Na de bloedige onderdrukking van Indonesisch links in de jaren zestig schreef het regime van Soeharto het uit de geschiedenisboeken. Indonesische communisten speelden echter een belangrijke rol bij het ontwikkelen van een nationaal bewustzijn onder arbeiders en boeren en hun verzet tegen de Nederlandse koloniale overheersing.
In Communication against Capital beschrijft Rianne Subijanto hoe socialisten in het Indonesië van de jaren twintig zich tegen het kolonialismeverzetten. Met bijeenkomsten en tijdschriften, stakingen en onderwijs introduceerde hun beweging nieuwe manieren om naar de wereld te kijken en hielp ze de Indonesische natie tot stand te brengen.
Communication against Capital gaat over de eerste helft van de jaren twintig en wat Subijanto de pergerakan merah noemt, de 'rode beweging' die zich verspreidde over wat toen Nederlands-Indië heette. Na de militaire staatsgreep van 1965 werd de belangrijke rol van links in Indonesië taboe verklaard. Subijanto's boek laat zien hoe groot de linkse beweging was, en hoe die zich niet alleen tegen het Nederlandse kolonialisme, maar ook tegen beperkende gebruiken en traditionele vormen van uitbuiting verzette.
Rode Verlichting
De sleutel hiertoe is wat Subijanto een proces van 'rode verlichting' noemt. De deelnemers aan de pergerakan merah zagen emancipatie niet als iets dat 'van bovenaf kwam – van God of mystieke geesten – maar als iets dat van binnenuit kwam: het geloof in het vermogen van de mens om de wereld te begrijpen en te veranderen'.
Hun verlichting was gericht op universele emancipatie – communisme. Een rode draad door het boek is de wisselwerking tussen de specifieke situatie waarin de pergerakan merah zich bevonden als leden van een nieuw ontstane Indonesische natie die zich verzette tegen het Nederlandse kolonialisme, en de mondiale inspiratiebronnen voor hun strijd.
Het kapitalisme zal zijn eigen grafdelvers voortbrengen, zei Karl Marx. De ontwikkeling van het kapitalisme creëert zowel de mogelijkheid als de wens om een economisch systeem te overwinnen dat gebaseerd is op privébezit van de productiemiddelen en uitbuiting. Subijanto beschrijft hoe het Nederlandse kolonialisme op vergelijkbare wijze heeft bijgedragen aan het ontstaan van de omstandigheden voor zijn eigen ondergang.
Het Nederlandse kolonialisme in wat nu Indonesië is, gaat terug tot de zeventiende eeuw, maar pas aan het einde van de negentiende eeuw kwam het grootste deel van de archipel daadwerkelijk onder Nederlands bestuur. In het begin van de twintigste eeuw voerde Nederland het zogenaamde ‘ethisch beleid’ in Nederlands-Indië in. Dat was eigenlijk de Nederlandse versie van de 'white man's burden': het idee dat Nederland als wit, westers land de taak had om de gekoloniseerde volkeren 'te verheffen'.
Een gevolg hiervan was dat de Nederlandse staat meer directe controle uitoefende over de Indonesische bevolking, in plaats van via lokale vertegenwoordigers te werken. Het opleiden van artsen en de bloedige oorlog in Atjeh rond de eeuwwisseling maakten beide deel uit van het 'ethisch beleid'.
Het Nederlandse en internationale industriële kapitaal had ook grondstoffen nodig, zoals rubber en olie. Om die uit de kolonie te halen, werd nieuwe infrastructuur aangelegd en arbeiders opgeleid. Zonder het te beseffen, verbond het Nederlandse kolonialisme de archipel tot een natie in wording en creëerde het circuits waarlangs nieuwe ideeën circuleerden en nieuwe inhoud en betekenis kregen.
Van duisternis naar licht
Misschien een beetje vreemd in een boek over Indonesische communisten, begint Subijanto met een Nederlandse roman en een Javaanse prinses. In 1859 schreef Eduard Douwes Dekker onder het pseudoniem Multatuli Max Havelaar, een roman die de ellende van het kolonialisme aan de kaak stelde.Multatuli was een tegenstrijdig figuur, een elitair die empathie voelde voor de onderdrukten. Hij was ook een verlichte tegenstander van bijgeloof en verstikkende tradities. Max Havelaar werd verplichte lectuur voor socialisten in Nederland.
Het inspireerde ook de jonge Javaanse prinses Kartini. Geïsoleerd van de wereld tijdens haar pingit ('afzondering'), de traditie van de Javaanse adel om meisjes vanaf hun twaalfde tot hun huwelijk thuis te houden, brandde Kartini van nieuwsgierigheid naar de wereld. Ze verslond boeken en tijdschriften en schreef brieven aan Nederlandse en Indonesische contacten.
Na haar vroege dood werd een verzameling van die brieven in 1911 in het Nederlands uitgegeven onder de titel Door duisternis tot licht. 'We willen gelijk zijn aan de Europeanen in onderwijs en verlichting, en de rechten die we voor onszelf eisen, moeten we ook aan anderen geven', schreef Kartini.
Voor Subijanto laten Kartini’s kosmopolitische invloeden en toekomstgerichte visie zien dat het niet klopt om 'inheemse' denkwijzen tegenover 'westerse' of 'buitenlandse' denkwijzen te plaatsen: 'Het is beter om het leven van de inheemse bevolking als mondiaal te zien; ze waren al meer dan een eeuw lang beïnvloed door internationale invloeden en die bredere kijk op de wereld was in de laatste decennia van de negentiende eeuw versneld.'
In de jaren 1910 werden de eerste antikoloniale organisaties opgericht. Het verzet tegen het Nederlandse kolonialisme veranderde van vorm en verschoof van militaire strijd onder leiding van traditionele autoriteiten, zoals de negentiende-eeuwse prins Diponegoro, naar een massabeweging.
De Nederlandse socialistische en vakbondsleider Henk Sneevliet speelde een belangrijke rol bij het verspreiden van revolutionaire socialistische ideeën via arbeidersorganisaties zoals de Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel. Radicalen waren ook actief in de opkomende antikoloniale beweging. Semaoen, een vooraanstaand VSTP-activist, had ook een leidende positie in de antikoloniale massabeweging Sarekat Islam.
In mei 1920 werd de Perserikatan Komunis di Hindia (Communistische Unie van Indië) opgericht, die later de naam Partai Komunis Indonesia (PKI) aannam. Semaoen werd voorzitter van de partij. Subijanto noemt het complex van radicale vakbonden en massale organisaties die met de PKI verbonden waren de 'rode beweging', om het karakter ervan te benadrukken dat zich onderscheidde van de algemene antikoloniale beweging.
In het begin van de jaren twintig ontstond er op grote schaal een antikoloniaal nationalisme, maar in de geschiedschrijving over die ontwikkeling wordt vaak voorbijgegaan aan de belangrijke rol van socialistische organisaties in het geheel. Onafhankelijk van bewegingen die vaak werden geleid door figuren uit de middenklasse, bracht de pergerakan merah een nieuwe woordenschat voort om een radicalere strijd voor bevrijding van kolonialisme en kapitalisme uit te drukken.
Een cultuur van verzet
De beweging stond vaak tegenover de prijaji, een term voor hoogopgeleide Javanen uit de middenklasse, en gebruikte het woord kromo, dat verwijst naar het gewone volk en de grote groep landloze boeren, als verwijzing naar eigen identiteit.
Nieuwe vormen van strijd betekenden ook nieuwe manieren van organiseren.In plaats van rondtrekkende guerrillagroepen kwamen er openbare bijeenkomsten, kranten, boeken en scholen die communistische ideeën verspreidden over het gemeenschappelijke belang van de kromo in de strijd tegen kolonialisme en kapitalisme. Zoals Djoeinah, de eerste vrouwelijke redacteur van de communistische krant Api ('Vuur'), schreef: 'De organisatie van onze klasse is het wapen om de vijand te bestrijden’.
Vakbondsleden in transport en communicatie speelden een belangrijke rol in de pergeraken merah. Semarang, een handels- en havenstad in Midden-Java, was een belangrijk centrum van de vroege socialistische beweging. Door hun opleiding en werk kwamen deze arbeiders met elkaar in contact en konden ze anderen overtuigen.
Ook zeelieden speelden een belangrijke rol bij het verspreiden van informatie en ideeën en het opzetten van internationale netwerken die vaak via China en Mekka tot in de Sovjet-Unie reikten. Toen de beweging eind jaren twintig werd onderdrukt, probeerden zeelieden en internationale reizigers, zoals pelgrims, haar in stand te houden. Een flink aantal werken van de legendarische Indonesische revolutionair Tan Malaka kwam letterlijk in Mekka terecht, voordat ze door hajjis, moslimpelgrims, naar Indonesië werden gebracht.
Die mix van islam en communisme kwam in de hele pergerakan merah voor, maar was vooral sterk in de groep rond Tan Malaka. Zoals Subijanto zegt, ging het niet om 'islamitisch communisme', maar om islam en communisme, diebij elkaar pasten in de strijd van de kromo. De twee internationale bewegingen kwamen samen in de ideeën van mensen als Haji Misbach. Hij stelde dat het een zonde was om niet voor anderen te zorgen en degenen die voor het kapitalisme werkten noemde hij 'duivels'.
Openbare vergaderingen (OV's), stonden centraal in de beweging. Die bijeenkomsten hadden verschillende functies. Ze waren een kans om te leren, met sprekers die nationale en internationale gebeurtenissen bespraken en de betekenis van het communisme uitlegden. Maar ze waren ook een kans om te discussiëren over de betekenis van religie en gezinsrollen.
De OV's veranderden praktisch hoe mensen met elkaar omgingen. In plaats van traditionele bijeenkomsten waar autoriteitsfiguren de menigte toespraken, waren de OV's een plek voor discussie en uitwisseling. Dat vrouwen de vergaderingen konden voorzitten, was ook een breuk met de traditie. Het feestelijke karakter van grotere OV's, met versieringen en liederen, bracht mensen bij elkaar en creëerde een gevoel van collectieve identiteit.
Kranten als Api vulden de OV's aan. Subijanto laat zien hoe schrijvers, ondanks hun beperkte middelen en onderdrukking, doorgingen met wat ze 'de oorlog van pen en woord' noemden. Kranten waren invloedrijker dan hun oplagecijfers deden vermoeden. Mensen lazen kranten voor aan groepen luisteraars en artikelen dienden als basis voor discussies in de OV's.
Terwijl de openbare bijeenkomsten als educatieve evenementen dienden, zorgde de beweging ook voor onderwijs op een meer permanente basis. In 1926 hadden duizenden mensen een tien maanden durende cursus over het communisme afgerond, georganiseerd door de PKI.
Het ging niet alleen om het verspreiden van politieke ideeën. Ondanks de beweringen van het 'ethisch beleid' over het verheffen van de Indonesische bevolking, ging eind jaren twintig nog steeds ongeveer driekwart van de kinderen niet naar school. Activisten richtten volksscholen op waar kinderen basisonderwijs kregen in lezen, schrijven en rekenen, en tegelijkertijd kennis maakten met socialistische ideeën.
Repressie
De verspreiding van communistische ideeën en organisatie leidde in het begin van de jaren twintig tot een snelle groei van vakbonden. Niet veel later begon het aantal stakingen drastisch toe te nemen. Geconfronteerd met toenemend verzet, trokken de koloniale autoriteiten de 'liberale' retoriek van het ethisch beleid steeds meer in.
Het was één ding om te praten over vrijheid en vooruitgang als iets dat de koloniale autoriteiten op een bepaald moment in de toekomst aan de gekoloniseerde bevolking zouden geven. Maar toen de gekoloniseerden zich begonnen te mobiliseren en zelf voor die doelen begonnen te vechten, sloeg Nederland hard terug.
Een staking van pandjeshuismedewerkers in 1922 leidde tot de arrestatie en verbanning van de Nederlandse socialist Asser Baars en Tan Malaka. Als reactie op een staking van spoorwegarbeiders in 1923 werd Semaoen verbannen. Het Nederlandse koloniale beleid werd in de jaren twintig steeds repressiever. Openbare bijeenkomsten werden verboden en er werden beperkingen opgelegd aan de 'wilde scholen' van de beweging.
Halverwege het decennium maakte de onderdrukking het voor de pergerakan merah onmogelijk om door te gaan zoals voorheen. Met belangrijke leiders in ballingschap en een verbod op openbare bijeenkomsten leidden woede en frustratie in 1926 en 1927 tot een reeks door de PKI geleide opstanden. De opstanden vonden plaats nadat de onderdrukking de perkaran merah effectief had gestopt en er was geen massale deelname van de bevolking. Daardoor konden de koloniale autoriteiten ze snel de kop indrukken.
In de nasleep van de opstanden deporteerden de Nederlandse autoriteiten duizenden vermeende communisten en pergerakan merah-activisten naar Digoel, een concentratiekamp in een afgelegen gebied in Papoea. De opstanden werden niet door alle PKI-leiders gesteund – de verbannen Tan Malaka had de plannen als voorbarig afgewezen en had zich van de partij afgescheiden.
Historici zien de opstanden van 1926-1927 meestal als het einde van de belangrijke activiteiten van de PKI in die periode. Subijanto laat zien hoe aanhangers van de PKI en Tan Malaka's PARI (Partai Republik Indonesia) zelfs na de opstanden en de daaropvolgende onderdrukking probeerden internationale netwerken in stand te houden. Hun pogingen om de beweging weer op te bouwen hadden echter weinig succes.
Hoewel verslagen, liet de pergerakan merah een belangrijke erfenis na. Strategieën gericht op de vorming van massabewegingen en linkse ideeën zouden een sterke invloed blijven uitoefenen op de antikoloniale beweging. Het Indonesische communisme, zowel in de vorm van de PKI als onder de aanhangers van Tan Malaka, zou jaren later, tijdens de onafhankelijkheidsstrijd na 1945, opnieuw opduiken als massabeweging.
De geschiedenis van het Indonesische communisme in de vroege jaren twintig is het onderwerp geweest van verschillende andere boeken, zoals Ruth T. McVey's prachtige The Rise of Indonesian Communism, oorspronkelijk gepubliceerd in 1965. Communication against Capital voegt hieraan toe door te focussen op hoe de beweging haar ideeën verspreidde. Door de werking van bijeenkomsten, scholen en tijdschriften te bespreken, laat Subijanto niet alleen zien wat de beweging dacht, maar ook wat ze concreet deed om haar doelen te bereiken.
Dat perspectief vestigt de aandacht op de gewone leiders van de beweging. Ze kwamen uit de gelederen van de kromo en kwamen naar voren als activisten die vergaderingen voorzaten, schreven, tijdschriften redigeerden en kolonialisme en kapitalisme bestreden. Voor hen maakte de strijd voor een vrij Indonesië deel uit van een strijd voor wereldwijde emancipatie. De beste manier om hen te gedenken is door hun werk voor rode verlichting voort te zetten.
Dit artikel stond op Jacobin. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Reactie toevoegen