Homo voor de klas

25.01.2006

‘Ik geef les in Rotterdam, op een VMBO in Rotterdam Zuid. Het is een school met zwakke kinderen met weinig perspectief, grotendeels maar niet exclusief allochtoon. Kinderen uit de onderklasse. Dit is mijn negende jaar.
Mijn vak is opvoeder, veel meer dan docent. Wie lesgeeft op een school als de mijne moet niet denken dat hij bezig is met zijn vak over te brengen. Je moet voor de kinderen kiezen, je moet willen opvoeden, kinderen willen begeleiden, zodat ze een toekomst hebben. Wie met zijn vak bezig wil zijn, moet niet lesgeven op een VMBO. Op mijn school ben je veel meer bezig met regels.

Schoolleiding
‘Wij hebben een enthousiast team. Natuurlijk zijn er ook klachten, maar over het algemeen hebben mijn collega’s het naar hun zin, net als ik. Eigenlijk zijn mijn ervaringen moeilijk te rijmen met wat je in de media hoort als het over een zwarte school gaat, of over het VMBO. Dat komt doordat ik andere accenten leg. Natuurlijk herken ik het verhaal in de media ook. Maar ik concentreer me op andere ervaringen en ik heb een ander analysekader dan wat nu dominant is.

‘Zeker, het gaat om moeilijke kinderen. Maar wij als docenten worden gesteund door onze schoolleiding – dat is van essentieel belang voor iedere docent. Kijk, van pubers van twaalf tot vijftien jaar kun je niet verwachten dat ze een heel ander beeld van de wereld hebben dan dat ze thuis meekrijgen. Het is heel gek om dat van die kinderen te verwachten, terwijl je bijvoorbeeld als homo zelf meteen de kast inkruipt als je voor de klas staat. Dat moet je dan ook niet doen. Je moet met je schoolleiding praten, hun steun vragen als homoseksuele leraar. Die heb je wel nodig. Maar heb je die, dan is er met de kinderen ook heel wat te bereiken, ook als ze in principe afkeurend tegenover homoseksualiteit staan.
‘Veel homoseksuele collega’s hebben andere ervaringen dan ik. Zij kijken anders naar de wereld, zijn vaak ook wat ouder. Zij hebben het gevoel dat alles beter was in de jaren tachtig, voordat de scholen zo ‘zwart’ werden. Mijn ervaring is dat niet. Ik vond de jaren tachtig vreselijk. Ik zat toen midden in mijn coming out, kreeg heel weinig steun. Zo geweldig was het toen niet.

‘Het probleem is dat het verwachtingspatroon van veel mensen niet met de werkelijkheid in overeenstemming is. Nederland is wat het is. Het is heel gemakkelijk om de nog steeds gebrekkige acceptatie van homoseksualiteit op de cultuur van moslims of Antillianen te gooien. Zo simpel is het niet. Ik heb jarenlang voor het COC voorlichting gegeven op scholen. Als je jongeren vraagt wat ze van homoseksualiteit vinden, geven ze een sociaal wenselijk antwoord. Voor witte jongeren geldt dat het wenselijke antwoord is dat ze er geen problemen mee hebben. Maar als je doorvraagt merk je dat ze vaak veel minder tolerant zijn als het dichtbij komt. Homoseksualiteit is ook in de Nederlandse cultuur nog een taboe.
Maar als je de vraag aan allochtone jongeren stelt is het sociaal wenselijke antwoord vaak: afwijzing. Dat is gewoon zo. Maar ik vind, je moet mensen beoordelen op hoe ze met je omgaan. En dat gaat goed.
Dat heeft alles met de steun van die schoolleiding te maken. Veel homoseksuele leraren krijgen die steun niet. De homobeweging is vaak te zwak of houdt zich niet met dat soort dingen bezig. Dan komt zo’n leraar helemaal alleen te staan. En dan gaat het mis.

Perspectief
‘Het beeld dat wordt geschapen van allochtone jongeren klopt niet een op een. Het is een diverse groep mensen. Maar over het algemeen kun je wel zeggen dat de jongeren vaak wat conservatiever zijn en meer problemen hebben met homoseksualiteit, vrouwelijke leraren en dat soort zaken. Sinds 11 september is de druk toegenomen. Er bestaat een grotere neiging je in de eigen groep terug te trekken. De opkomst van Fortuyn heeft daar alles mee te maken. Ik kreeg in die tijd van leerlingen vaak de vraag of ik er hetzelfde over dacht als Fortuyn. Ik was immers ook homo, ook blank. Ik heb ze maar uitgelegd dat daar de overeenkomsten ook echt ophielden.

‘Er zijn wel groepen die moeilijk bereikbaar zijn. Vooral bepaalde groepen Turken op Rotterdam-Zuid zijn ontzettend strak georganiseerd. Kinderen die in een Turks nationalistisch milieu opgroeien sluiten zich snel af, zijn niet bereikbaar. Ze hebben op jonge leeftijd al een redelijk vastomlijnde ideologie. Dat geldt het sterkst voor zwakke leerlingen.
Af en toe is het wel frustrerend. Het doel van het onderwijs moet toch zijn jongeren te leren voor zichzelf te denken. Maar dit zijn zwakke leerlingen. En ze worden ook zwakker, omdat wij bijna geen VMBO-theoretisch leerlingen meer over hebben, de vroegere MAVO. Het gaat om kinderen met weinig perspectief. De besten onder hen vinden waarschijnlijk wel een baan aan de onderkant – in een winkel misschien, in de beveiliging. Maar voor een grote groep is gewoon geen werk. Deels is dat werk vervangen door computers, gemechaniseerd. Maar deels is het ook gewoon wegbezuinigd. Onbegrijpelijk!

‘Het populaire verhaal is: geef de scholen de schuld! De scholen moeten alle problemen oplossen. En het is nogal een waslijst. Maar de vraag door wie en hoe dat moet gebeuren, wordt door niemand beantwoord. Er is ook geen wondermiddel voor deze problematiek. De scholen, de ouders, de overheid – samenwerking is de sleutel. Wat er nu gebeurt is dat problemen met moeilijke jongeren eerst uit de hand moeten lopen. Dan pas komen de instanties op gang en voordat er echt actie wordt ondernemen, zijn we maanden verder. Zo’n jongen is dan al lang geschorst en zit maanden thuis. Zo creëer je wel ‘hangjongeren’.

‘Soms is het deprimerend, ja. Maar ik klamp me vast aan de dingen die goed gaan. Kinderen die het heel moeilijk hebben en die het toch redden. Voor sommige kinderen kun je echt iets doen. Het gaat om kinderen uit moeilijke thuissituaties. Er gebeuren veel positieve dingen. Om een voorbeeld te geven: in de zomervakantie stuur ik meestal een paar leerlingen die onze school hebben verlaten een kaartje. Dat kunnen leerlingen zijn die eindexamen hebben gedaan, maar ook leerlingen die na de tweede klas voor een richting kiezen die wij niet hebben op onze locatie of die om een andere reden onze school verlaten. Ik kies daarvoor leerlingen die ik erg heb gewaardeerd, of die nog wel een hart onder de riem kunnen gebruiken. Het afgelopen jaar was dat onder andere een Marokkaanse jongen. Toffe gozer, vriendelijk, spontaan, beleefd. Hij staat positief in het leven en presteert naar zijn beste vermogen. Niet alleen op school, maar ook bij het Thaiboksen, waarin hij verschillende prijzen heeft gewonnen. Met mijn vakantiegroet liet ik hem weten hoe trots ik op hem was. Na de vakantie stond hij op school. Kreeg ik het sportbroekje waarin hij zijn eerste belangrijke wedstrijd had gewonnen. Daar word ik heel stil en verschrikkelijk blij van. Het broekje staat ingelijst op de kast in het lokaal. Als ik daar zo af en toe naar kijk, kan ik nog jaren vooruit in het onderwijs!

Seksualiteit
‘Voordat ze op school komen weten de kinderen vaak al dat ik homo ben. De eerste vragen komen dan al snel. Ik probeer altijd de discussie bij het woord homo weg te houden. Daar hebben de leerlingen vaak de vreemdste associaties mee. Ik hou het maar op ‘een man die op mannen valt’. De vragen zijn divers: ‘Hoe weet je dat? Hoe word je dat? Waarom? Hoe reageerden je ouders?’ Dat soort dingen willen kinderen weten.

‘Meestal wordt er over seksualiteit niet gesproken. Gebeurt dat wel, dan gaat het vaak om leerlingen die moeite hebben met mijn homoseksualiteit. Het zijn vaak ook op andere punten moeilijke leerlingen. Veel allochtone jongeren komen uit een cultuur waarin wel homoseksueel gedrag, maar geen ‘westerse’ homoseksuele identiteit bestaat. Er zijn geen openlijke homokroegen, er komen geen nichten op tv. Homoseksualiteit is taboe, maar het gebeurt wel. Je ziet dat terug binnen allochtone gemeenschappen in Nederland. Veel allochtone homo’s houden hun voorkeuren en hun seksleven geheim.
De integratie moet van twee kanten komen. Mensen als Hirsi Ali hebben een lineaire opvatting van de geschiedenis. Zoals wij onze emancipatie hebben doorgemaakt, zo moet dat bij allochtonen ook. Dat is natuurlijk volstrekte onzin. Zo simpel zit de wereld niet in elkaar. Mensen moeten hun eigen keuzes kunnen maken en voor die keuzes moet respect zijn. Maar dat geldt toch zeker ook voor de keuzes van Turken en Marokkanen? Zij moeten op hun eigen manier emanciperen!

‘Dat betekent niet dat we ze niet moeten steunen. Ik bepleit dan ook seksuele opvoeding op school. Jongeren moeten voorgelicht worden. Het COC moet op iedere school terecht kunnen voor voorlichting over homoseksualiteit. In lesmethodes moet homoseksualiteit op een natuurlijke wijze verwerkt worden. Zodat leerlingen het idee krijgen: ‘dit is normaal.’ Zelf besteed ik regelmatig aandacht aan de jaren zestig en zeventig, inclusief de vrouwenemancipatie en de seksuele revolutie. Het boek van iedere leerling valt open bij die ene foto met twee zoenende mannen. Dat leidt altijd tot grote hilariteit. Ik probeer leerlingen te laten zien dat er verbanden bestaan tussen de emancipatie van homo’s en die van migranten.’

Andere recente artikelen:
Holebi
21-11-2005 ‘Buiten de orde’
02-04-2004 Homohuwelijk - De culturele kloof in de VS

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.