Libanon: oorlog met andere middelen

Een drietal doelen
Het plan was Hezbollah op drie manieren uit te schakelen. In de eerste plaats door de organisatie militair te treffen, haar infrastructuur te vernietigen, zoveel mogelijk strijders te doden en de beweging te onthoofden door Hassan Nasrallah te vermoorden. In de tweede plaats door de massabasis van Hezbollah onder de Libanese shi'ieten tegen de partij op te zetten door haar verantwoordelijk te stellen voor de tragedie. Vandaar de bombardementen op de shi'ieten, op hun dorpen en wijken, die honderden en honderden slachtoffers eisten. Het was niet de eerste keer dat deze misdadige tactiek werd toegepast. Met die strijdwijze bestreed Israël ooit de PLO vóór 1978, toen deze nog actief was in Zuid-Libanon, in wat toen 'Fatahland' genoemd werd. Ook toen bombardementen op burger-doelen, waarmee Israël een groot deel van de bevolking van Zuid-Libanon van de PLO wist te vervreemden. Israël rekende ditmaal op eenzelfde succes, maar tevergeefs. Anders dan de PLO beschikt Hezbollah onveranderlijk over een groot gezag onder de Libanese shi'ieten.
In de derde plaats door het leven van de gehele Libanese bevolking ellendig te maken door middel van een lucht-, zee- en landblokkade in de hoop onder de niet shi'itische gemeenschappen verzet tegen Hezbollah uit te lokken en een klimaat te scheppen waarin het voor het Libanese leger mogelijk wordt tegen de shi'itische organisatie actie te ondernemen. Dat verklaart waarom Israël zich aan het begin van de oorlog zo fel uitsprak tegen Unifil en de plannen voor een internationale ‘vredes’-macht. Om de handen tegen Hezbollah vrij te hebben, moesten eerder ook de Syrische troepen Libanon verlaten. In september 2004 slaagden Washington en Parijs er gebroederlijk in daarover in de Veiligheidsraad overeenstemming te krijgen. Washington geloofde dat het door haar getrainde en bewapende Libanese leger – als de Syriërs eenmaal vertrokken waren – Hezbollah gemakkelijk kon ontwapenen.
De Syriërs verlieten Libanon inderdaad in april 2005, maar niet onder druk van Parijs of Washington, wel onder die van de aanhoudende massademonstraties na de moord in februari 2005 op de Libanese eerste minister Rafik Hariri, een nauwe vriend van de Saoedische heersende klasse. De krachtsverhoudingen in het land lieten vervolgens de ontwapening van Hezbollah niet meer toe. Na de verkiezingen in mei moest deze zelfs met twee ministers in een coalitieregering worden opgenomen. Dit teleurstellende resultaat spoorde Washington aan Israël het groene licht te geven voor zijn militaire interventie. Het wachten was slechts op een geschikte aanleiding en die kwam met Hezbollahs ontvoering van twee Israëlische soldaten op 12 juli.

Israëls nederlaag
Israël heeft zijn doelen echter niet bereikt. Verre van dat! Hezbollah werd militair niet verslagen en behield zijn militaire en politieke structuur. De organisatie werd evenmin afgesneden van haar massabasis; eerder het tegendeel was het geval: de populariteit ook onder niet-shi'ieten is toegenomen en datzelfde geldt voor haar prestige in de rest van de Arabische en Islamitische wereld. En tenslotte hebben de krachtsverhoudingen in Libanon een richting genomen die diametraal tegengesteld is aan wat in Washington en Jeruzalem verwacht werd: Hezbollah kwam versterkt uit de strijd te voorschijn, tot schrik van Washington, dat na drie weken van verlammend zwijgen, plotseling overstag ging en zich bereid toonde alsnog een wapenstilstands-resolutie in de Veiligheidsraad te bespreken.
Met deze draai kwamen Washington en Parijs weer op één lijn. Parijs dat net als zijn Amerikaanse vrienden volop profiteert van wapenverkoop aan met name Saoedi-Arabië en dat zich al eerder liet alarmeren door Riad dat zijn vitale belangen bedreigd zag door een destabilisatie van de regio als gevolg van Israëls contra-productieve agressie. Terwijl Parijs de zorg van de heersende Saoedische familie deelde en voor een staakt het vuren pleitte, gunde Washington Israël graag nog enkele dagen de tijd om met militaire acties het gezichtsverlies te minimaliseren.
De resolutie, aanvaard op 11 augustus voorziet in de stationering van 15.000 Libanese troepen ten zuiden van de rivier de Litani en een versterking van het Unifil-contingent tot een maximum van 15.000. Het gevaar schuilt in het mandaat van deze strijdmacht. Haar is toegestaan “het Libanese leger bij te staan in het vestigen van een wapenvrije zone tussen de rivier en de zogenaamde blauwe lijn ( de grens met Israël)”. Bovendien mag ze op verzoek van de Libanese regering assisteren bij het voorkomen van de invoer van wapens; uiteraard gaat het daarbij om invoer van wapens vanuit Syrië. Dít is de kern van de resolutie en natuurlijk niet de daarin vervatte - veel geprezen - belofte van Israël om zich uit Libanon terug te trekken. Deze terugtocht was immers onvermijdelijk geworden door het krachtige optreden van Hezbollah.

Nasrallahs wijsheid
Ondanks de adders onder het gras, gaf Hezbollah de Libanese regering het groene licht om met de resolutie akkoord te gaan. In zijn toespraak van 12 augustus getuigde een nuchtere Nasrallah van een opmerkelijke politieke wijsheid door iedere grootspraak over een overwinning na te laten. In plaats van te pochen over de oorlogsbuit, onderstreepte hij dat de belangrijkste zorg was een “einde te maken aan de agressie, de herovering van het bezette gebied, de vestiging van veiligheid en stabiliteit aldaar en de terugkeer van de vluchtelingen naar hun huizen”. Nasrallah verklaarde het-staakt-het-vuren te zullen respecteren en zijn organisatie in te zetten om de humanitaire ellende te verlichten. In dit verband wees hij er nog eens op dat Hezbollah zijn raketten alleen op Israël afvuurde als een reactie op de Israëlische bombardementen op de Libanese bevolking na 12 juli.
Nasrallahs positie was de best mogelijke gezien de omstandigheden. Hezbollah moest concessies doen om een einde te maken aan de oorlog. Omdat Israël de hele Libanese bevolking in gijzeling hield, was een onverzoenlijke opstelling uitgelopen op een humanitaire ramp. Bovendien is Nasrallah zich er meer dan wie ook van bewust dat het bij resoluties niet aankomt op formuleringen, maar op interpretatie en uitvoering en dat daarbij de feitelijke, reële krachtsverhoudingen doorslaggevend zijn.

De oorlog met andere middelen
“De voortzetting van de oorlog met andere middelen” is in Libanon in volle gang. Een viertal kwesties staan daarbij centraal. De eerste is het lot van de Libanese regering. De huidige parlementaire meerderheid representeert niet langer de politieke stemming onder de Libanese bevolking. Iedere regeringswijziging ten gunste van Hezbollah betekent dat de resolutie in een ander daglicht komt te staan, omdat haar interpretatie afhangt van de opstelling van de regering. De tweede kwestie betreft de wederopbouw. Hariri, gesteund door de Saoedi´s, ontleende zijn populariteit en invloed aan zijn sleutelpositie bij de reconstructie van het land na 15 jaar van burgeroorlog. Nu zullen de Hariri’s de concurrentie ondervinden van Hezbollah, dat innige banden onderhoudt met de shi'itische bevolking die het zwaarst werd getroffen door de Israëlische wraak en dat bovendien gesteund wordt door Iran. De derde kwestie is de ontwapening van Hezbollah. Misschien is de organisatie bereid om haar wapens te ‘verbergen’, maar iedere verdere stap zal voor haar verbonden moeten zijn met voorwaarden: van de teruggave aan Libanon van de in 1967 veroverde Sheeba-farms, tot de komst van een regering en leger die bereid zijn Libanons soevereiniteit tegenover Israël te verdedigen. Deze kwestie vormt een hoofdprobleem voor de implementatie van resolutie 1701, want geen land op aarde is zo maar in staat Hezbollah met geweld te ontwapenen, een opdracht waarin zelfs het modernste leger in het Midden Oosten en een van de sterkste strijdmachten ter wereld gefaald heeft.
De vierde kwestie betreft de samenstelling en de taken van de nieuwe Unifil-contingenten. Washington en Parijs mikten in Libanon aanvankelijk op een kopie van de Afghanistan ‘oplossing’, waar een NATO-leger onder VN-dekmantel Washintongs oorlog uitvecht. Hoewel Hezbollah erin slaagde de plannen te frustreren, lijken de belangrijkste contingenten inderdaad door NATO-leden geleverd te worden: naast Frankrijk en Italië staan Turkije, Duitsland en Spanje in de wachtrij. Hezbollah is echter niet naïef en wist Frankrijk ervan te doordringen terughoudend te zijn met het zenden van troepen. Hier liggen kansen voor de anti-oorlogsbeweging in de NATO-landen om de strijd van het Libanese nationale verzet te steunen door te mobiliseren tegen het zenden van troepen. Bovenal heeft Libanon behoefte aan de aanwezigheid aan zijn zuidgrens van werkelijk neutrale vredeskrachten. De bevolking moet toegestaan worden haar interne problemen met vreedzame politieke middelen op te lossen. Alle andere wegen leiden tot een nieuwe burgeroorlog, op een moment dat de wereld al te kampen heeft met de gevolgen van de Iraakse burgeroorlog waarvoor Washington eveneens de ontsteking leverde en tot op heden ook de brandstof.

Gilbert Achcar groeide op in Libanon en doceert politieke wetenschappen aan de Universiteit van Parijs-VIII. Zijn best-seller The Clash of Barbarism verscheen onlangs in een tweede uitgebreide editie bij Paradigm Publishers. Binnenkort verschijnt bij dezelfde uitgever Perilous Power, een dialoog met Noam Chomsky over het Midden Oosten.

Dit artikel werd vertaald en bewerkt door Jan-Willen Stutje

Dossier

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop