Vietnam. De associatie is onontkoombaar als je de foto's ziet van Europese soldaten in rijstvelden, van brandende dorpen tussen bananenbomen, gevangen Aziatische opstandelingen en standrechtelijke executies. Maar de foto's zijn van Nederlandse soldaten tijdens de 'agresi militer belanda', de Nederlandse militaire agressie, tegen de jonge Indonesische republiek. De tentoonstelling Koloniale oorlog 1945-1949. Gewenst en ongewenst beeld in het Amsterdamse Verzetsmuseum laat zien hoe het beeld dat het Nederlandse publiek kreeg van de in haar naam gevoerde koloniale oorlog gemanipuleerd werd.
Nederland heeft haar geschiedenis als koloniale macht nooit verwerkt en de oorlog die Nederland voerde in Indonesië is grotendeels verdrongen. Dit was een oorlog waarbij van koloniale zijde meer dan 100.000 troepen waren betrokken, aan de zijde van opstandelingen vocht een nog groter aantal. Hoeveel slachtoffers er in totaal vielen is onduidelijk, schattingen lopen op tot 200.000. Aan Nederlandse zijde sneuvelden zo'n 5000 soldaten, ruim twee keer zoveel als er in mei 1940 omkwamen in de strijd tegen de Duitse invasie. Volgens Indonesische bronnen kwamen zo'n 100.000 republikeinse strijders om. Daar komen nog tienduizenden burgerslachtoffers bij. Dat Nederlandse troepen bloedbaden hebben aangericht onder Indonesische burgers wordt pas de afgelopen jaren steeds meer bekend en erkend, onder andere dankzij het werk van het Komite Utang Kehormatan Belanda / Comité Nederlandse Ereschulden.
De Indonesische opstand werd in Nederland afgedaan als het werk van een klein aantal 'extremisten' (tegenwoordig zouden ze 'terroristen' genoemd worden) die geen contact zouden hebben met de rest van de bevolking. Die 'extremisten' waren voor de Nederlanders zowel fascistisch als communistisch. De samenwerking van Soekarno met de Japanse bezetters zou hem tot niks anders dan de Indonesische Mussert gemaakt hebben, de belangrijke rol van linkse groepen in de onafhankelijkheidsstrijd werd aangegrepen om de opstand als 'communistisch complot' aan te merken. Japans fascisme of Moskou – voor de koloniale machthebbers moest de Indonesische bevolking wel van buitenaf opgestookt zijn. Daarom werd de oorlog ook een 'politionele actie' genoemd, het zou gaan om beperkte acties tegen kleine groepen 'extremisten' en de Nederlandse troepen zouden, eenmaal ter plekke, als bevrijders worden binnengehaald. De realiteit bleek anders: de Indonesische Republiek kon rekenen op massale steun en ook al waren de Indonesiërs verdeeld in een groot aantal partijen en bewegingen, over een ding waren veel van hen het eens: de Nederlanders moesten weg.
Door het naast elkaar plaatsen van een 'gewenst' en een 'ongewenst' beeld laat de tentoonstelling zien hoe de propaganda werkte. Foto's van gesneuvelde soldaten en strijders werden nergens geplaatst en voor publicatie ongeschikt gemaakt door ze te bekrassen. Foto's van pro-Nederlandse Indonesiërs laten de context weg waardoor niet te zien is om hoeveel mensen het eigenlijk gaat. Ook geweld van de kant van Indonesische nationalisten eiste burgerslachtoffers en natuurlijk werden deze misdaden wel breed uitgemeten in de Nederlandse pers. Naast Nederlandse burgers en Indo's werden ook groepen die gezien werden als pro-Nederlands of 'niet-Indonesisch', zoals de Chinese minderheid, het slachtoffer van nationalistische milities. Een opvallende foto in de tentoonstelling is van een demonstratie van Chinese Indonesiërs met spandoeken in het Chinees. Na de onafhankelijkheid zou deze groep vooral onder het pro-westerse bewind van Soeharto sterk gediscrimineerd worden. Nederlands kolonialisme had dergelijke etnische verdeeldheid in de hand gewerkt door bevolkingsgroepen tegen elkaar uit te spelen en bepaalde groepen aan zich te binden met privileges en posities in het koloniale staatsapparaat.
Veel van de Nederlandse pers, zo laat de tentoonstelling zien, had er geen interesse in om onderzoek te doen naar Nederlandse misdaden of zelfs maar kritisch te zijn over het verloop van de oorlog. In plaats daarvan vertrouwde men op journalisten die 'embedded' waren bij het Nederlandse leger.
Opvallend in de getoonde Nederlandse tijdschriften is het terloopse racisme tegen Indonesiërs – niet alleen jegens opstandelingen, maar ook Indonesiërs die gepresenteerd worden als voorstanders van het Nederlandse bewind worden bespot. Het is eigen aan kolonialisme om de onderworpen bevolking te denigreren en hen te vergelijken met kinderen die de leidende hand van de koloniale macht nodig zouden hebben. In hun neerbuigende houding tegen de Indonesiërs waren Nederlanders niet uniek – en net als andere koloniale machthebbers waren veel Nederlanders de eigen sprookjes gaan geloven waardoor de Indonesische opstand eerst verbazing, daarna woede over zoveel ondankbaarheid over alle 'goede Nederlandse zorgen' opwekte.
Uitzonderingen waren linkse tijdschriften als Vrij Nederland of De Waarheid, de krant van de Communistische Partij. Deze bladen brachten wel nieuws over Nederlandse misdaden en de steun voor Indonesische onafhankelijkheid maar vanwege hun politieke signatuur was het hen niet toegestaan om journalisten en fotografen ter plekke hebben en ze moesten daarom voor een groot deel vertrouwen op getuigenissen van derden. Bij gebrek aan foto's was het des te makkelijker om dit nieuws af te doen als republikeinse propaganda.
Toen het besef doordrong, dat het oude koloniale regime definitief verleden tijd was, probeerde Nederland nog te redden wat er te redden was door de archipel op te knippen in verschillende, min of meer onafhankelijke gebieden waar Den Haag nog sterke invloed op zou kunnen hebben. Ook dit mislukte en in 1949 erkende Nederland de Indonesische onafhankelijkheid. Uiteindelijk was het de Nederlandse aftocht die het Nederlandse publiek ermee confronteerde dat de nieuwsberichten over de 'politionele acties' en de houding van de Indonesische bevolking onzin waren.
Hoe sterk de Nederlandse weigering om het koloniale verleden te erkennen is, blijkt er ondermeer uit dat in Nederland nog vaak 27 december 1949, en niet de dag van de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring, 17 augustus 1945, als datum van de Indonesische onafhankelijkheid wordt gegeven. Het is alsof in Britse schoolboeken zou staan dat de Verenigde Staten onafhankelijk werden in 1783. Afgezien van het economische belang van de grondstoffen in de archipel speelde Nederlands-Indië ook een belangrijke rol in het Nederlandse zelfbeeld. Zonder Indonesië werd Nederland een dwergstaatje aan de Noordzee dat zichzelf sprookjes vertelde over hoe het altijd een natie van vredelievende handelaren zou zijn geweest.
De koloniale oorlog 1945-1949. Gewenst en ongewenst beeld loopt nog tot en met 3 april in het Verzetsmuzeum Plantage Kerklaan 61 Amsterdam.
Reactie toevoegen