Marx is vaak verweten geen oog te hebben voor ecologische kwesties, maar meer recent stellen schrijvers als de Amerikaan John Bellamy Foster en de Japanner Kohei Saito dat dit niet terecht is. Hoe systematisch waren de ideeën van Marx over ecologie eigenlijk? In zijn bijdrage aan een conferentie over Marx en ecologie, stelde de Belgische ecosocialist Daniel Tanuro dat er bij Marx de aanzet tot ecologisch denken te vinden is. Wat volgt is een bewerking van zijn bijdrage.
Nog vóór het succes van Rachel Carson’s Silent Spring, een van de eerste boeken die het grote publiek bewust maakte van de ecologische crisis, bracht de Duitse filosoof Alfred Schmidt zijn boek uit over het concept van de natuur in Marx, Der Begriff der Natur in der Lehre von Marx.
Vijfentwintig jaar later werd Schmidt heftig bekritiseerd door Engelstalige 'ecomarxisten' die hem verweten geen recht gedaan te hebben aan het systematische karakter van het denken van Marx over ecologische kwesties. Voor Schmidt bestaat er een spanning tussen het gebruiksmatige karakter van de relatie tussen subject en object, oftewel de relatie van menselijke wezens met de natuur, en de ecologische gedachtes die er ongetwijfeld bij Marx te vinden zijn. Die spanning of ambiguïteit in Marx werd door de Franse trotskistische theoreticus Daniel Bensaïd opgesomd met de stelling dat in Marx er zowel een 'groene engel als een productivistische duivel' te vinden is.
Volgens die ecomarxisten echter was ecologie een kernstuk van het denken van Marx. Ze benadrukken in het bijzonder het concept van Marx van een breuk in het sociale metabolisme, de metabolic rift. En inderdaad schrijft Marx in deel drie van Het Kapitaal dat grootgrondbezit leidt tot een daling van de agrarische bevolking en een gestage groei van de 'industriële bevolking, samengepakt in grote steden' en daardoor omstandigheden creëert die 'een onherstelbare breuk veroorzaken in de samenhang van het maatschappelijk metabolisme'. Het gevolg is;
'de verspilling van het bodemleven en die verkwisting wordt door de handel tot ver buiten de grenzen van het eigen land gebracht (Liebig) […] Grootindustrie en industriële grootschalige landbouw werken gemeenschappelijk. Hoewel ze oorspronkelijk gescheiden zijn, daar de eerste meer de arbeidskracht en dus de natuurlijke kracht van de mens, de laatste meer direct de natuurlijke kracht van de grond verwoest en ruïneert, reiken ze elkaar later de hand.'
Ook op het platteland put het industriële systeem de arbeider uit, en industrie en handel van hun kant verschaffen de landbouw het middel tot uitputting van de grond, schrijft Marx.
Het concept van metabolisme (in het oorspronkelijke Duits Stoffwechsel, letterlijk dus de uitwisseling van materie) vertoont enige gelijkenis met Lovelock’s 'Gaia hypothesis', het idee dat de aarde als een groot levend organisme functioneert. Maar in tegenstelling tot Lovelock, is voor Marx de mens deel van het metabolische functioneren van de rest van de natuur. In dat functioneren speelt de mens middels zware industrie en landbouw een specifieke en verstorende rol.
Ecologie en productivisme
Maar is dat genoeg om te stellen dat ecologie centraal staat in het denken van Marx? Alle citaten van Marx met betrekking tot ecologie zijn te vinden in Het Kapitaal en in zijn manuscript over Theorien über den Mehrwert. In totaal vullen die niet meer dan een dozijn pagina’s. De Grundrisse, het manuscript dat de basis vormde voor Het Kapitaal, bevat een groot aantal productivistische passages. Na een zeer heldere analyse van de dynamiek van de kapitalistische productiewijze komt Marx in het volgende citaat tot een geheel andere conclusie dan de hedendaagse ecomarxisten zouden doen, namelijk een conclusie waarin productivisme een belangrijke rol blijft spelen:
'Aan de andere kant vereist de productie van relatieve meerwaarde, dat wil zeggen de productie van meerwaarde op basis van groei en ontwikkeling van de productiekrachten, de productie van nieuwe consumptie; dat de consumptie binnen de circulatie zich uitbreidt zoals de productie dat voorheen deed. Ten eerste: kwantitatieve uitbreiding van de bestaande consumptie; ten tweede: creatie van nieuwe behoeften door de verspreiding van bestaande behoeften in een ruimere kring; ten derde: productie van nieuwe behoeften en ontdekking en creatie van nieuwe gebruikswaarden.'
Volgens Marx leidt dat proces tot 'exploratie van de gehele natuur om nieuwe nuttige eigenschappen van dingen te ontdekken; universele ruil van producten van alle vreemde klimaten en landen; nieuwe (kunstmatige) aanmaak van natuurproducten, waardoor ze nieuwe gebruikswaarden krijgen.' Het gevolg is 'exploratie van de aarde in alle richtingen, zowel om nieuwe nuttige voorwerpen en nieuwe eigenschappen voor het gebruik van de oude te ontdekken; alsook nieuwe eigenschappen van grondstoffen enzovoort, de ontwikkeling van de natuurwetenschap tot haar hoogste punt'. Uit de maatschappij zelf komen 'nieuwe behoeften' voort waarvan de bevrediging tot nieuwe ontdekkingen leidt. Het eerste deel van dit citaat is bijzonder relevant als we bijvoorbeeld hedendaagse ontwikkelingen in materiaalkunde en bio mimetica in overweging nemen.
Marx schrijft echter ook:
'Het cultiveren van alle kwaliteiten van de maatschappelijke mens, het produceren van diezelfde mens in een vorm die zo rijk mogelijk is aan behoeften, want rijk aan kwaliteiten en relaties – het produceren van die mens als het meest totale en universeel mogelijke maatschappelijke product – (want om op een veelzijdige manier bevredigd te kunnen worden, moet de mens in staat zijn tot vele genoegens, dus in hoge mate gecultiveerd) – is eveneens een op kapitaal gebaseerde productievoorwaarde.'
Het lijkt er dus op dat Marx nog steeds illusies koesterde over het bevrijdende karakter van productie onder kapitalistische verhoudingen.
De Grundrisse was niet bestemd voor publicatie maar in het Communistisch Manifest vinden we ook de stelling dat 'het als heersende klasse georganiseerde proletariaat' de massa van de productiekrachten zo snel mogelijk zal vermeerderen.
De context waarin dat geschreven werd, een tijd van materiële ellende en tekort, maakte het vermeerderen van de productie van zekere goederen urgent maar in deze stelling lijkt Marx zich te laten leiden door een productivistische, prometheïsche versie van historisch materialisme.
In zijn voorwoord bij Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie stelt Marx dat het proletariaat de heerschappij van de bourgeoisie ten einde zal brengen omdat die heerschappij een belemmering, een kluister, op de ontwikkeling van de productiekrachten zal zijn. Op analoge wijze had de bourgeoisie een einde gemaakte aan het aristocratische Ancien Régime.
Meer dan intuïties
De stelling van de ecomarxisten dat ecologie centraal staat bij Marx behoeft dus zeker nuancering maar er is bij Marx sprake van meer dan enkele 'ecologische intuïties' ( Bensaïd).
Kohei Saito, een specifiek soort ecomarxist, erkent de rol van productivisme in het werk van Marx maar stelt dat, naarmate zijn werk zich ontwikkelde, hij dat voorbij streefde. In zijn vroege werk zou het doel van Marx zijn geweest om het gedachtegoed van Malthus en de invloed hiervan op Britse politieke economen als Adam Smith en David Ricardo te bestrijden.
De econoom en demograaf Thomas Robert Malthus (1766-1834) dacht dat landbouwproductie lineair toenam, terwijl de bevolking exponentieel groeide. De politieke conclusie die Malthus hieruit trekt, was dat de armen niet geholpen moeten worden. Want als de armen geholpen werden, zouden ze meer kinderen krijgen, wat weer tot meer verarming zou leiden. Politiek was de obsessie van Malthus het verdedigen van het Ancien Régime.
In tegenstelling tot Malthus, baseerden Engels en later Marx zich op de wetenschappelijke ontwikkelingen van hun tijd. De Duitse chemicus Justus von Liebig (1803-1873) was een specialist in bodemchemie en hij stelde eerst dat de productiviteit van de bodem bijna oneindig kon groeien. Maar in de zevende editie van zijn verhandeling over bodemproductiviteit veranderde Liebig geheel van mening en begon hij het ‘roofzuchtige’ karakter van de moderne landbouw aan de kaak te stellen. Hij stelde dat geen enkele hoeveelheid industriële meststoffen het verlies aan bodemvoedingsstoffen kon compenseren. Nu mest niet meer terugkeert naar het veld, neemt de vruchtbaarheid van de bodem steeds verder af.
Volgens Kohei Saito leidde dit Marx ertoe zijn theoretische systeem te herzien, niet om Malthus gelijk te geven, maar om de rol van het kapitalistische productiesysteem te benadrukken. Marx herzag zijn visie op de emancipatie van het proletariaat en het menselijk individu in Het Kapitaal, geschreven nadat hij de zevende editie van Liebigs werken had gelezen;
'De vrijheid op dit gebied kan alleen bestaan in het feit dat de gesocialiseerde mens, de geassocieerde producenten, hun metabolisme met de natuur rationeel regelen, onder hun gezamenlijke controle brengen, in plaats van door de natuur als een blinde macht te worden overheerst; en dat met de minste krachtinspanning en onder de meest menselijke, waardige en adequate voorwaarden voltrekken. Maar dat blijft altijd het rijk van de noodzaak. Daarna begint de ontwikkeling van de menselijke kracht, als een doel op zich, het ware rijk van de vrijheid, maar dat kan alleen bloeien op basis van het rijk der noodzaak. Het verkorten van de werkdag is de basisvoorwaarde.'
De tweede basisvoorwaarde voor die ontwikkeling van de mens is het veiligstellen en verbeteren van de bestaansvoorwaarden van toekomstige generaties (hetgeen terugkomt in de bekende, patriarchale uitdrukking van Marx waarin hij aanraadt de aarde te beheren als boni patres familias, goede familievaders).
In Het Kapitaal vinden we authentieke ecologische elementen, zoals dat rationeel georganiseerde landbouw onverenigbaar is met het kapitalistische systeem. De enige mogelijke rationele landbouw is landbouw die wordt beheerd door kleine boeren of door gemeenschappen, de geassocieerde producenten (maar niet de kolchozen, de collectieve boerderijen in de Sovjet-Unie, niet het door de staat overnemen van de landbouw). En de lange cyclus van boomontwikkeling is strijdig met het kortetermijndenken van het kapitalisme. We vinden vergelijkbare gedachtes, kort maar diepgaand, op het gebied van mijnen, ruimtebeheer, vee en visserij.
De Amerikaanse socialist James O'Connor (1930-2017) schrijft dat naast de tegenstelling kapitaal/arbeid er ook een tegenstelling kapitaal/natuur is. Maar voor Marx is menselijke arbeidskracht ook een natuurlijke hulpbron.
Valkuilen
1) Er is inderdaad iets dat op een ecologie lijkt bij Marx, maar het is geen compleet systeem dat in zijn hele werk te vinden is. Wat betreft de boerenstand slaagt Marx er niet in een keuze te maken: verloopt de emancipatie hier via de kleine boerenstand of via de ontwikkeling van de grote landbouw? In hetzelfde werk (Het Kapitaal) vinden we tegenstrijdige passages over dat onderwerp. De kapitalistische uitbuiting en verspilling van de grond is strijdig met de ‘zelfbewuste rationele behandeling van de grond als een gemeenschappelijke eeuwige eigendom, de onvervreemdbare voorwaarden voor het bestaan en reproductie van de opeenvolgende generaties van de menselijke soort’.
Anderzijds schrijft Marx dat ‘het een van de belangrijkste resultaten van de kapitalistische productiewijze is, dat ze enerzijds de landbouw verandert van een louter empirisch en mechanisch overgedragen proces van het minst ontwikkelde deel van de maatschappij, in een bewuste wetenschappelijke toepassing van agronomie, voor zover dat kan binnen de gegeven verhoudingen van het privé-eigendom’. En nog duidelijker, Marx stelt dat het een ‘grote verdienste van de kapitalistische productiewijze’ is, dat de landbouw ‘rationaliseerde’, ‘waardoor die voor het eerst maatschappelijk kan opereren’.
Hoe bewust Marx en Engels ook zijn van de knowhow van ambachtslieden, ze zijn zich niet bewust van de knowhow van boeren. De ecologie van Marx blijft bovendien doordrenkt van een zeker misplaatst geloof in wetenschap als de oplossing. Marx houdt het liever bij de vroege Liebig dan dat hij vertrouwt op Darwin als die laatste een werk publiceert over de rol van regenwormen in de bemesting van de bodem. Marx drijft bovendien de spot met een hypothese (die in die tijd opduikt) die stelt dat planten in staat zijn de bodem te verrijken door bepaalde chemische elementen uit de atmosfeer te halen – een hypothese waarvan de geldigheid enkele jaren later echter werd aangetoond.
Een ander probleem: de kwestie van de positie van vrouwen is totaal afwezig, terwijl de meerderheid van de boeren boerinnen zijn (dat is zo nog steeds in landen van het Mondiale Zuiden). Toch is er een duidelijke parallel tussen patriarchale overheersing en controle over de natuur.
Er zijn in Marx elementen van een ecologie die verder gaan dan intuïties, maar er is geen systeem.
2) Er blijft een onopgelost probleem in Saito: Marx ging niet zomaar over van een prometheïsche, productivistische opvatting naar het idee van een metabolische breuk. Voor de jonge Marx ging het erom de natuur te vermenselijken en de mens te naturaliseren (zie de economische-filosofische Manuscripten van 1844). Dat is het idee van een harmonie tussen de mens en de natuur. Marx breekt hier later mee, wat terug te zien is in zijn opvatting van de metabolische breuk. Het doel wordt dan bescheidener, namelijk het rationele beheer van de natuur.
Het gaat er dus om een kritische analyse te maken van de ecosocialistische aanzet van Marx om een nieuwe weg te vinden en twee valkuilen te vermijden:
Volgens Lovelock en zijn Gaia-hypothese is ‘de aarde ziek en de ziekte is de mensheid’. Dat is een andere vorm van het Malthusianisme dat ook het rapport van de Club van Rome, ‘Grenzen aan de Groei’ inspireerde. De andere valkuil is wat tegenwoordig de dominante opvatting van ecologie bij veel denkers is. Volgens schrijvers als de filosoof Bruno Latour (1947-2022) en de antropoloog Philippe Descola, is er geen natuur, geen kapitalisme, geen systeem, geen materie, er zijn alleen actor-netwerken waarin de mens slechts een van vele actoren is. En daarmee is er geen reflectie meer nodig over de crisis van de relaties tussen kapitalistische sociale ontwikkeling en natuur, aangezien de twee termen ongeldig zijn verklaard.
Dit artikel stond op Arguments pour la lutte sociale. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.
Daniel Tanuro is een toonaangevend ecosocialistisch theoreticus en auteur van verschillende boeken, waaronder 'Green Capitalism: Why It Can't Work'. Hij is lid van de Vierde Internationale en woont in België.
Het feit dat men over…
Het feit dat men over bepaalde onderwerpen weinig leest bij Marx en Engels wil nog niet zeggen dat ze deze onderwerpen onbelangrijk enz. vonden of, nog erger, dat de algemene stellingen van hun historisch materialisme die uitsluiten. Marx en Engels hadden een brede kijk op mens en maatschappij waarin bewuste controle, oordeelsvermogen en zelfopvoeding tot emancipatie en internationalisme centraal stonden, de basis vormen van bewuste wereldwijde controle van de mensheid over de materiële productiekrachten, zodat voorkomen kan worden deze in natuur- en de cultuurvernietigde krachten veranderen. Ecomarxisten en ecosocialisten doen er beter in deze lijn door te werken dan te hakketakken over al die zogenaamde lacunes en wat al niet in het werk van Marx en Engels. Vooruit met de geit.
Reactie toevoegen