Het Europees-Chinees investeringsakkoord en zijn contestatie

Op 30 december 2020 maakten de Europese Commissie en de Chinese Volksrepubliek bekend dat ze een akkoord hadden bereikt over een EU-China investeringsovereenkomst. Er waren zeven jaar en 35 onderhandelingsrondes  voorafgegaan aan het China-EU Comprehensive Agreement on Investment (CAI), maar de eindfase lijkt toch in een holderdeboldersfeertje te zijn verlopen. [leestijd 15 minuten}

Daar wijst niet alleen het tijdstip van de bekendmaking op  – ook Westerse diplomaten zitten rond die tijd van het jaar liefst bij de kerstboom – maar in het akkoord zitten verschillende belangrijke hiaten, waarvoor naar toekomstige besprekingen wordt verwezen. Vanwaar dan die haast?

Nog vlug een investeringsakkoord in 2020

Voor de Chinezen had 1 januari 2021 geen al te grote betekenis, aangezien hun Nieuwjaar pas op 12 februari viel. Voor de EU lag dat enigszins anders. Op 20 januari zou Trump de baan ruimen voor Biden als president van de Verenigde Staten, en al verheugen de meeste Europese leiders zich op dit ‘back to normal’, de Trump-episode was een gelegenheid voor de Europese Unie om zich een ietsje vrijer op te stellen tegenover de Atlantische bondgenoot waar het haar handelsbelangen betreft. De CAI-onderhandelingen liepen al wel sinds jaren, maar Biden zou het niet als welkomstgeschenk geapprecieerd hebben als Brussel tot een akkoord kwam met Peking terwijl hij net zijn intrek genomen had in het Witte Huis.

En daarmee zitten we volop in de context waarin CAI moet gezien worden: een elementje in de globale machtstrijd die zich steeds duidelijker aftekent tussen de Verenigde Staten, de Volksrepubliek China en de Europese Unie, en die hoogstwaarschijnlijk een van de krachtlijnen zal worden van de eenentwintigste eeuw. Een paar cijfers volstaan om dat te illustreren. Onderstaande grafiek geeft het BBP (2019) van de drie machtsblokken (14.000 miljard euro voor de EU, enz.) maar omgerekend naar globale koopkracht staan de drie ongeveer op dezelfde hoogte. De economische groei van  China ligt systematisch stukken hoger dan de Westerse, zodat verwacht wordt dat de Volksrepubliek vóór 2030 de VS inhaalt wat nominaal BBP betreft.

figuur 1

Fig. 1 BBP (in miljarden €) in 2019 voor de EU, China en de Verenigde Staten. Japan speelt in een categorie lager, met een BBP dat minder dan de helft van het Chinese is, terwijl het Russische slechts een derde is van het Japanse. Het is natuurlijk zo dat China ongeveer drie keer zoveel inwoners telt als de EU, zodat het gemiddeld BBP per inwoner (‘pro capita’) minder dan een derde bedraagt van dat in Europa.

Ook andere statistieken laten overduidelijk zien dat China een economische gigant geworden is die de VS en de EU naar de kroon steekt. Als exporteur van goederen is China wereldleider (Fig. 2) ; in 2020 stak China de VS voorbij als belangrijkste handelspartner van de EU.

figuur 2

Fig. 2 Aandeel in de export van goederen wereldwijd als % van het wereldtotaal. China stak de Verenigde Staten voorbij in 2006, voor de EU gebeurde dat in 2013.

Als ‘werkplaats van de wereld’ beperkt China zich ook niet tot de export van grondstoffen of halffabricaten, maar verovert zich stilaan een plaats in de high tech sector (IT, telecommunicatie, 5G, robotics, aerospace, medisch materiaal…). Ter ondersteuning daarvan werd in 2015 het tienjarenprogramma Made in China 2025 gelanceerd, en de zenuwachtige Westerse reacties daarop tonen aan dat met het land van de ‘boerenrevolutie’ niet meer gespot wordt.

Een ander exportproduct van China dat door de Westerse strategen met argusogen bekeken wordt is… kapitaal (figuur 3). Die strategen weten immers maar al te goed wat buitenlandse investeringen betekend hebben voor de vestiging van de Westerse imperialistische belangen wereldwijd. Dat Amerikaanse bedrijven investeren in Europa en Europese in de VS zijn we gewoon, en het wordt door politici vaak als een succes voor hun inspanningen voorgesteld; maar dat is onder ons, onder Westerse vrienden die het beste met elkaar voor hebben. Kan men dat zomaar verwachten van ‘communistisch China’? En is er wederkerigheid? Profiteren zijn niet meer van ons dan wij van hen? Wat zit in het akkoord?

figuur 3

Fig. 3 Investeringen (Foreign Direct Investments, FDI) in miljoenen euro door de EU in China (blauw) en door China in de EU (rood). Bron: studiedienst Europees Parlement.

Het Europees-Chinees investeringsakkoord (CAI)

 Het principieel akkoord van 30 december is in zekere zin de tegenhanger van het zogenoemde US-China Phase1 handelsakkoord dat Trump afsloot met China. Zowel Washington als Brussel willen natuurlijk de grootst mogelijke toegang voor hun bedrijven op de Chinese markt. De Europese Commissie spreekt van een groot succes. Het gaat over 1):

  • De opheffing van markttoegangsbeperkingen in sectoren als elektrische wagens, telecom, private ziekenhuizen (!) e.a. In tal van gevallen vervalt de eis dat Europese investeringen moeten gebeuren in het kader van joint ventures met Chinese bedrijven. Ook de eis van technologieoverdracht zou gerelativeerd worden.
  • Ook voor R&D, cloud computing, financiële diensten, vastgoed, maritiem transport, diensten aan de luchtvaartsector… zouden openingen geboden worden;
  • Chinese staatsbedrijven zouden zich op een ‘commerciële’ manier moeten gedragen, en bijvoorbeeld geen a priori voorkeur hebben voor Chinese partners. Er zou transparantie komen over de subsidiëring van deze staatsbedrijven.
  • De EU pakt ook graag uit met haar onderhandelingssucces op het gebied van sociale en klimaatbepalingen. Zo beloofde China om te “werken in de richting van” de goedkeuring van de bepalingen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) over dwangarbeid. Over dergelijke sociale en ecologische clausules hebben we het verder nog.

Waarin  de EU niet haar zin kreeg:

  • China legt meer beperkingen op aan Europese directe investeringen in China dan de EU aan Chinese investeerders (anderzijds blijven Chinese investeringen in ‘gevoelige’ sectoren als landbouw, visvangst, audio-visuele en openbare diensten uitgesloten)
  • De oprichting van een arbitragehof voor investeerdersgeschillen, waarover later zou onderhandeld worden. Er is wel arbitrage voorzien van staat tot staat, maar een Europese investeerder kan niet zelf een zaak inspannen tegen de Chinese staat, zoals in het fel gecontesteerde ISDS-mechanisme (cfr. het CETA-verdrag met Canada). In een document spreekt het Europees Parlement daarom over een ‘partieel akkoord’ in tegenstelling tot de bedoeling van een ‘alomvattend’ (comprehensive) akkoord. Het is echter goed mogelijk dat de Commissie het ISDS-thema buiten de onderhandelingen gehouden heeft omdat anders ook de parlementen van de lidstaten CAI moeten goedkeuren…
  • De EU wilde natuurlijk ook de liberalisering van de openbare aanbestedingen, maar daarop heeft China niet toegegeven.

Men moet zich echter goed bewust zijn van het feit dat de Europese Commissie de onderhandelingen voert in naam van de hele EU, maar dat het belang van zo’n akkoord heel verschillend is van lidstaat tot lidstaat. Portugal en Hongarije hebben, ook relatief, veel minder te zoeken in China dan bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk, of ook Nederland. Dat blijkt duidelijk uit onderstaande grafiek (Fig. 4). Het belang voor Duitsland verklaart waarschijnlijk ook deels de rush waarmee het akkoord gesloten werd, twee dagen voor Duitsland het voorzitterschap van de EU doorgaf aan Portugal.

figuur 4

Fig. 4 Het aandeel van lidstaten in de buitenlandse investeringen in China (als % van de totale Europese investeringen aldaar, gemiddeld over de laatste 20 jaar). Bron: Europese Commissie. 

Een immoreel akkoord?

Over CAI als investeringsakkoord is in de media en door politici weinig commentaar geleverd. Dat zoiets in voorbereiding was, was weinig bekend, maar anderzijds ook niet zeer verbazend. De EU probeert toch overal vrijhandels-en investeringsakkoorden af te sluiten, en men kan toch niet naast een grote groeiende markt als de Chinese kijken? Voor degenen bij wie het hart vlugger gaat kloppen als het over de EU gaat, type Luuk van Middelaar 2), was CAI ook een uiting van “Europa’s geopolitiek ontwaken”, waarbij we bovendien blijk konden geven van ons Europees waardenbesef. President Xi Jinping zou immers zijn best doen opdat China de ILO-conventie tegen slavenarbeid zou ondertekenen, en China zal zich blijven inspannen voor het klimaatakkoord van Parijs. Bij haar onderhandelingen verdedigt de EU niet alleen haar zakelijke belangen, maar ook de mensenrechten!

Men moet geen buitengewoon ontwikkeld kritisch vermogen hebben om dit soort claims te doorzien, en er de humanitaire saus in te ruiken waarmee de EU haar beleid in de publieke ruimte serveert. Het afsluiten van CAI gebeurde bovendien tijdens een steeds harder wordende repressie van de Chinese autoriteiten tegen de protesten in Hongkong, en al ontbreekt nauwkeurige informatie over de strafkampen voor Oeigoeren in Xinjiang, men kan de rapporten van Amnesty InternationalHuman Rights Watch e.a. niet afdoen als verzinsel. Het lijkt dan ook een opluchting dat uit de mainstream partijen van het Europees Parlement kritiek rijst op het investeringsakkoord. Reinhard Bütikofer, Duitse Groene en voorzitter van de parlementaire delegatie voor relaties met China, wil dat niet alleen de ILO-conventies ondertekend worden, maar dat ook de begin december 2020 aangenomen Europese ‘Sanctieregeling voor de mensenrechten’  erin betrokken wordt en dat er een verbod is op de import van met dwangarbeid geproduceerde producten. Bernd Lange van zijn kant, Duitse sociaaldemocraat en voorzitter van de parlementaire commissie internationale handel, wees op de situatie in Hongkong, en liet verstaan dat er misschien wel eens geen meerderheid zou kunnen zijn voor CAI in het Europees Parlement. Zelfs de Europese christendemocraten (EVP, Conservatieven (ECR) en liberalen (Renew Europe) uitten zekere twijfels. Het Europees Vakverbond formuleerde voor zijn doen een scherpe veroordeling:

“Het Europees Vakverbond beoordeelt het akkoord van de Europese Commissie, die blijkbaar onder druk stond van Frankrijk en Duitsland, als een politieke vergissing. Dat is des te meer het geval op een ogenblik dat er opnieuw systematische en ernstige schendingen van de mensenrechten zijn, waarbij we ons ernstig zorgen maken om de Oeigoerse etnische minderheid in Xinjiang en om de serieuze schendingen van mensenrechten in Hongkong, met willekeurige arrestatie van vakbondsleden, journalisten, academici en andere activisten die voor de democratie opkomen.”

Dit alles lijkt terecht, en een goed tegengewicht tegen het mercantiele streven van de Commissie en de (grote) lidstaten. Het zou zelfs misplaatst zijn te beweren dat dit allemaal geveinsde bekommernissen zijn. De vraag is echter of het een vruchtbare aanpak is.

Individuele sancties, economische sancties … 

Laat ons de ‘humanitaire’ aanpak in het beleid van de Westerse mogendheden van naderbij bekijken. Sinds december 2020 heeft de EU dus ook haar ‘sanctieregeling voor de mensenrechten’ (Human rights sanctions regime, ook soms European Magnitsky Act genoemd omdat het de tegenhanger is van de Amerikaanse sanctiewet.3). De sanctieregeling is van toepassing op individuen en ‘entiteiten’ die betrokken zijn bij ernstige schendingen van de mensenrechten, zoals genocide, foltering, politieke moord enzovoort, waar ook ter wereld. De sancties zijn dan bijvoorbeeld reisverbod (binnen de EU), het bevriezen van tegoeden (voor zover die beschikbaar en gekend zijn) en het verbod binnen de EU om steun te verlenen aan de gesanctioneerde.

In maart werd voor het eerst gebruik gemaakt van het nieuwe Europese sanctieregime met ‘targets’ in o.a. Rusland, China, Noord-Korea en Libië; de beslissing daartoe ligt volledig bij de Raad, de lidstaten dus, het Europees Parlement heeft hierin geen bevoegdheid. Op dergelijke sancties volgen meestal tegensancties, en zo moest het prille Belgische Ecolo-kamerlid Samuel Cogolati tot zijn verbazing vaststellen dat hij door China gesanctioneerd werd en in dat land niet meer mag reizen of zaken doen. Poets wederom poets, dit soort sancties lijken vooral een bezigheid voor diplomaten, en zijn meer bestemd voor de publieke opinie, in de EU en daarbuiten (“ wij laten niet met ons spotten!”, “voor ons zijn mensenrechten geen lachertje”!”) dan een daad ter verdediging van de mensenrechten. Het is weinig waarschijnlijk dat Poetin zich in zijn bewegingsvrijheid beperkt zou voelen als hij wegens de vergiftiging van Navalny, of Xi Jinping wegens de Oeigoerse kwestie niet in Europa konden reizen; nog twijfelachtiger is het zelfs of de sanctie ooit zou uitgesproken worden tegen, laat ons zeggen, Joe Biden of Barack Obama wegens ‘extrajudicial killings’ (zoals de drone-aanvallen) of ‘arbitrary detentions’ (Guantanamo), twee ernstige misdaden die in de sanctieverordening expliciet zijn vermeld.

In tegenstelling tot de individueel gerichte sancties kunnen economische sancties (handelsembargo’s, export/importbeperkingen…) wel pijn doen, maar de vraag is: aan wie? Er is vooreerst de vraag aan welke landen ze worden opgelegd. Daarover zullen we het verder uitgebreider hebben, maar het is een feit dat de Verenigde Staten vanaf 1960 (al 60 jaar!!) een handelsembargo uitvaardigden tegen Cuba, maar dat nooit deden tegen Chili onder de bloedige Pinochetdictatuur. Maar laten we aannemen dat een regime wordt geviseerd dat zware inbreuken pleegt tegen de mensenrechten. De Duitse sociologe Julia Eder deed een uitgebreid onderzoek naar economische sanctiemaatregelen en komt tot de volgende conclusie:

“Links, solidair met de belangen van de uitgebuitenen en onderdrukten overal ter wereld, bewijst de internationale solidariteit een slechte dienst wanneer ze als oppositiekracht de politiek van machtige staten ondersteunt en legitimeert; zulke politiek zet zich niet in om de uitbuiting en onderdrukking op te heffen, maar ze voor het eigenbelang verder te zetten.”

In haar argumentatie wijst Julia-Eder op verschillende facetten van economische sancties. Ze bereiken meestal hun doel niet, en zijn dientengevolge vaak aanleiding tot nog uitgebreidere maatregelen met een escalatie van het sanctieregime als gevolg. Een spectaculair, tragisch voorbeeld van wat economische sancties kunnen betekenen is Irak, waar ze meer slachtoffers maakten dan de bombardementen. Sancties versterken de sociale ongelijkheid, en principieel is er bovendien het probleem van het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren.

Tot een gelijkaardige conclusie komt Peter Wahl, die in een evaluatie van de sanctiepolitiek tegenover China schrijft:

“Het hele sanctiegebeuren is de uitdrukking van ongelijke en onrechtvaardige machtsverhoudingen in de wereld, en is onverenigbaar met de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties. Al in het eerste artikel ervan wordt bepaald om “bij internationale geschillen of situaties die tot verbreking van de vrede zouden kunnen leiden een regeling of beslechting tot stand te brengen met vreedzame middelen en in overeenstemming met de beginselen van gerechtigheid en het internationaal recht”.

Wahl bevestigt ook de waarneming van Eder dat sancties al vlug tot een escalatie leiden; hij stelt vast dat de Chinese overheid zich steeds zelfbewuster opstelt op het internationaal toneel, en bij Westerse sancties een ‘asymmetrische‘ repliek geeft.

Sancties, een instrument van de Westerse machtspolitiek

Eders verwerping van sancties is niet gesteund op een of ander abstract principe, maar op de praktische vaststelling dat sancties uitgaan van een staatsmacht, die er haar eigen belangen probeert mee te dienen, ook al wordt dit verpakt als een humanitaire operatie. Hiermee kunnen we al meteen een argument ontkrachten dat verdedigers van de sanctiepolitiek zullen inbrengen tegen links verzet daartegen. Links staat bijvoorbeeld achter de BDS-campagne (Boycott, Desinvestment, Sanctions) om de rechten van de Palestijnen af te dwingen tegenover Israël. Maar deze sancties gaan niet uit van een staatsmacht, maar van sociale organisaties wereldwijd en zijn tegen het machtsmisbruik van een staat gericht. Ze verdedigen geen staatsbelangen, maar elementaire humanitaire rechten, en de campagne wordt ook door de Palestijnen gesteund. En toch, in tal van ‘humanitaire’ landen probeert men de BDS campagne met wettelijke middelen te boycotten

De Westerse sancties gaan niet zomaar uit van een staatsmacht, maar van een staatsmacht in dienst van de kapitalistische belangen, en dat kan men aflezen uit de sancties die genomen werden, en misschien nog meer uit de sancties die niet genomen werden:

  • Een embargo op wapenleveringen – een sanctie die het voordeel heeft de burgerbevolking niet te treffen, integendeel – werd niet opgelegd aan belangrijke mensenrechtenschenners als Israël, Saoedi-Arabië, Egypte, Qatar, die nog steeds goed bevoorraad worden, onder andere door de Westere wapenleveranciers.
  • Tegen het machtsmisbruik van de Tunesische president Ben Ali werden geen sancties genomen, integendeel, hij was lid van de Socialistische Internationale tot hij onder druk van de volkswoede in 2011 moest vluchten naar Saoedi-Arabië;
  • de EU en haar lidstaten zouden moeten veroordeeld worden wegens de schending van de rechten van asielzoekers en het niet bieden van hulp aan mensen in nood op de Middellandse Zee; maar in een omgekeerde wereld wordt het handvol mensen die al duizenden levens gered hebben door de autoriteiten geboycot. Het is trouwens in het kader van deze politiek dat aan ‘dictator’ en NATO-partner Erdogan geen sancties maar een miljardenpremie wordt toegekend;
  • In dezelfde sfeer kan de houding tegenover Marokko gezien worden, dat beslag legt op de Westelijke Sahara, maar in plaats van sancties komt er uit Washington erkenning en lijkt de EU dezelfde weg op te gaan; voor de EU is Marokko immers een vooruitgeschoven grens in de verdediging van Fort Europa;
  • als de EU werkelijk de bedoeling had de mensenrechten op wereldschaal te verdedigen zoals ze pompeus beweert 4) zou ze een vurig verdediger zijn van het VN bindend verdrag over ondernemingen en mensenrechten; in werkelijkheid heeft de EU het initiatief alleen maar tegengewerkt.

 

Maar wat dan wel ?

Even samenvatten. De EU is bezig een investeringsakkoord, CAI, af te sluiten met China, terwijl het Chinese regime hard optreedt tegen protest in Hongkong en een repressief beleid voert tegen de Oeigoeren. Vanuit het Europees Parlement is daarop kritiek en wordt aangedrongen op grotere voorwaardelijkheid, onder andere de erkenning van de verdragen over arbeidsrechten van de Internationale Arbeidsorganisatie en sancties tegen verantwoordelijken voor het repressief beleid tegen Oeigoeren en demonstranten in Hongkong. Zulke sancties werden in maart door de Raad van de EU inderdaad genomen, en hun symbolische aard is weinig van aard om het EU-China investeringsakkoord te kelderen, zoals sommigen menen. Waarschijnlijker lijkt dat hiermee het gemor uit het Europees Parlement gaat opdrogen, en dat CAI geratificeerd wordt tijdens het EU-voorzitterschap van Frankrijk in de eerste helft van 2022 5).

We hebben ook opgemerkt dat in het algemeen sancties in de praktijk weinig uithalen en bij economische sancties meestal de verkeerden treffen; bovendien zijn de Westerse regimes niet geneigd effectieve sancties te treffen als ze daardoor in hun belangen, vooral die van hun bedrijven, geschaad worden.

Is er hier dan geen sprake van een ‘Catch 22’ situatie?

Laat ons beginnen met de reeds aangehaalde stelling: ‘humanitaire sancties’ zijn in de eerste plaats bedoeld voor de publieke opinie; ze moeten ons blijven overtuigen van de fundamenteel democratische natuur van ons bestel en zijn streven naar een betere samenleving. Mede door de rol van veel media, die niet de gewoonte hebben onder het ideologisch vernislaagje te gaan kijken, slaagt men daar ook vaak in. Zo publiceerde Sara Matthieu, Europarlementslid voor Groen, een Opinie in De Wereld Morgen over de Chinese tegensancties als antwoord op de Europese. “Het investeringsverdrag tussen de EU en China (CAI) moet van tafel zolang er sancties gelden van het autoritaire China tegen de democratische instellingen van Europa.” Niet alleen wordt dit Parlement, dat over de Europese sancties niets te zeggen heeft, hier wat over het paard getild wat zijn democratische rol betreft, maar het conflict dat kon rijzen tussen Parlement en Raad bij de goedkeuring van CAI wordt tot een zeer behapbare dimensie herleid. Niet de repressie tegen de Hongkong-demonstranten en de Oeigoeren moet ophouden als voorwaarde, maar het reisverbod in China van een handvol parlementariërs. Men hoeft niet te twijfelen aan de goede intenties van dergelijke verontwaardiging, en al evenmin aan het autoritair karakter van de Chinese (of Russische enz.) overheid, maar wel aan de illusie dat de diplomatieke vertoning van onze aspirant-wereldmacht een vorm van daadwerkelijk humanitair beleid is.

Blijft de vraag wat dan wel bijdraagt tot meer respect voor de mensenrechten in de wereld.

Ons uitgangspunt is een frustrerende, maar belangrijke vaststelling: het beleid van onze eigen regering veranderen is moeilijk, maar dat van andere regeringen nog duizend keren moeilijker. Wie wil dat er iets verandert in de wereld, moet zich in de eerste plaats bezighouden met de beleidsinstanties waar zij/hij enige vat op heeft. In Europa zijn dat de nationale, eventueel regionale en lokale niveaus, en de EU-instellingen.

Het tweede punt is dat we het beleid alhier vanuit een kritische, internationalistische optiek moeten bekijken. Kritisch, in de wetenschap dat overheden zich altijd voorstellen als dienaars van het algemeen belang, en onze Westerse samenlevingen en overheden bovendien  getekend zijn door de heersende kapitalistische verhoudingen. Achter veel beslissingen zitten particuliere belangen, niet toevallig die van beleggers, aandeelhouders, bedrijfslobbys, banken en ondernemingen. Vanuit een internationalistische visie zijn we veel beter in staat om dit te doorzien. Zulke visie wapent ons ook tegen de vijandbeelden (‘wij’ tegen ‘zij’) die overheden gemakkelijk hanteren om eigen verantwoordelijkheden te verdoezelen.

Laat het ons wat concreet maken. Als we de menselijke ellende bekijken ten gevolge van de militaire operaties van onze Westerse legers en ons Westers bondgenootschap  (Kosovo, Irak, Syrië, Afghanistan, Libië… ) en ten gevolge van onze wapenleveringen zou een consequent verzet van politieke partijen en gesteund op sociale mobilisatie op termijn veel meer betekenen voor de mensenrechten wereldwijd dan de diplomatieke schermutselingen van de overheden 6). En als we weten welke misdaden onze bedrijven ongestraft begaan tegen hele bevolkingsgroepen, is de steun voor een bindend verdrag waardoor bedrijven internationaal aansprakelijk kunnen gesteld worden een vanzelfsprekendheid.  Geen enkele politicus die beweert zich in te zetten voor de mensenrechten zou zich mogen neerleggen bij de weigering van zijn regering om daar volop de schouders onder te zetten.

Dergelijke aanpak zou ook meer politieke duidelijkheid scheppen. Het houdt weinig om het lijf om een paar Russen of Chinezen te ‘sanctioneren’ en dat groot uit te bazuinen als een humanitaire prestatie; het wordt lastiger als men in de clinch moet gaan met de belangengroepen vlakbij en de mainstream politiek in eigen land.

Voetnoten

  1. Zie ook The EU-China Comprehensive Agreement on Investment: Between Realpolitik and Fundamental Values 
    Over Luuk van Middelaar, zie Perry Anderson’s essay De Europese ‘coup’.
    De wet werd in 2012 door het Amerikaanse Congres aangenomen en genoemd naar een Russische advocaat die volgens de gangbare Westerse versie een moedige klokkenluider was die het slachtoffer werd van het Poetinregime waarvan hij de corruptie aan de kaak stelde. De Russische cineast Andrei Nekrasov kwam echter tot heel andere bevindingen.
  2. Zie bv.een recent document van de Raad over ‘op regels gebaseerd multilateralisme’ waarin men leest dat de EU “zich zal verzetten tegen elke poging om terug te komen op het beginsel dat alle mensenrechten universeel, ondeelbaar, onderling afhankelijk en onderling verbonden zijn.” 
  3. Deze inschatting wijkt enigszins af van die van Steffen Stierle, die veel belang hecht aan de februariverklaring van de Europese Commissie over een assertiever Europees handelsbeleid. Hij spreekt zich daarbij niet uit over de verhouding van deze ‘nieuwe strategie’ tegenover het pas afgesloten investeringsverdrag CAI. Maar het is inderdaad niet gemakkelijk te voorzien hoe het economisch belang van goede verhoudingen met China voor Duitsland, Frankrijk, Nederland en andere lidstaten zich zal verhouden tot de traditionele ‘Atlantische trouw’ van alle EU lidstaten en het heraanknopen van goede betrekkingen ermee na de Trump-Biden-wissel.
  4. Het is verheugend dat  reacties vanuit Die Linke in deze richting gaan, zie hier en hier. Hopelijk worden ook geen toegevingen gedaan op het gebied van de inzet van de Bundeswehr en het afwijzen van het NATO lidmaatschap. 
Dossier
Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop