeleide en creatieve werkers.' De economie staat voorop, de internationale concurrentie tussen de steden is het dwingende kader en in plaats van te kiezen voor een toekomstperspectief voor het gros van de huidige stedelingen, gaat het vooral om de 'hoogopgeleide en creatieve werkers' die naar de stad gelokt moeten worden.
Suburbs
In Nederland is na de tweede wereldoorlog - en versneld vanaf begin jaren zestig - de suburbanisatie in hoog tempo op gang gekomen. De oorzaken en achtergronden daarvan zijn divers. Belangrijk is dat de geografische nabijheid van wonen en werken minder dwingend werd door de toename van het autobezit. Industrie en haven werden stapje voor stapje uit de stad verplaatst. Waar de woningnood van meteen na de oorlog de eerste push gaf tot de snelle bouw van nieuwe wijken en steden rondom de eigenlijke stad, werd dat later verder gestimuleerd door de overheid. Bovendien werden wat grotere en duurdere woningen voor veel arbeiders bereikbaar door de stijging van de koopkracht in de jaren zestig. Veel Rotterdammers uit de oudere wijken trokken weg. De ruimte die overbleef werd ingevuld door nieuwkomers. In een stad als Amsterdam waren dat ook door jongeren en studenten maar in Rotterdam vooral arbeidsmigranten - en later hun gezinnen - uit het Middellandse Zee gebied en migranten uit Suriname en de Nederlandse Antillen.
Door het wegtrekken van de meest draagkrachtige bewoners en de komst van nieuwe bewoners met een lager inkomen en minder opleiding, bleven de stadswijken armer en onvoorbereid op de grotere culturele diversiteit achter. Dat de uittocht uit de stad op gang gebracht werd door komst van de arbeidsmigranten is een - hardnekkige - mythe. De suburbanisatie was al lang op gang voordat die arbeidsmigratie grotere vormen aannam. Zonder de arbeidsmigranten zouden de stadswijken en zelfs hele steden in die periode - ondanks de groei van de bevolking in Nederland - leeggelopen zijn.
Getto's?
De reactie van bewoners en de lokale politiek op de achteruitgang van de stadswijken kwam met de stadsvernieuwing en het bouwen voor de buurt. Over die stadsvernieuwing van de jaren zeventig en tachtig is zo langzamerhand een tweede mythe aan het ontstaan, namelijk dat deze - met de nadruk op het bouwen en renoveren van goedkope woningen voor de zittende wijkbewoners - uiteindelijk negatieve gevolgen had op de ontwikkeling van de stadswijken. Niets is naar mijn idee minder waar. De stadsvernieuwing - die zeker in Rotterdam gepaard ging met een grote beweging van onderop - heeft er mede voor gezorgd dat die wijken niet verder afgleden naar de getto's die in andere West Europese en Amerikaanse steden in dezelfde periode wel ontstonden.
In 1989 verscheen de bundel 'Getto's in Holland' onder redactie van Pieter Broertjes. Dat boek deed in die tijd veel stof opwaaien, want ondanks de stadsvernieuwing en de aanpak van de 'Probleem Cumulatie Gebieden' stelden verschillende auteurs in de bundel vast dat de situatie in de oudere stadswijken verder verslechterde.
De oorzaken daarvan zijn niet moeilijk aan te wijzen: de doorwerking van de economische crisis eind jaren zeventig, het ontstaan van massale werkloosheid en de politieke kentering die onder de kabinetten Lubbers op gang kwam in de richting van wat we nu neoliberaal economisch beleid noemen. Door die werkloosheid en de gelijktijdige inkrimping van de sociale zekerheid nam de armoede in de steden toe.
Met die verarming en werkloosheid groeiden ook de criminaliteit en de etnische en culturele spanningen in de wijken. Ook daar is sprake van een mythe die de afgelopen tien jaar doorgaat voor een absolute waarheid. Het multiculturele drama is pas echt een drama geworden door de verarming en de werkloosheid en veel minder door de ontkenning van culturele verschillen en problemen door de toenmalige politieke elite in de steden.
Globalisering
De angst voor getto's en etnische spanningen - en in het algemeen het beeld van de verelendung van de stad - vielen twintig jaar geleden samen met ontwikkelingen die de stad economisch weer op de kaart zetten. En zorgden tegelijkertijd voor de ideologische onderbouwing van het nieuwe stedelijke beleid, dat anders dan daarvoor niet meer gebaseerd was op de sociale, maar op de economische politiek.
Die nieuwe ontwikkelingen worden door Saskia Sassen in kritische zin beschreven met haar concept van 'global cities'. De nieuwe economie met z'n grote groei van ICT, financiële dienstverlening en verwante bedrijvigheid heeft de neiging om zich te concentreren in de grote stad met de daar aanwezige netwerken die voor de groei van de zakelijke dienstverlening nodig is. Sassen wijst ook op de negatieve gevolgen. In de global cities is sprake van polarisering op de stedelijke arbeidsmarkt. Aan de ene kant een hoogbetaalde elite die verlegen zit om allerlei diensten, en aan de andere kant een flexibele, informele arbeidsmarkt voor eenvoudige banen waar mensen voor korte tijd worden aangenomen en ook weer gemakkelijk worden ontslagen.
Revanchisme
Essentieel onderdeel van de 'global' city is wat de Amerikaanse geograaf Neil Smith de 'revanchist city' noemt. Smith ontwikkelde dit concept in een analyse van het 'zero tolerance' beleid van de New Yorkse burgemeester Giuliani in de jaren negentig. De kern van zijn analyse is dat de middenklasse de stad opeist tegenover armere en gemarginaliseerde stedelingen. Zorg en sociaal beleid maken plaats voor repressie. De plicht om elk werk te accepteren in plaats van uitkeringen. Gevangenissen, tuchtscholen en cameratoezicht in plaats van buurthuizen en jongerenwerkers.
Die 'wraak van de middenklasse' sluit aan bij de nieuwe bijbel van de stedelijke ontwikkeling, de neoliberale stad en de creatieve klasse. De onderkant van de stedelijke samenleving wordt weggezet als een verzameling onverbeterlijke asocialen en criminelen die zelf de schuld zijn van de problemen.
In Rotterdam is dat revanchisme na 2002 met het Leefbaar Rotterdam bestuur, meer dan in welke andere Nederlandse stad, een belangrijke leidraad in de stedelijke politiek geworden. Dat gaat veel verder dan simpelweg het aanpakken van kleine criminelen, asociale huurders en werkelijke overlastgevers. Het doorgedraaide veiligheidsbeleid moet zorgen voor de nodige 'sociale hygiëne' om de stad weer aantrekkelijk te maken voor investeerders en het prototype van de middenklasse consument. De Vlaamse geograaf Erik Swijngedouw zei dat in een interview met de Gentse stadskrant zo: 'Publieke ruimtes worden intensief bewaakt en gesuperviseerd. De Olympische Spelen worden met veel tromgeroffel binnengehaald, terwijl skateboarders weggejaagd worden. De straat wordt zo herleid tot een ruimte om door te lopen. Bij 'legitieme' activiteiten daarentegen worden geen middelen gespaard om mensen op straat te krijgen. Dan wordt 'hier is niets te zien' plots 'kom dat zien'. Met mijn studenten doe ik jaarlijks een experiment waarbij ik hen vraag om op een openbaar plein in Londen vreemd, maar volstrekt legaal gedrag te vertonen. Het duurt meestal slechts een paar minuten voor we door politie of private veiligheidsagenten verwijderd worden en de ruimte 'gezuiverd' is.'
Daarbij worden de gemarginaliseerde stedelijke groepen gedisciplineerd om geschikt te zijn voor de flexibele en eenvoudige banen in de (persoonlijke) dienstverlening, de klusjes en de horeca, waar de nieuwe elite in de globale stad behoefte aan heeft. Het mes snijdt aan meerdere kanten.
Privatisering van de stad
Met de afname van de wil en de middelen vanuit de overheid om sociaal te investeren in de stad en de herontdekking van de 'global city' door particuliere investeerders verschijnt de markt meer en meer als het enige die nog vorm kan geven aan de maakbaarheid van de stedelijke ruimte. De lokale politiek wil en kan steeds minder tegenwicht bieden aan de investeerders en projectontwikkelaars.
De dictatuur van de markt, de logica van de concurrentiestrijd tussen de steden die allemaal hetzelfde willen, de marginalisering van een deel van de stadsbewoners en de consensus over de aanname dat de stedelijke vernieuwing niet meer kan zijn dan 'het beheren van de lokale gevolgen van de economische globalisering', dat alles zorgt voor het verdwijnen van een werkelijk en democratisch (in de zin dat er 'wat te kiezen valt') debat over de toekomst van de stad.
Erik Swijngedouw zegt in het eerder aangehaalde interview: 'Onder het mom dat de staat en de stad geen macht hebben schikt men zich naar de normen van de markt. Steden profileren zich als aantrekkingspolen van kapitaal en toerisme. Het politieke debat gaat deels ten onder door de hevige concurrentiestrijd, maar vooral door de aanvaarding dat er geen alternatieven zijn. Als er alleen nog 'technische bemerkingen' overblijven om de stadsvernieuwing goed te 'managen', dan wordt niet meer aan politiek gedaan.'
Desondanks is de race nog lang niet gelopen, want consensus onder beleidsmakers is nog lang geen consensus onder de bewoners van de stad. Het verzet van bewoners tegen dit type stedelijke beleid neemt toe en opvallend is de diversiteit ervan. Van huurders die vechten voor hun betaalbare woning tot welgestelde stedelingen die in opstand komen tegen de zoveelste kantoortoren. De actuele vraag daarbij is of het mikken op dezelfde creatieve klasse, dezelfde hoofdkantoren van grote ondernemingen en dezelfde middenklasse niet een zeepbel zal blijken te zijn, die bij economische tegenwind al snel uit elkaar zal spatten.
Reactie toevoegen