Nicaragua: het repressieapparaat van Ortega

De repressie in Nicaragua gaat door. Op 11 juni werd weliswaar een groot aantal politieke gevangen vrijgelaten op basis van een zeer dubieuze amnestiewet, er zitten nog steeds tientallen politieke gevangenen vast en er worden dagelijks mensen om politieke redenen opgepakt, en mishandeld. De ‘vrij’ gelaten politieke gevangen worden voortdurend door de politie in de gaten gehouden om bij de miste of geringste ‘politieke’ activiteit weer opgepakt te worden. Hoe kan het toch dat het hele staatsapparaat lijkt mee te werken met de repressie die de regering inzet? Die vraag staat centraal in dit artikel dat we (met enige wijzigingen) overnemen uit de Nica Nieuwsbrief.

De opbouw van de eenpartijstaat

Toen president Ortega in 2006 verkozen werd na drie mislukte pogingen, waaronder de pijnlijke verkiezingsnederlaag van 1990 (waarmee de Sandinistische revolutie van 1979 ten einde kwam), beloofde hij ‘het volk president’ te maken. Tegelijkertijd ondernam het Sandinistisch Front onder zijn leiding stappen om toekomstige verkiezingsnederlagen te voorkomen. De voornaamste manier waarop zij dit deden was door overeenkomsten en pacten met hun tegenstanders te sluiten. Met de hulp van voormalig president Arnoldo Alemán (veroordeeld voor corruptie) sloot Ortega bijvoorbeeld een pact waarin geregeld werd dat een presidentskandidaat maar 35% van de stemmen hoefde te behalen om zonder tweede ronde gekozen te worden. Met de top van de Katholieke kerk kwam hij in het reine door kardinaal (en ooit aartsrivaal) Obando y Bravo hem en zijn vrouw te laten trouwen, waarna hij de abortuswetgeving drastisch veranderde; en met de traditionele zakenelite bouwde hij aan een ‘consensus model’ om enerzijds buitenlandse investeringen aan te trekken, economische groei te bevorderen en belastingen te reduceren (veel van zijn eigen partijbonzen en zijn eigen familie waren immers inmiddels ook zakenlieden), terwijl hij anderzijds beloofde de effecten van deze groei met de bevolking te delen door middel van sociale programma’s. Maar terwijl de welvaart van Ortega en zijn compagnons groeide, steeg de welvaart van het land als geheel nauwelijks. Het ging Ortega en de zijnen helemaal niet meer om het volk, maar om de macht te behouden: economisch én politiek. Op politiek vlak zorgde Ortega voor een kiescommissie geleid door trouwe (en corrupte) aanhangers. Hij verlengde regelmatig buitenwettelijk de termijnen van leden van kiesraad, het hoger gerechtshof, rechters en politiecommissarissen die aan zijn kant stonden. De door Ortega gecontroleerde juridische organen zorgden ervoor dat van andere partijen de verkiesbaarheid werd ingetrokken en gemeentelijke verkiezingsuitslagen gemanipuleerd. Dit gebeurde vooral door middel van zijn controle over zowel de kiesraad, het hoger gerechtshof als de lokale CPC’s (volkscommissies) die direct onder de leiding van Ortega’s vrouw Rosario Murillo staan – zij is sinds 2006 woordvoerder van de regering en sinds de verkiezingen van 2016 vicepresident. Ook vond er onder Ortega’s leiding een heroriëntatie van het ambtelijke apparaat plaats. Om werk te krijgen moest je in het bezit zijn van partijlidmaatschap (militancia) of een politieke goedkeuringsbrief (aval político), verkrijgbaar bij het lokale partijsecretariaat. Er ontstond al snel een systeem van ‘gunsten’ en connecties (en dus corruptie), waarbij het voor het krijgen van een baan, het oplossen van een juridisch conflict, of zelfs het hernieuwen van je jaarlijkse Apk-keuring niet langer ging om respectievelijk je hersenen, rechten of de feiten, maar om je relaties met de partij. Straatprotest tegen de politiek van Ortega was klein en vaak sectoraal en werd in de media veelal geridiculiseerd. De politie keek steevast de andere kant op als betogers door partijlieden geïntimideerd of zelfs in elkaar geslagen werden. Ruimte voor andersdenkenden was er binnen de partij evenmin. De derde achtereenvolgende her-’verkiezing’ van Ortega was hiermee voor niemand een verassing, noch dat zijn vrouw uiteindelijk vicepresident werd. Tegen april 2018, toen de protesten losbarsten was de tafel reeds gedekt en alle pionnen op het schaakbord stonden de goede kant op. Er was geen enkele sector die niet op de één of andere manier door de partij gecontroleerd werd. Maar hoe kon de repressie zo effectief plaatsvinden? En waarom verhardde zij zo snel? Hoe kan het dat de achterban van de partij dit accepteerde? Om de eerste twee vragen te beantwoorden, is het nodig om te begrijpen dat de Sandinistische partij (het FSLN), historisch opgebouwd is op basis van een militaire commandostructuur. Die stamt nog uit de tijd als guerrillabeweging. De Nationale Leiding, bestaande uit negen mannelijke commandanten, gaf de orders; de ondergeschikten volgden deze op. Directe communicatie tussen de kaders en de nationale leiding was er amper, laat staan dialoog. Toen bij het eerste partijcongres van het FSLN in 1991 Ortega zijn positie nog versterkte en de verticale structuur gehandhaafd bleef, besloten veel historische partijleden (waaronder vrouwelijke commandanten) de partij te verlaten. Later ontstond hieruit het MRS (Sandinistische Hervormingsbeweging).

Ortega het hoofd van alles

Na de verkiezingsnederlaag van het FSLN in 1990 werd het Sandinistische staatsapparaat vergaand ontmanteld, maar een aantal instellingen behielden hun karakter. Dat waren vooral de veiligheidsinstellingen die door het FSLN opgericht waren om het staatsapparaat van Somoza te vervangen: de politie, het leger en het gevangenissysteem. Hoewel deze instellingen van naam veranderden en het leger enorm werd ingekrompen, bleven er FSLN-leden op sleutelposities werken. Ook het (publieke) onderwijs bleef gedomineerd door Sandinisten. Het FSLN beheerde daarnaast een scala aan vakbonden en sociale bewegingen, waarmee ze gedurende de jaren ’90 het land regelmatig wisten plat te leggen. Het is daarom ook niet verbazingwekkend dat het door Ortega en Murillo gedomineerde FSLN na de verkiezing in 2006 gelijk begon om zijn greep over deze overheidsinstellingen te versterken. Vooral vanaf 2011 werd de politie uitgebreid, zowel in hoeveelheid manschappen (van 9,000 in 2006 naar meer dan 14,000 in 2016) als in verschillende tactische eenheden, waaronder de inmiddels beruchte DOEP (de oproerpolitie). Bij hervormingen van de ministeries tijdens Ortega’s tweede ambtstermijn werd de post van minister van defensie geschrapt en kwam het leger direct onder de uitvoerende macht (dat wil zeggen Ortega). Iets soortgelijks gebeurde met de politie: daarvan werd Ortega jefe supremo (bevelhebber). In 2015 werd de nationale politie losgemaakt van het ministerie van binnenlandse zaken (Ministerio de Gobernacion, waar ook het gevangeniswezen onder valt). Hierdoor is er eveneens geen controle van een minister op het handelen van de politie. Het is ook hierom dat de studentenleider Lesther Alemán tijdens de eerste nationale dialoog Ortega aansprak op zijn verantwoordelijkheid voor het politiegeweld: ‘wij eisen van u dat u de politie terugtrekt,’ riep hij, ‘omdat zij onder uw gezag staat!’ Als gezagvoerder van de politie en het leger is het duidelijk dat Ortega aan het hoofd van de bewapende kant van de staat functioneert. Hij staat eveneens aan het hoofd van de organisatie van de knokploegen (turbas) en paramilitaire groepen die gezamenlijk met de politie optraden tijdens de ‘Operatie Schoonmaak’ in mei-juli vorig jaar. Hiervoor heeft hij de hulp van hooggeplaatste loyalisten (zowel van de politie als binnen de partij), waaronder parlementsleden, burgemeesters en politiecommissarissen. Het is vorig jaar september al gebleken dat deze loyale commissarissen door Ortega beloond werden met promoties binnen de politie; zoals commissaris Ramón Avellán van Masaya, die nu hoofdcommissaris is, en Francisco Díaz van Managua, die nu de directeur van de Nationale Politie is. In elke stad is het voor de bewoners vaak overduidelijk hoe deze staatsorganen samenwerken met de knokploegen en paramilitaire groepen. In León waren het bijvoorbeeld parlementslid Filiberto Rodríguez en de voorzitter van het parlement Gustavo Porras die de turbas organiseerden met behulp van lokale vechtersbaasjes zoals Camilo Báez, de zoon van parlementslid Gladys Báez. Toen afgelopen zaterdag 15 juni de bezoekers van de herdenkingsdienst van Sandor Dolmus (een jaar geleden vermoord) werden belaagd in de Kathedraal van Leon, had Camilo Báez op Facebook al opgeroepen om de straten van de stad ‘koste wat kost’ te ‘verdedigen’ en amansapuchitos (stokken of buizen) mee te nemen. Toen de regeringsaanhangers stenen, flessen en knikkers met katapulten de kerk in lanceerden, stond de politie erbij te kijken. Pas nadat de kerk door de bezoekers werd afgesloten en de bisschop met politiechef Domínguez over een vreedzame uittocht onderhandelde, konden mensen weer weg (hoewel er zelfs toen tientallen mensen besloten achter te blijven, omdat ze de bisschop – die het afgelopen jaar ook aan verschillende regeringsplechtigheden heeft meegedaan – niet vertrouwen).

Wet na Wet

Hoewel Camilo Báez’ oproep het werkelijke gezicht van de voorgestelde ‘verzoening’ laat zien, zijn Ortega en Murillo experts op het gebied van het omdraaien van de werkelijkheid. De politieke gevangenen waren ‘terroristen’ en daarom moesten ze tientallen jaren het gevang in om de straten veilig te houden; maar omdat de regering zo’n groot en verzoeningsgezind hart heeft, mochten ze er toch wel weer uit, als ze maar niet in ‘herhaling’ vervallen (protesten organiseren). De Amnestiewet is, evenals elke andere wet die is ingevoerd sinds het FSLN de absolute meerderheid in het parlement  heeft zoals de Anti-Terrorismewet van 20 juli 2018, een voorbeeld van de manier waarop partijpolitiek wet wordt en het handelen van de partij-staat wettelijk gelegitimeerd. De afwezigheid van een onafhankelijke rechterlijke macht maakt grondwettelijke toetsing van deze wetten ook vrijwel onmogelijk. Hierdoor blijft de regering vrij spel houden in het creëren van de papieren werkelijkheid die ze de eigen achterban en internationale gemeenschap blijven voorhouden. Hoe lang ze dit nog volhouden, en hoe lang de eigen achterban de partijtop nog zal volgen, is de vraag. Dit stuk is in iets gewijzigde vorm overgenomen van Nicanieuws no 15, de nieuwsbrief van de Steungroep Nicaragua. U kunt hier de hele nieuwsbrief lezen, een abonnement nemen en oude nummers teruglezen.

Soort artikel
Reactie van:

C. De Bruyne

ma, 07/01/2019 - 18:21

Ter volledigheid: De "amnestiewet" kwam er niet dankzij, maar ondanks het dictatoriale regime.
Na aanhoudende nationale, internationale druk, (dreigende) sancties en weigering van de civiele alliantie* om nog rond de tafel te zitten met Ortega, zolang de politieke gevangenen (studenten, leiders van boerenbewegingen, journalisten, betogers,..) niet vrijgelaten worden, draaide het regime schijnbaar bij en ontsloeg een groep van politieke gevangen uit de gevangenis, om deze prompt onder huisarrest te plaatsen.
Dat het regime deze toegeving naar het buitenland en naar haar eigen clan deze toegeving wil bedekken onder de noemer "amnestiewet" is terzelfdertijd een schertsvertoning, een poging om het buitenland om de tuin te leiden en een impliciete schuldbekentenis.
Die "amnestiewet" geldt namelijk ook voor de orteguistische politie, paramilitairen en andere aanhangers van het FSLN van dictators koppel Ortega Murillo, die verantwoordelijk waren voor het overgrote deel van de slachtoffers van de crisis en waarvan een aantal zich konden uitleven op demonstranten met Russische oorlogswapens.
Tot nogtoe had het regime geen enkel oppositie aanhanger als slachtoffer erkend, en paradoxaal, ondanks deze amnestieregeling voor de eigen clan, nog steeds niet.
* https://www.alianzacivicanicaragua.com/en/about-us/  https://twitter.com/alianzacivicani?lang=en

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop