De digitale revolutie heeft zich zeer ongelijkmatig ontwikkeld. Negentig procent van de mensen met een internetaansluiting is afkomstig uit de geïndustrialiseerde landen. De VS en Canada vertegenwoordigen 57 procent van de totale online gemeenschap. Afrika en het Midden Oosten brengen samen slechts een procent in.
ICT als wondermiddel
Een van de officiële doelen van de WSIS was het streven om tussen 2010 en 2015 de hele wereld aan te sluiten op het internet. De verdere verspreiding van ICT werd in de voorbereidende vergaderingen gezien als een centraal middel tegen armoede, oorlogen, beperking van de vrijheid van meningsuiting en onderontwikkeling.
Terecht vraagt Eveline Lubbers zich in ‘OnzeWereld’ van 1 november 2003 af, of die enorme claim op vooruitgang door middel van ICT niet ten koste gaat ‘van technologieën die in grote delen van de wereld veel toegankelijker en nuttiger zijn, zoals radio’.
De belangen van de automatiseringsindustrie zijn als achtergrondkoor bij de mooie doelen voor de kritische luisteraar duidelijk hoorbaar. Nu de opgeklopte ICT-hype in de geïndustrialiseerde wereld voorbij is, ligt de echte groeimarkt in de derde wereld. En wat is er mooier dan het veroveren van die markt onder het puike ideologische motto van ‘het bestrijden van armoede en onderontwikkeling’?
Ook in ‘ons’ deel van de wereld is de balans van de digitale revolutie niet onverdeeld positief. In de jaren negentig van de vorige eeuw konden kleine bedrijven en gemeenschapsinitiatieven – zoals ‘xs4all’ en ‘de digitale stad’ in Nederland – een voortrekkersrol spelen bij het populariseren van het internet. Die tijd is voorbij. De commercialisering van het net, de toenemende verwevenheid met de telecommunicatiesector en de introductie van breedband aansluitingen op grote schaal maakten het internet binnen enkele jaren tot het bijna exclusieve speelterrein van een aantal grote concerns. De verwachting dat de digitale revolutie directere vormen van democratie mogelijk zou maken is nog vrijwel nergens omgezet in concrete initiatieven. In plaats van een middel voor ontwikkeling, democratie en emancipatie doet het internet zich aan het merendeel van de 750 miljoen dagelijkse gebruikers voor als een commerciële marktplaats waar je vakantiereizen kunt boeken, een medium met een ruime beschikbaarheid aan plat vermaak en een plek waar je voorzichtig moet laveren door een lawine aan reclame.
Bovendien gaapt er ook in de geïndustrialiseerde wereld nog een behoorlijke digitale kloof. Twee jaar geleden bleef de internettoegang van vrouwen in de Europese Unie vijftien procent achter bij die van mannen, terwijl zestig procent van de mensen met hoge inkomens het internet gebruikten tegenover achttien procent van slechter betaalden.
Ook de formele beheersing van het internet (het netmanagement) toont het gebrek aan democratie bij de ontwikkeling van het medium.
In de praktijk zijn de touwtjes in handen van een Californisch bedrijf dat onder controle staat van de regering van de VS. Pleidooien op de WSIS top om dat netmanagement onder te brengen bij de International Telecommunication Union (ITU), een dochterorganisatie van de Verenigde Naties, werden door de VS en de Europese Unie - met succes - weggewimpeld.
Intellectueel eigendom
Bij het dichten van de digitale kloof en het gebruiken van digitale technieken voor maatschappelijke ontwikkeling en democratisering gaat het niet simpelweg om meer bits en bytes voor iedereen, maar om de vraag hoe en voor welke doelen de techniek ingezet wordt. En net als bij andere aspecten van de globalisering is daarbij sprake van een voortdurende strijd om de macht. Laten we de digitale toekomst bepalen door de belangen van de grote ICT-concerns en van software monopolist Microsoft of kiezen we voor een andere digitale wereld en brengen we het beeldscherm onder de democratische controle van onze miljoenen toetsenborden en muizen?
De boodschap waarmee de Nederlandse delegatie naar de WSIS top op pad ging maakt duidelijk waar de Nederlandse regering staat: ‘Het belangrijkste resultaat van de WSIS zou moeten zijn dat landen zich ervan bewust worden dat ontwikkeling van achtergebleven regio’s op het gebied van informatietechnologie en het stimuleren van innovatie in de ICT-sector, in grote mate afhankelijk zijn van een stabiel en betrouwbaar regelgevend kader, dat privatisering, liberalisatie, mededinging en een adequate bescherming van intellectueel eigendom in een digitale omgeving hoog in het vaandel heeft staan.’
De ‘privatisering’, ‘liberalisatie’ en vooral de ‘bescherming van het intellectuele eigendom’ geven goed aan op welke terreinen de strijd om de digitale toekomst de komende jaren gevoerd zal moeten worden.
In september vorig jaar werd in het Europese parlement een voorstel – waarvoor met name de commissaris Bolkestein zich hard maakte – om software binnen de EU op een nagenoeg onbeperkte manier te patenteren afgewezen. Het debat werd met succes onder druk gezet door een online petitie van meer dan een kwart miljoen ondertekenaars, en demonstraties in Straatsburg en München. Patentering en restrictieve licenties van software zijn een van de grootste bedreigingen voor een democratische en vrije ontwikkeling van de digitale techniek. In het WTO-verdrag over handel en intellectueel eigendom TRIPS (trade-related aspects of intellectual property rights) werden de patent-rechten van particuliere concerns als uitgangspunt bevestigd. Onder grote druk van met name derde wereldlanden werden een aantal halfbakken uitzonderingen op het verdrag toegestaan waar het gaat om de volksgezondheid (zoals bijvoorbeeld AIDS medicatie).
Waar het om gaat is of wetenschappelijke en technische vindingen vrij gebruikt kunnen worden voor sociale doelen of het beschermde domein zijn van particuliere bedrijven in de race voor waanzinnig hoge winstmarges op hun farmaceutische, software en andere producten. Een mooie verwoording van de absurditeit van die laatste optie gaf Renate Ebner: ‘Stel: De Chinezen mogen een vergoeding vragen voor elke pagina papier die wereldwijd bedrukt wordt. Of voor elke toepassing van de boekdrukkunst. De Arabieren zien vervolgens kans om alle gebruik van het cijfer 0 te laten opsporen en van sancties te voorzien.’
Vrije Software
De wereldwijde lobby voor striktere licenties en het gebruik van patenten op software richt zich met name tegen het succes van de vrije software beweging in de afgelopen jaren. Die vrije – of ‘open source’ – software beweging is al in de beginjaren van de digitale revolutie opgezet door progressieve software ontwikkelaars over de hele wereld. De ‘producten’ van de open source beweging – op de eerste plaats het besturingssysteem LINUX - vonden de afgelopen jaren hun weg naar een groter publiek als ‘gratis’ software. Maar de essentie van vrije software is niet dat het gratis is, maar zoals Richard Stallman – een van de pioniers van de beweging - dat ooit aangaf: ‘Gratis, vrije software is een zaak van vrijheid, niet van kosten. Om het concept te begrijpen moet je niet denken aan gratis bier, maar aan bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting.’
Tegenover het concept dat ontwikkeling van software een kwestie is van concurrentie en grote winsten, stelt de vrije software beweging dat de verdere ontwikkeling van software gebaat is bij een vrijheid en openheid zodat programmeurs en ontwikkelaars over de hele wereld gebruik kunnen maken van elkaars werk. Dat concept werd niet alleen bepleit en vastgelegd in een eigen open licentie, maar ook in de praktijk gebracht. Tienduizenden programmeurs over de hele wereld bouwden een compleet alternatief voor nagenoeg alle onderdelen van de softwaresystemen. Met succes. Meer dan vijftig procent van de webservers over de hele wereld draait op dit moment op vrije software, meer en meer - lokale - overheden (in onder andere Duitsland, China en Frankrijk) maakten in de afgelopen jaren de overstap en de volgende stap is de desktop van de individuele computergebruiker.
Microsoft zag al in 1998 dat niet Apple of Sun de grootste tegenspeler zou gaan worden in het behouden van de monopoliepositie op het gebied van besturingssystemen en essentiële software, maar de vrije software beweging. Het bedrijf lanceerde een tegenstrategie in de Halloween documenten. In de Verenigde Staten kan Bill Gates sinds vorig jaar op juridisch vlak even achterover leunen nu een veel kleiner softwarebedrijf (SCO) een frontale aanval is begonnen tegen de belangrijkste vrije softwarelicentie (GNU-GPL). Die zou in strijd zijn met de Amerikaanse grondwet en het recht op intellectueel eigendom.
Andersglobalisering
Het idee dat vrije software een van de centrale middelen om de digitale kloof te dichten wordt al lang niet meer alleen aangehangen wordt door de nerds en de techies van de beweging zelf. Vrije software is goedkoop, is zonder beperkingen aan te passen aan de lokale behoeftes van regio’s en derde wereldlanden en geeft de mogelijkheid van een volledige – democratische – controle over de verdere ontwikkeling van de software. Ngo’s over de hele wereld – Greenpeace, milieudefensie – hebben de promotie van vrije software tot item gemaakt en besloten om ook zelf gebruik te maken van het open source alternatief. In de globaliseringsbeweging is het besef dat de strijd voor een andere digitale wereld van groot belang is, gegroeid. Zo werd in 2001 op initiatief van het Wereld Sociaal Forum in Porto Allegre de CRIS (recht op communicatie in de informatiemaatschappij) campagne opgezet voor een duurzame kennissamenleving.
En wat kunnen wij, eenvoudige computergebruikers, doen? We zouden eens kunnen beginnen om over te stappen op een eerlijk product. De uitvlucht dat de biologische groenten toch wel een stuk duurder zijn, gaat digitaal niet op. Vrije software bestaat en is gratis.
www.ez.nl/upload/docs/Kamerbrieven/PDF-Documenten/3073042-bijlage2.pdf
globalinfo.nl/article/articleview/281/
GNU licentie: http://www.gnu.org/
http://www.opensource.org/halloween/
Reactie toevoegen