Hoe Daniel Bensaïd marxisme nieuw leven inblies

De Franse marxistische filosoof Daniel Bensaïd worstelde met de geschiedenis van socialistische nederlagen om ons zo te kunnen voorzien van een routekaart voor het heden. Het resultaat was een briljante herformulering van het marxisme die hedendaagse linkse bewegingen kan leiden in de strijd.

Daniel Bensaïd merkte ooit op dat het tijdperk van de 'grote denkers' in het Europese marxisme, vertegenwoordigd door figuren als Jean-Paul Sartre of Georg Lukács, voorbij was: 'En dat is maar goed ook ‒ het is een teken van de democratisering van het intellectuele leven en het theoretische debat'. Toch staat Bensaïd zelf te boek als een van de belangrijkste marxistische denkers van de afgelopen generatie.

Vóór zijn dood in 2010 publiceerde Bensaïd een buitengewone reeks boeken en essays over de belangrijkste politieke en theoretische vragen waar het hedendaagse marxisme mee te maken heeft. Hij deed dat in een Franse intellectuele context waarin bittere vijandigheid tegenover marxistische ideeën de norm was geworden, vijandigheid die vaak geuit werd door veteranen van 1968 die, in tegenstelling tot Bensaïd, hun eerdere standpunten hadden verloochend.

Een deel van het werk van Bensaïd is vertaald in het Engels, zoals Marx for Our Times: Adventures and Misadventures of a Critique en zijn memoires, An Impatient Life. De meeste van zijn teksten blijven echter ontoegankelijk voor mensen die geen Frans kunnen lezen. Bensaïd poogde de nederlagen en teleurstellingen van de afgelopen eeuw te verwerken en ons zo een intellectuele routekaart voor het heden te bieden. Dit essay geeft een kort overzicht van de belangrijkste thema's die Bensaïd behandelde toen hij probeerde de marxistische theorie te vernieuwen.

Een politiek leven

Bensaïd, geboren in 1946, groeide min of meer op in het café van zijn moeder, Le Bar des Amis, in Toulouse, net ten noorden van Barcelona, met de Pyreneeën in de rug. Veteranen van de Spaanse Burgeroorlog, Franse Communisten, arbeiders en Italiaanse antifascisten bezochten het café. Het was een ontmoetingsplaats voor radicale arbeiders uit verschillende plaatsen en tradities.

In Le Bar des Amis leerde Bensaïd de radicale discussiecultuur kennen, maar ook de politieke standpunten die zijn moeder innam, zoals in staking gaan toen de regering van Francisco Franco de Spaanse communistenleider Julián Grimau vermoordde. In zijn memoires zet hij zijn perspectief op de arbeidersklasse af tegen dat van Franse intellectuelen uit de sociale elite die aanvankelijk, vanaf een afstand, de arbeidersklasse idealiseerden, maar hun linkse overtuigingen verloochenden toen de arbeiders niet aan die onrealistische verwachtingen konden voldoen. Bensaïd beschreef zijn relatie met de arbeidersklasse als volgt:

Mijn jarenlange leertijd in het café maakte me immuun tegen bepaalde mythologieën die rond 1968 opbloeiden. Ik herkende me niet in de religieuze cultus van de rode proletariër, in de knieval van de maoïstische gelovigen en hun lofzangen op het Mao Zedong-denken (en net zo min in het stichtelijke leven van sint Maurice Thorez of sint Jacques Duclos). De mensen uit mijn kindertijd waren niet denkbeeldig, maar van vlees en bloed. Ze waren in staat tot zowel het beste als het slechtste, zowel tot de meest nobele waardigheid als tot de meest abjecte onderworpenheid. Pierrot, de communistische scherpschutter, liet zich zo door zijn baas zo onder de duim houden dat hij op zondag zijn paarden voor niets naar de renbaan reed! Dezelfde personen waren, afhankelijk van de omstandigheden, in staat tot de meest verrassende moed of de meest verwoestende lafheid. Het waren geen helden, maar eerder tragikomische personages vol kreukels en tegenstrijdigheden, naïviteit en bedrog. Maar ze waren 'mijn mensen'. Ik had hun kant gekozen.

Tijdens Bensaïd's jeugd was Frankrijk verwikkeld in de gewelddadige onderdrukking van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd. Bensaïd richtte, de dag nadat de Parijse politie in februari 1962 negen communisten doodsloeg en verstikte in het metrostation van Charonne, op zijn lyceum een groep van de Jeunesse Communiste op. De politie richtte het geweld aan tijdens een demonstratie tegen de terroristische bommencampagne van het fascistische tuig van de Organisation Armée Secrète (OAS).

Bensaïd's lidmaatschap van de Franse Communistische Partij (PCF) duurde slechts tot 1965 toen hij samen met enkele andere studenten geroyeerd werd. Samen met mensen als Henri Weber en Alain Krivine richtte hij een kleine groep op die de Jeunesse Communiste Révolutionnaire (JCR) heette. De JCR speelde een centrale rol in de gebeurtenissen van mei 1968 en de daaropvolgende ontwikkeling van Frans radicaal links.

Mei '68 had een verpletterende impact in Frankrijk en over de hele wereld. Studenten en arbeiders brachten het land tot stilstand met de grootste algemene staking in de Franse geschiedenis. Bensaïd wierp zich in de beweging, ging ondergronds met Weber om aan arrestatie te ontkomen en verbleef in het appartement van schrijfster Marguerite Duras. Toevallig was Bensaïd net onder begeleiding van Henri Lefebvre, de grote marxistische filosoof van het interbellum, een proefschrift aan het schrijven over Lenin's notie van revolutionaire crisis.

Theorie in barre tijden

Bensaïd en de JCR deden hun best om voort te bouwen op de radicaliserende studentenbeweging en banden te smeden met radicale arbeiders. Ze gingen de jaren 1970 in met het gevoel dat de tijden veranderden en dat revolutie weer op de agenda stond. In 1974 lanceerden ze de Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR) nadat de Franse autoriteiten de voorganger hadden verboden. De LCR groeide uit tot een van de belangrijkste organisaties van Frans radicaal links.

Met de algemene staking van 1968, gevolgd door belangrijke gevechten zoals de bezetting in 1973 van de horloge-fabriek van LIP in Besançon, was het duidelijk dat arbeiders het potentieel hadden om de maatschappij te veranderen. Ideeën zoals dat de industriële arbeidersklasse in de geavanceerde kapitalistische landen op de een of andere manier was afgekocht en niet meer in beweging zou komen, stortten in.

Tijdens de jaren 1970 en daarna werd het potentieel van de arbeidersklasse echter niet gerealiseerd. Binnen een paar jaar na mei '68 werd de Socialistische Partij (PS) de dominante kracht op links. François Mitterrand kwam in 1981 aan de macht. Hij beloofde aanvankelijk radicale hervormingen, maar zette al snel in op bezuinigingen. Bensaïd werd gedwongen na te denken over de betekenis van de nederlagen van de arbeidersbeweging en van links buiten de PS en de PCF.

Op het internationale toneel interesseerde hij zich sterk voor de opbouw van de Braziliaanse PT in het verzet tegen de militaire dictatuur. Hij reisde naar Latijns-Amerika om deel te nemen aan discussies met Braziliaanse kameraden van de Vierde Internationale. Tegen het einde van de jaren 1980 kreeg Bensaïd echter aids en kon hij niet meer zoveel reizen zoals voorheen. Nadat hij zich eerder had geconcentreerd op partijpublicaties, ging hij zich nu op aanmoediging van de journalist Edwy Plenel richten op theoretisch werk.

Die wending betekende een kwalitatieve sprong naar voren in theoretische zin. Bensaïd's creativiteit veranderde het terrein van de marxistische theorie en legde vele mogelijkheden bloot voor een nieuwe generatie die voor het eerst met het marxisme in aanraking kwam. Bensaïd's vernieuwende bijdrages besloegen drie terreinen: geschiedenis en herinnering, marxistische theorie en een bespreking van 'profane politiek'. Bensaïd poogde om een filosofische interpretatie van het marxisme in dialoog te brengen met politieke strategieën tegen het kapitalisme.

Het spoor van Benjamin

Qua geschiedenis en herinnering waren Bensaïd's belangrijkste werken zijn studie over Walter Benjamin, zijn boek over de Franse Revolutie (verteld in de eerste persoon enkelvoud ‒ de stem van de Revolutie) en zijn ontroerende boek over Jeanne d'Arc, dat getuigt van de inspanningen om jeugdige revolutionaire overtuigingen trouw te blijven in een context van neoliberale triomf.

In deze boeken zien we een rode draad van vastberadenheid om de geschiedenis op een andere manier weer te geven dan de manier waarop een vorige generatie marxisten dat had gedaan. Bensaïd's geschriften over geschiedenis en geheugen waren belangrijk, vooral in de context van de observatie van Perry Anderson, in het nawoord van zijn Considerations on Western Marxism, dat het idee van geschiedenis in de marxistische traditie nooit helder was besproken en onderzocht.

Hoewel hij zijn werk niet als een directe reactie op Anderson beschouwde, ontwikkelde Bensaïd het idee van een historische bifurcatie ‒ het vertakken van de geschiedenis. Daarmee week hij af van een idee van geschiedenis dat gangbaar was in een groot deel van de trotskistische traditie, namelijk een die wetenschap en de wetten van de geschiedenis op een inadequate manier met elkaar had verbonden door te suggereren dat de geschiedenis op de een of andere manier naar het communisme toe werkte alsof dat een voorbestemd resultaat zou zijn. Bensaïd brak met die illusie door erop te hameren dat de geschiedenis geen eenrichtingsverkeer kent.

In deze context bekritiseerde hij 'een soort sociologisch optimisme' dat onder marxisten de overhand had gekregen, namelijk 'het idee dat de kapitalistische ontwikkeling bijna mechanisch de groei van een steeds omvangrijkere, steeds meer geconcentreerde, steeds beter georganiseerde en steeds bewustere arbeidersklasse teweegbrengt'. Voor Bensaïd ging dat voorbij aan het harde werk van politieke organisatie, werk dat geen vooraf bepaalde uitkomsten had:

Een eeuw van ervaringen heeft de omvang van de verdeeldheid en differentiatie in de rangen van het proletariaat duidelijk gemaakt. De eenheid van de uitgebuite klassen is geen natuurlijk gegeven, maar iets dat bevochten en opgebouwd wordt.

Zijn benadering van de geschiedenis volgde wat hij 'het spoor van Benjamin' noemde. Hij probeerde het doorslaggevende belang van politieke actie te redden van de stalinistische vervormingen van het marxisme. Bensaïd besprak deze beweging in zijn autobiografie waarin hij zich herinnerde hoe het spoor van Benjamin een 'landschap van denken' had onthuld dat 'onthutsend was voor een orthodox marxist', bevolkt door figuren als Auguste Blanqui, Charles Péguy, Georges Sorel en Marcel Proust:

Voor Péguy, een militante socialist, kon de zogenaamde betekenis van de geschiedenis alleen dienen ter afleiding van een dwingende verantwoordelijkheid hier en nu. Het kon ons niet, in de naam van abstracte historische wetten, bevrijden van de taak in het heden. Niemand kan ontsnappen aan de angstaanjagende plicht om feilbaar, menselijk, in levende lijve te moeten beslissen. Met het risico zichzelf te verliezen. Het socialisme is geen beloofd land, geen laatste oordeel, geen definitief en ingesloten doel van de mensheid. Het blijft 'op de drempel', leunend op het onbekende, in de onrust van het heden en de 'kracht van historische dissidentie'.

De 'kracht van historische dissidentie' kenmerkte Bensaïd's pad; hierbij ging het om de herinnering aan de geschiedenissen van de onderdrukten. Van het antikoloniale verzet van de inheemse bewegingen tot de linkse oppositie tegen het stalinisme en de slachtoffers van de nazi-holocaust, de terreur van Franco en de dictatoriale onderdrukking in een groot deel van Latijns-Amerika die een generatie uitroeide, stond trouw aan de geschiedenis van de onderdrukten voor Bensaïd centraal. Dat bracht hem ertoe zijn werk te centreren rond een vorm van herinnering die in staat was de tradities van de onderdrukten met elkaar te verweven en zo een geheugen te formuleren dat het heden een plicht oplegt.

Een meervoudige Marx

Bensaïd drukte zijn herconfiguratie van het denken over geschiedenis en herinnering uit in metaforen. Hij gebruikte uitdrukkingen in de marxistische theorie om kwetsbare punten in het marxisme te identificeren en verbeteren. Een groot deel van de jaren 1980 gaf hij les aan de Universiteit van Parijs 8, waar hij samen met zijn studenten Marx' onvoltooide kritiek op de politieke economie doorwerkte. De meest opmerkelijke resultaten van dat werk waren het boek dat in het Engels vertaald werd als Marx for Our Times, samen met La discordance des temps: Essais sur les crises, les classes, l'histoire.

Op een bepaalde manier vloeide de nieuwe, metaforische uitdrukking van het 'historisch materialisme' die Bensaïd in de voetsporen van Benjamin ondernam, over in een presentatie van de theoretische werken van Marx. In zijn nieuwe interpretatie van het historisch materialisme voegde Bensaïd elementen samen die voornamelijk gericht waren op het begrip tijd.

Deze interpretatie van Bensaïd verscheen naast andere pogingen om het begrip van Marx te verbreden. Bensaïd's werk was zo een van verschillende interpretaties van marxisme die het marxisme als een homogeen, gesloten denksysteem doorbraken. Het is tegenwoordig gebruikelijk, althans in West-Europees en Engelstalige links, om het idee van het marxisme als een uniforme doctrine te verwerpen. Dat maakt het mogelijk om de paden die door Marx' kritiek zijn geopend serieus te begaan zonder door dogmatisch verzet geblokkeerd te worden.

Zoals Bensaïd het verwoordde in een interview uit 2006 toen hem werd gevraagd wat er nog geldig was in het 'marxistische erfgoed':

Er is niet één erfgoed, maar vele: een 'orthodox' (partij- of staats)marxisme en 'heterodoxe' marxismen; een marxisme met wetenschappelijke pretenties (positivistisch) en een kritisch (of dialectisch) marxisme; en ook wat de filosoof Ernst Bloch de 'koude stromingen' en 'warme stromingen' van het marxisme noemde. Dat zijn niet simpelweg verschillende lezingen of interpretaties, maar eerder theoretische constructies die soms tot tegenstrijdige politiek leiden. Zoals Jacques Derrida vaak herhaalde, is een erfgoed niet iets dat simpelweg kan worden doorgegeven of bewaard. Wat telt is wat de erfgenamen ermee doen ‒ nu en in de toekomst.

Natuurlijk heeft de veelheid aan beschrijvingen en verhalen die je over de marxistische theorie kunt vertellen tot gevolg dat de theorie steeds nieuw leven wordt ingeblazen en verder ontwikkeld wordt. Dat is echter geen pluralisme in de zin van 'anything goes'; trouw aan de teksten van Marx zelf bleef cruciaal voor Bensaïd. Bovendien vormen politieke argumenten en praktijk nog steeds een praktische test voor het denken.

Contretemps

Als we naar Bensaïd's kenmerkende theoretische interventies kijken, komt het begrip contretemps naar voren. Hierbij gaat het om het denken over hoe tijd op tegenstrijdige manieren vorm krijgt. Voor Bensaïd betekende dat dat hij Het Kapitaal zo interpreteerde dat de complexe veelheid van tijdspannen zoals ze door het kapitalisme worden georganiseerd, aan het licht kwam.

Marx lezen vanuit het gezichtspunt van tijdelijkheid betekende een confrontatie met een ontijdige theorie, een die niet synchroon liep met Marx' eigen tijd. Deze niet-synchroniciteit betekent dat men als men voor socialisme wilt vechten, nog steeds Marx' werk kan blijven volgen en er een unieke wetenschappelijke manier in kan vinden om over kapitalisme, klassenstrijd en de complexiteit van de moderne wereld na te denken.

De volgende passage geeft een indruk van wat Bensaïd wilde overbrengen betreffende de organisatie van tijd en Het Kapitaal:

Deel 1 onthult het geheim van de meerwaarde. Deel 2 onthult de manier waarop die wordt gerealiseerd door vervreemding. De omzetting ervan in winst vormt de kern van deel 3, over 'het proces van de kapitalistische productie als geheel,' of het reproductieproces. Pas hier verschijnen de concrete vormen die gegenereerd worden door 'de beweging van het kapitaal in zijn geheel beschouwd'. De kritiek op de politieke economie blijkt dus zowel een logica als een esthetiek van het concept te zijn, een die 'recht naar het innerlijke onbehagen van alles wat bestaat' gaat. In zijn algehele architectuur vormt Het Kapitaal een tegenstrijdige organisatie van sociale tijden. Marx heeft hier baanbrekend werk verricht.

De tijd van het kapitalisme wordt ook gevormd door klassen in strijd. Bensaïd's oriëntatie op Marx betekende het opvatten van klassen in termen van hun onderlinge strijd, niet als sociologische gegevens die gemanipuleerd konden worden door de burgerlijke sociologie.

Belangrijk voor Bensaïd is dat Marx' baanbrekende werk over de kapitalistische organisatie van de tijd een deconstructie vereiste van het idee dat Marx een filosoof van de geschiedenis was. Een groot deel van het twintigste-eeuwse marxisme was wat dit punt betreft verward. Bensaïd helderde het probleem op door te laten zien dat Marx' benadering van de geschiedenis, gebaseerd op materialisme en de kritiek op de politieke economie, geen filosofie was.

In plaats daarvan benadrukte Bensaïd de manier waarop de crises van het kapitalisme in de geschiedenis ontstaan. Deze crises moeten worden aangepakt door politieke actie zonder de hulp van een filosofisch verhaal over de geschiedenis. Dat ging hand in hand met Bensaïd's hierboven genoemde idee van bifurcatie. De deconstructie van Marx als een filosoof van de geschiedenis hield in dat Bensaïd het geloof overboord gooide dat de geschiedenis beheerst wordt door algemene wetten die uiteindelijk naar een socialistische bestemming leiden.

Profane politiek

We kunnen Bensaïd's marxisme beter begrijpen als we het vergelijken met de karakterisering van Perry Anderson van het westerse marxisme. Volgens het schema van Anderson was het bepalende kenmerk van het westerse marxisme een terugtrekking uit de revolutionaire politiek, weg van strategische discussies en de kritiek op de politieke economie. In plaats daarvan kwam een vlucht naar de filosofie en esthetiek. De prijs voor de concentratie op filosofisch denken was het opgeven van politiek denken en de daarvoor vereiste analyses van de conjunctuur waarin marxisten handelen.

Bensaïd past niet in de schets van Anderson van het westerse marxisme, deels omdat een groot deel van zijn werk, ondersteund door kritiek op de politieke economie en een analyse van de tijd waarin hij opereerde, gewijd was aan een lofzang op wat Bensaïd profane politiek noemde. Bensaïd's belangrijkste geschriften op dit gebied waren onder andere La Révolution et le pouvoir, Le Pari mélancolique: Métamorphoses de la politique, politique des metamorphoses, en Éloge de la politique profane.

Elk van deze boeken combineert politieke en strategische debatten met diagnoses van de kapitalistische conjunctuur en van trends in de hedendaagse theorie en filosofie. Elk van deze werken gaat in essentie in de richting van politieke actie en revolutionaire transformatie.

Bensaïd's metaforische en theoretische paden leidden hem naar het primaat van wat hij 'profane politiek' noemde. Dat is een term die Bensaïd dierbaar was, omdat hij refereert aan een vorm van politiek zonder illusies over geschiedenis als een automatisch proces. Het is een opvatting van politiek waarin politieke actie en verantwoordelijkheid van vitaal belang zijn en zo aan inhoud winnen.

Bensaïd stelde tegelijkertijd dat de gevolgen van politieke actie nooit geheel voorspelbaar zijn en dat het noodzakelijk is om de wereld revolutionair te veranderen. Hiermee droeg het werk van Bensaïd bij aan het idee van de 'melancholische weddenschap' van het marxisme. In wezen was dat een uitwerking van de beroemde weddenschap van de zeventiende-eeuwse Franse filosoof Blaise Pascal. Pascal stelde dat een rationeel persoon zou moeten handelen in de veronderstelling dat God bestaat. Als dat correct zou blijken, zou die persoon het eeuwig leven ontvangen; als hij daarentegen inzet op het niet-bestaan van God en het fout had, zou de prijs eeuwige verdoemenis zijn.

In materialistische termen geherformuleerd was Bensaïd's weddenschap als volgt. Als we wedden dat socialisme mogelijk is, dan kunnen we de afschaffing van klassen realiseren. Als we daarentegen inzetten dat socialisme onmogelijk is en er dus niet voor vechten, dan zal het zeker zijn dat de klassenheerschappij voortduurt. Dan zal het kapitalisme de mensenlevens en de planeet waarvan ze afhankelijk zijn vernietigen.

Voor Bensaïd stelde deze manier om ons dilemma uit te drukken ons in staat om de hoop op een socialistische transformatie van de samenleving te behouden, terwijl we tegelijkertijd de mogelijkheid van mislukking erkennen. Het legt een wederkerige relatie tussen hoop en mislukking, een die via politieke actie in de richting van een socialistische toekomst zou kunnen gaan.

Dit artikel stond op Jacobin. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop