Want Nederlandse deelname roept op zijn minst drie vragen op, die nauwelijks aan de orde worden gesteld — ook niet door Kamerleden van linkse partijen die eerder dit jaar volop in de schijnwerpers stonden, toen er massaal tegen de op handen zijnde Amerikaans-Britse militaire interventie in Irak werd gedemonstreerd. Het gaat om de volgende drie vragen:
De VN-Veiligheidsraadresolutie 1483 van 22 mei jongstleden mag dan een juridische basis hebben verschaft voor de Amerikaans-Britse bezettingsmacht (‘Autoriteit’), de vorming van een stabilisatiemacht blijkt slechts te berusten op een passage in de preambule (een serie inleidende opmerkingen) van bovengenoemde resolutie. Daarin wordt ‘de bereidheid van de Lidstaten verwelkomd om bij te dragen aan de stabiliteit en veiligheid in Irak, door het ter beschikking stellen van personeel, materieel en andere middelen onder verantwoordelijkheid van de Autoriteit’ (over de vorming van een stabilisatiemacht wordt niet gesproken en bijgevolg over haar mandaat evenmin). Kortom, een wel zeer magere juridische basis voor een militaire interventie. Omdat op basis van resolutie 1483 voor de VN zelf ook een ondergeschikte rol is weggelegd inzake de wederopbouw van Irak, kan het geheel niet anders worden gezien dan een verdere ondermijning van de positie van de VN. Dat is een betreurenswaardige zaak, die het unilateralisme van de Verenigde Staten — hier vermomd als multilateralisme — helpt doorzetten. Merkwaardig ook voor Nederland, dat door de jaren heen zijn VN-contributie trouw heeft voldaan, zetel is van enkele VN-instellingen en wereldwijd tal van VN-taken helpt uitvoeren.
Belangrijk is voorts de vraag of Nederland eigenlijk wel hand- en spandiensten moet verlenen aan het vestigen van een door de Verenigde Staten ingevulde Nieuwe Orde in Irak. Hoewel grote delen van de Iraakse bevolking de Amerikanen en de Britten dankbaar zijn voor het ten val brengen van het regime van Saddam Hoessein (waartoe zij zelfstandig niet in staat waren), hebben zij van meet af aan aangegeven dat zij de 'eigen' dictatuur niet willen inruilen voor een Amerikaanse overheersing. En daarvan zal sprake zijn. Want er kan geen misverstand over bestaan dat de Verenigde Staten Irak pas zullen verlaten nadat zij een sterke greep op de enorme olierijkdommen van het land hebben gekregen, de Iraakse economie overeenkomstig hun belangen hebben geherstructureerd en een regering in het zadel hebben gewerkt die deze belangen dient. Als het aan de Amerikanen ligt zal het daar niet bij blijven: In Washington streeft men ernaar om van Irak een steunpunt te maken van waaruit een Nieuwe Orde in regio tot stand gebracht kan worden — in Iran, Syrië, Palestina, Saoedi-Arabië. Deelname aan bovengenoemde stabilisatiemacht betekent dat Nederland bij een dergelijke politiek wordt betrokken.
Tenslotte: Is men zich in Nederland bewust van de gevaren waaraan de Nederlandse militairen mogelijk bloot komen te staan (ook al is het militaire bedrijf daarvan per definitie niet gevrijwaard)? Die gevaren zijn tweeledig van aard. In de eerste plaats ondervinden de Amerikanen na de val van het regime van Saddam Hoessein grote problemen bij het samenstellen van een interim-regering — wat Washington betreft bedoeld om de Amerikaans-Britse bezettingsmacht enigszins uit beeld te doen verdwijnen. Toegegeven, de politieke problematiek in Irak is zeer complex, maar de zaken zijn verder bemoeilijkt doordat de Verenigde Staten een belangrijk segment van de (voormalige) Iraakse oppositie van een dergelijke interim-regering wil uitsluiten. Daarbij gaat het om vertegenwoordigers van met name shi’itisch-islamistische organisaties (shi'itische Arabieren vormen naar schatting zestig procent van de bevolking van Irak). Nog afgezien van het feit dat een en ander haaks staat op de Amerikaanse bewering dat men in Irak een democratisch bestel wil introduceren, zal deze politiek niet werken. Tot nu toe is het van shi'itisch-islamitische zijde gebleven bij verbale protesten en (soms massale) demonstraties. Maar de zaken kunnen in een stroomversnelling raken. Daarbij moet men weten dat een Nederlandse contingent van rond 1100 mariniers in het shi'itische zuiden van Irak gestationeerd zal gaan worden. In geval van escalatie van de politieke spanningen zullen de Amerikanen en de Britten door de bevolking meer dan ooit als bezetters worden gezien, in het verlengde waarvan zij zullen worden aangevallen. Daarbij zal men geen onderscheid maken tussen Amerikaanse GI's, Britse Tommy's of Nederlandse mariniers.
Een tweede gevaar schuilt in het feit dat het zuiden van Irak als gevolg van oorlogshandelingen — meer in het bijzonder door de inzet door de Amerikaanse strijdkrachten van munitie waarin verarmd uranium is verwerkt — plaatselijk sterk verontreinigd is geraakt, waardoor het voor mensen gevaarlijk is om er te verblijven. Een duidelijke indicatie daarvoor vormt de sterke toename van het aantal gevallen van leukemie onder de Iraakse burgerbevolking sinds de Koeweit-crisis van 1990-91.
Aangezien een discussie over bovengenoemde vragen nauwelijks is gevoerd, hetgeen het voor de regering gemakkelijk maakt haar plannen door te zetten, is Nederland hard op weg zijn reputatie van het land van de voldongen politieke feiten opnieuw te gaan waarmaken.
Robert Soeterik is antropoloog en verbonden aan Middle East Research Associates (MERA) te Amsterdam.
Reactie toevoegen