Volgens een eerste peiling van de Washington Post en ABC – kort na de aanslag - steunde 94 procent van de bevolking het gebruik van militaire middelen tegen groepen of landen die voor de vernielingen verantwoordelijk zijn – 80 procent zelfs als dat tot een oorlog leidt. “Ik zou een compleet bloedbad steunen”, zei een twintigjarige man in Oregon. Twee van de drie geïnterviewden zeiden bereid te zijn “sommige van onze vrijheden op te geven” in de strijd tegen het terrorisme.
De factoren die de VS tot een patriottistisch land maken, doen zich des te sterker gelden als de gedoodverfde vijand niet-christelijk is, maar communistisch of islamitisch. Zeker een goed georganiseerde, rechtsprotestantse minderheid draagt daar aan bij, maar behalve die minderheid voorzien miljoenen Amerikanen hun patriottisme van een christelijke lading: tekenend is dat negen van de tien mensen vlak na de aanslagen verklaarde voor de slachtoffers te hebben gebeden.
War Resisters League (VS) Op het moment dat we dit schrijven lijkt het of Manhattan belegerd wordt. Alle bruggen, tunnels en metrostations zijn gesloten en tienduizenden mensen lopen langzaam van Lower Manhattan naar het noorden. (...) We vragen het congres en George Bush, te verklaren dat dit land niet langer burgers zal uitkiezen als doelwit in conflicten, of landen zal steunen die burgers als doelwit kiezen. () De militaristische politiek van de VS heeft miljoenen doden tot gevolg gehad. (...) Tot nu toe hebben wij ons altijd veilig gevoeld binnen onze grenzen. Maar op een stralende najaarsdag wakker te worden in een stad die belegerd lijkt, herinnert ons er aan, dat in een gewelddadige wereld niemand veilig is. Laten we een eind proberen te maken aan het militarisme dat dit land tientallen jaren beheerst heeft. (...) Terwijl we de vele doden die zijn gevallen betreuren hebben onze harten behoefte aan verzoening, niet aan wraak. |
Een even opvallende rol is weggelegd voor de vlag als teken van eenheid onder de zeer diverse bevolking van de VS. Vlaggen zijn overal te zien. Een bedroefde menigte begint spontaan “U.S.A., U.S.A.!” te scanderen of zingt het lied “God Bless America”.
Een andere diepgewortelde neiging is in tijden van crisis de revolverheld als model te nemen. Het beeld van de onafhankelijke boer die zijn vrijheid met het geweer verdedigt, heeft zijn wortels in de sociale realiteit van de VS tot diep in de negentiende eeuw. Geen verassing dus dat veel mensen snel naar de wapens willen grijpen. Het is een houding die voor de VS tot nu toe altijd lonend is geweest. Sinds 1865, de burgeroorlog, kennen de VS geen oorlog meer op hun eigen grondgebied. De paniek en woede zijn dan ook des te groter nu blijkt dat het land toch niet onaantastbaar is.
Huidskleur als scheidslijn
Toch zijn mensen niet bereid zomaar te sterven. Weliswaar bellen buitengewoon veel Amerikanen naar het leger om te informeren hoe ze zich aan kunnen melden, maar uiteindelijk laat niet meer dan normaal zich daadwerkelijk aanwerven.
En ook hier blijkt huidskleur een belangrijke scheidslijn. Bijna een kwart van de bevolking in de VS is niet-wit, maar van Afrikaanse, Latijns Amerikaanse, Aziatische of inheemse afkomst. Ze zijn er zich bewust van, dat ze als eersten in een oorlog zullen sterven: de blanken voeren het commando, de zwarten mogen vechten.
Het afwijzen van het geweld klinkt onder de niet-witte bevolking ook minder naïef dan onder de blanke. Het Black Radical Congress zette bijvoorbeeld uiteen dat zwarten in de VS alles weten van de gruwelen “van de amputaties, klappen en verkrachtingen van de slavernij ... en van het terrorisme van de Ku Klux Klan ... tot de hedendaagse, door de staat goedgekeurde politiemoorden en – beestachtigheden.... Daarom moeten we onze volledige, onvoorwaardelijke steun en deelneming geven aan allen die te lijden hebben onder deze verschrikkelijke tragedie – als gevolg waarvan velen nu voor het eerst met terrorisme te maken hebben.”
In de kolonie Puerto Rico rouwde het Socialistische Front, waartoe ook de zusterorganisatie van de Nederlandse SAP behoort, om de Puerto Ricaanse en andere slachtoffers van de aanslagen in New York. Maar het veroordeelde tegelijkertijd het opportunisme van mensen die de aanslagen gebruiken om de strijd te ondermijnen tegen de militaire basis van de VS, op het Puerto Ricaanse eilandje Vieques.
Ook blijken gekleurde mensen gevoelig voor de opleving van racisme, ook al is die in dit geval gericht tegen Arabieren en moslims. Er hebben al talloze aanvallen plaats gevonden. In Chicago probeerde een meute van ruim 300 mensen een moskee te bestormen. De politie hield hen ternauwernood tegen. In New York probeerde een dronken 75-jarige bestuurder een Pakistaanse vrouw dood te rijden omdat ze “mijn land vernielt”. Hiernaast zijn er gelukkig ook uitingen van solidariteit, zoals mensen die boodschappen doen voor Arabische buren die hun huis niet uit durven.
De ironie is dat de meeste Arabieren die voor moslim worden gehouden, geen moslims zijn. De meerderheid van de Arabieren in de VS is christelijk.
Bush weet het niet
Bijna alle politici scharen zich eensgezind achter president Bush met zijn stoere taal. De stemming in het Congres ter goedkeuring van vergeldingsacties was 98 tegen 0 in de Senaat en 420 tegen 1 in het Huis van Afgevaardigden. Barbara Lee, de zwarte, linkse democraat die Californië vertegenwoordigt, liet zich niet intimideren. Als enige stemde ze tegen. “Te veel onschuldige mensen zijn al gestorven”, zei ze. Ze verwees naar senator Wayne Morse, die in 1964 als enige tegen de resolutie stemde die president Lyndon Johnson uitgebreide bevoegdheden gaf in Vietnam waardoor de oorlog escaleerde. “Morse had gelijk”, aldus Lee, “en ik ben bang dat we vandaag een zelfde vergissing begaan.”
Ook veel voorstemmers hadden Vietnam op het netvlies. Al verklaarde George Bush senior na de Golfoorlog het tegenovergestelde, voor hen is het ‘Vietnam-syndroom’ nog lang niet dood. Joseph Biden, voorzitter van de senaatscommissie voor Buitenlandse Betrekkingen, zei expliciet dat de motie geen instemming behelst met een oorlog. In de motie is opgenomen dat de War Powers Resolution van 1973 van kracht blijft. Die verplicht de president het leger na enkele maanden terug te trekken, als er niet opnieuw toestemming wordt verleend door het Congres.
Wat de regering Bush wil, blijft onduidelijk. Niemand weet of Bush junior er op uit is zijn vaders vermeende overwinning op het ‘Vietnam-syndroom’ te overtreffen. Minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, wil zich er waarschijnlijk niet aan wagen. En ook al delfde in de eerste maanden van Bush presidentschap Powell herhaaldelijk het onderspit tegen de republikeinse haviken, niemand weet welke kant Bush deze keer opgaat.
Beweging
Nog sterker dan onder de leiders, leeft er twijfel onder de bevolking. Ouders van wie de zoon in het World Trade Centre stierf, schreven het Congreslid in hun kiesdistrict, dat zijn stem aan de motie “voor ons voelt alsof de overheid de nagedachtenis aan onze zoon gebruikt als alibi om ouders en zonen in andere landen te doen lijden.”
Drie dagen na de aanslag trok een menigte van duizenden met brandende kaarsen door de straten van Manhattan, honderden liepen met borden die waarschuwden tegen een oorlog. Soms brak ruzie uit tussen voor- en tegenstanders van vergelding. De taferelen herhaalden zich in andere miljoenensteden zoals Chicago, Detroit, San Francisco, in tal van middelgrote steden en op vele universiteiten.
Vredesorganisaties lieten snel van zich horen (zie kader). Nog voor de eind september geplande IMF werd afgelast, werd al opgeroepen voor een tegenmanifestatie, in Washington op 29 september, tegen racisme, repressie en oorlog.
Ook laaide een debat op over de toekomst van de antiglobaliseringsbeweging. Activiste Laura Close zei tegen een verslaggever van de Wall Street Journal dat ze zelf geen ruiten ingooit, maar dat ze er ook niet tegen is: allen “die voor economische rechtvaardigheid werken baseren zich op liefde en wederzijdse ondersteuning”.
De radicale schrijfster L.A. Kauffman ziet de aanslagen wel als een tegenslag voor de beweging. De geplande demonstraties in Washington eind september waren “breder, diverser en intenser geweest dan welke andere demonstratie in de geschiedenis van de VS”, stelde ze. Nu de vakbondscentrale AFL-CIO zich heeft teruggetrokken, kan dat niet meer het geval zijn. “Tactische diversiteit” is ook uit den boze nu “het geluid van sneuvelende ruiten aan de dood en verwoesting in New York en Washington doet denken.”
Reactie toevoegen