De protesten in Nepal hebben diepere wortels

Onder de juiste omstandigheden kan een vonk een prairiebrand veroorzaken. De protesten tegen een verbod op sociale media in Nepal groeiden uit tot een opstand nadat de politie 19 demonstranten had gedood. Huizen van vooraanstaande politici werden aangevallen, het parlement werd in brand gestoken en de regering is in chaos. Maar wat nu?

In een artikel voor Himal Southasian wees Roman Gautam op de invloed van andere opstanden: ‘Toen de Sri Lankanen in 2022 in opstand kwamen om het regime van Rajapaksa weg te jagen’, namen de Nepalezen 'daar nota van. Toen kwam Bangladesh met zijn juli-revolutie vorig jaar, waarbij Sheikh Hasina en het hele politieke systeem om haar heen het doelwit werden'. En in beelden van protesten in Nepal is dezelfde piratenvlag te zien die een symbool werd van de Indonesische protesten.

De eerste aanleiding was een verbod op sociale media, iets waar veel mensen met kleine bedrijfjes van afhankelijk zijn. Sociale media zoals WhatsApp en Messenger zijn ook een communicatiemiddel met de miljoenen Nepalese migrantenarbeiders in het buitenland. Ongeveer 7,5 procent van de Nepalese bevolking woont in het buitenland en geld dat zij naar huis sturen, is goed voor meer dan een kwart van het bbp van het land, meer dan officiële ontwikkelingshulp en directe buitenlandse investeringen samen. Deze grootschalige migratie wordt aangewakkerd door de slechte vooruitzichten in eigen land, waar bijna een op de vier jongeren werkloos is. Virale opnames van kinderen van politici die een luxueuze levensstijl hebben, droegen bij aan de woede.

Onder die omstandigheden groeide het protest tegen een verbod op sociale media al snel uit tot een beweging tegen de corrupte, eigenmachtige politici die verantwoordelijk worden gehouden voor het gebrek aan perspectief. En toen, op 8 september, opende de politie het vuur en doodde 19 mensen. Onder de doden waren kinderen die nog hun schooluniform droegen. Dat soort geweld werd gepleegd door een regering onder leiding van een zelfverklaard communist, K.P. Sharma Oli van de Communistische Partij van Nepal (verenigd marxistisch-Leninistisch) of CPN (UML). De woede werd razernij. Een dag later trad Oli af en werd het verbod op sociale media opgeheven, maar dat was te weinig en te laat.

Het verlies van vertrouwen in de door Oli geleide coalitie van CPN (UML) en de Nepalese Congres Partij (NCP) blijft niet beperkt tot die twee partijen. Het is veelzeggend dat op dinsdag ook het huis van oppositiepoliticus en voormalig premier Prachanda werd aangevallen. Net als Oli is Prachanda een zelfverklaard communist; hij is de voorzitter van de Communistische Partij van Nepal (Maoïstisch Centrum). CPN UML, de Nepalese Congres Partij en Maoïstisch Centrum zijn de drie grootste politieke partijen in het land. Sinds 2008 heeft Nepal 13 regeringen gehad, waarbij die drie partijen om beurten aan de macht waren.

Verval en ineenstorting van een revolutie

Dit is niet de eerste keer in de recente geschiedenis dat Nepal een massale opstand heeft meegemaakt. In 1990 maakten volksprotesten een einde aan het monarchale bewind in Nepal en werd het land een constitutioneel koninkrijk met een meerpartijenstelsel. De CPN UML, die begon als een links front dat aan deze beweging deelnam, werd een van de belangrijkste politieke partijen van het land.

Ondanks haar naam is de ideologie van die partij weinig communistisch. In het begin van de jaren negentig formuleerde secretaris-generaal Madan Bhandari de benadering van de partij, de ‘theorie van de meerpartijen volksdemocratie’. Dat was in wezen een voortzetting van de eerdere stalinistische fasen-revolutie theorie van de partij. Het handhaafde het oude idee dat, voordat enige vorm van socialisme mogelijk zou zijn, er een fase moest zijn waarin, in samenwerking met zogenaamde ‘nationale kapitalisten’, de kapitaalaccumulatie moest worden ontwikkeld.

Bhandari voegde hieraan toe dat die ‘nieuwe democratische’ fase zou worden bereikt door middel van verkiezingen, via het parlement, en met respect voor politiek pluralisme. In wat de basisdocumenten van de CPN UML werden, benadrukte Bhandari, die in 1994 overleed, dat de nieuwe democratie ‘niet verschilt in sociaal-economische structuur en productiesysteem’. Het zou een ‘in wezen kapitalistisch productiesysteem’ zijn, dat door de ‘werkende bevolking en gewone mensen’ zou worden bereikt.

De Nepalese politiek in de jaren negentig werd grotendeels gekenmerkt door concurrentie tussen de CPN UML, de NCP, een in naam sociaaldemocratische partij, en de hindoe-nationalistische, monarchistische Rastriya Prajatantra Party. Veel van de kritiek die de partijen op elkaar hadden, draaide om beschuldigingen van corruptie en nepotisme, in plaats van politieke ideologie. Een verschil was de internationale oriëntatie: de NCP werd van oudsher gezien als pro-India, terwijl de CPN-UML ‘de grote prestaties van het opbouwen van socialisme met Chinese kenmerken’ door de Chinese Communistische Partij bewondert.

Ondanks die verschillen vormden alle drie de partijen op verschillende momenten (regerings)coalities in de jaren tussen 1990 en 2005, toen de koning de uitvoerende macht naar zich toe trok. Een deel van de tragedie van Nepal is dat de maoïstische beweging van Prachanda ontstond als een revolutionaire beweging die een einde beloofde te maken aan de sociale en economische stagnatie en de dominantie van de gevestigde partijen beloofde te doorbreken.

In 1996 legden de maoïsten de regering, die toen werd geleid door de NCP, een lijst met 40 eisen voor, waaronder landverdeling, een systeem van werkloosheidsuitkeringen, gezondheidszorg en onderwijs, evenals een einde aan discriminatie op basis van kaste en autonomie voor gemarginaliseerde regio's. Toen hun eisen niet werden ingewilligd, begonnen ze een gewapende strijd tegen de Nepalese staat. De maoïstische ‘volksoorlog’ werd rond de eeuwwisseling toen de maoïsten grote delen van het platteland onder controle hadden, steeds sterker,. Naarmate de opstand groeide, concentreerde de Nepalese koning Gyanendra, die ook het hoofd van het leger was, de macht in zijn eigen handen.

Maar daarmee maakte de koning de meeste politieke partijen, waaronder de Nepalese Congres Partij en de CPN UML, tot vijanden. In april 2006 brak er een massale beweging uit in de steden van Nepal. Die protesten, die naar de beweging van 1990 Jana Andolan II of Volksbeweging II werden genoemd, leidden ertoe dat de koning al zijn macht verloor en het parlementaire stelsel weer werd ingevoerd. Ondertussen hadden de maoïsten een akkoord bereikt met de oppositiepartijen en zich ertoe verbonden om via onderhandelingen een einde te maken aan de gewapende strijd. Hun doel was nu ‘een meerpartijenstelsel binnen een vastgelegd constitutioneel kader’, zoals Prachanda het uitdrukte. Op 21 november 2006 kondigden de maoïsten het einde van hun opstand en de ontbinding van de politieke organen die ze op het platteland leidden aan. De maoïsten traden vervolgens toe tot de interim-regering.

Tijdens de volksoorlog benadrukten de maoïsten dat hun directe doel was om ‘een nieuw soort nationale kapitalistische verhoudingen op te bouwen, gericht op het socialisme’. Toen Baburam Bhattarai, hun belangrijkste ideoloog in die tijd, in 2001 met een verslaggever van The Washington Times sprak, drong hij er op aan om ‘er rekening mee te houden dat we niet streven naar een communistische republiek, maar naar een burgerlijk-democratische republiek’. Die strategie leek op die van de CPN UML, maar verschilde in de manier waarop de voorbereidende fase van het ‘nationale kapitalisme’ moest worden bereikt, namelijk via verkiezingen of gewapende strijd.

In 2001 verklaarde Bhattarai ook dat er ‘absoluut geen mogelijkheid’ was dat de maoïsten zouden veranderen in een ‘parlementaire partij’ en daarmee ‘de revolutionaire aspiraties van de massa's zouden verraden’. Maar dat is precies wat er na 2006 gebeurde. Hoe succesvol ze ook waren geweest op het slagveld, op institutioneel vlak werden de maoïsten eerst uitgespeeld door de gevestigde partijen en vervolgens snel geassimileerd.

Het progressieve karakter van de voorgestelde grondwet werd gestaag uitgehold. Het duurde niet lang voordat de maoïstische leiding uit elkaar viel en elkaar begon te beschuldigen van corruptie. Zelfs geld dat bedoeld was voor voormalige strijders die in het nationale leger zouden worden geïntegreerd, raakte zoek. De verandering in levensstijl van iemand als Prachanda was inderdaad opvallend. Sommige radicale groeperingen verlieten de partij, maar deze boden weinig meer dan een herhaling van de oude dogma's en een belofte van iets wat maar weinig mensen willen: een terugkeer naar de volksoorlog op een bepaald moment in de toekomst.

Stoelendans

Toen de nieuwe grondwet eenmaal was ingevoerd, bevatte die wel enkele progressieve veranderingen, zoals het feit dat het land een seculiere republiek werd.

Maar andere democratische bepalingen, zoals meer politieke macht voor gemarginaliseerde regio's in een federaal systeem, werden niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Voor veel werkende Nepalezen veranderde er weinig in hun dagelijks leven. Sinds 2008 waren maoïsten vier keer premier van Nepal: Bhattarai één keer, Prachanda drie keer, voor het laatst van 2022 tot 2024.

Op verschillende momenten vormden de maoïsten coalities met elk van de belangrijkste partijen van de onlangs gevallen regering. In 2018 gingen de CPN UML en de maoïsten, partijen die elkaar kort daarvoor nog naar het leven stonden, zelfs een kortstondige fusie aan. Het mislukken van die fusie, net als andere splitsingen van de CPN UML en de maoïsten in 2021, werd grotendeels veroorzaakt door meningsverschillen over standpunten. Een cynicus zou kunnen zeggen dat bijna 20.000 mensen zijn omgekomen in de volksoorlog zodat de maoïsten konden meedoen aan de politieke stoelendans.

Aangezien veel van de fundamentele problemen van het land nog steeds niet zijn opgelost, is het geen verrassing dat rechtse krachten een comeback maken. Eerder dit jaar waren er in Nepal grote protesten van monarchisten. Het herstel van het koninkrijk is een minderheidsstandpunt, maar de monarchisten puttten vertrouwen uit het duidelijke falen van de CPN UML, de NCP en het Maoïstisch Centrum. De ‘heropleving van pro-monarchistische activiteiten’, zoals een Nepalese journalist het omschreef, ‘is meer een weerspiegeling van de oude garde die probeert munt te slaan uit de wijdverbreide publieke frustratie dan een blijk van steun voor een in diskrediet geraakt instituut’.

Er gaan geruchten dat rechtse, monarchistische krachten ook hebben bijgedragen aan het recente geweld. Ook wordt met de vinger gewezen naar India en hindoe-nationalistische krachten die graag zouden zien dat Nepal weer een hindoe-staat wordt en dat Nepal zich in het buitenland meer op India gaat richten in plaats van op China. Het is best mogelijk dat die krachten proberen te profiteren van de huidige situatie. Het is duidelijk dat dit soort manoeuvres in de eerste plaats mogelijk zijn gemaakt door de wijdverbreide woede en teleurstelling.

De legitieme woede over corruptie kan een stap zijn in de richting van sociaal radicalisme. Maar er bestaat ook een risico dat die energie wordt gekaapt door meer conservatieve krachten, zoals het lot van andere anticorruptieprotesten laat zien. Vooral onder de stedelijke middenklasse en ngo-activisten denken veel mensen dat de oorzaak van armoede en achterstand niet te vinden is in imperialisme en kapitalistische uitbuiting, maar in het niet handhaven van de wet en dat 'good governance' de oplossing is. En het gevoel dat ‘ze allemaal corrupt zijn’ kan het verlangen naar een sterke man aanwakkeren, naar een buitenstaander die ‘het moeras zal droogleggen’.

Protestbewegingen kunnen een regering ten val brengen, maar de macht grijpen en daadwerkelijk de koers van de samenleving te veranderen is iets heel anders. Anticorruptie-instanties zijn niet voldoende als het gaat om zaken als landhervorming, zelfbeschikking van minderheden, rechten van arbeiders en strijd tegen de heerschappij van het kapitaal.

De gevallen van Sri Lanka, waar een volksopstand leidde tot een regering die in wezen het neoliberale beleid voortzet, en Bangladesh, waar na de opstand van juli 2024 de rechtse partijen aan invloed winnen, zijn ontnuchterende voorbeelden. Maar het zou een grote fout zijn om hieruit de conclusie te trekken dat links zich van dergelijke protesten moet onthouden, of erger nog, regeringen moet steunen die door hun flagrante corruptie en incompetentie de steun van het volk hebben verloren. Geschiedenis wordt gemaakt als de massa in actie komt. Socialisten moeten deel uitmaken van dergelijke strijd om een betere weg te kunnen wijzen.

Dit artikel stond op International Viewpoint. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop