Slavernijverleden: in de ogen van toen, maar wiens ogen?

Met de verplaatsing van de buste van Johan Maurits in het Mauritshuis en de aangekondigde naamsverandering van de J.P Coenschool in Amsterdam wordt de discussie over het slavernijverleden - en breder het koloniale verleden - weer in alle hevigheid gevoerd. ‘We moeten het verleden niet beoordelen met de normen van nu, maar bekijken door de ogen van toen’, is een steeds terugkerend argument. Maar de vraag is niet of we moeten kijken met de ogen van toen of van nu, maar door wiens ogen: alleen door die van de machthebbers of ook van de slachtoffers.

Als de huidige discussie een ding duidelijk maakt dan is het wel hoe sterk vele vaderlandse intellectuelen nog gevangen zitten in een koloniaal denkader. Een illustratief voorbeeld daarvan is het interview in NRC van 20 januari met cultuurhistoricus Roelof van Gelder. ‘De discussie over het Nederlandse slavernijverleden probeert Van Gelder te overzien zoals hij vanuit zijn appartement aan de Amstel het water overziet. Op afstand.’, zo lezen we in de eerste alinea.

En wat Van Gelder vanaf deze distantie opvalt: ‘De argumenten van voor- en tegenstanders (van naamsverandering) sluiten niet op elkaar aan. Voorstanders van áfschaffing vinden dat je historische figuren moet beoordelen met de morele normen van nu.’ En voeg hij er aan toe: ‘Van sommige waren de voorouders slachtoffers van slavernij, zij willen erkenning. De tegenstanders, vaak historici, vinden dat je ‘helden’ moet beoordelen naar de morele normen van tóén. En ja, de zeventiende eeuw was nu eenmaal een hardvochtige tijd.

Vanuit zijn afstandelijke positie doet van Gelder hier dus twee dingen. In de eerste plaats framed hij het debat als dat tussen mensen die vinden dat je verleden moet beoordelen op basis van ‘de normen van nu’ en degenen  die vinden dat je dat in de historische context moet doen. En tegelijkertijd geeft hij een typering van de beide kampen en hun motieven. Aan de ene kant hebben we afstammelingen van slachtoffers die erkenning willen en aan de andere kant historici (zoals hij). Kortom aan de ene kant de emotie van afstammelingen van slachtoffers en aan de andere kant de professionele distantie van de historici.

Maar zelfs dán’, gaat de historicus verder, ‘Hoe weet je nou hoe mensen in die tijd dachten? Wat ging er om in de hoofden van de blanke Europeanen die in West- of Oost- Indië met eigen ogen de wreedheden van de slavenhandel zagen?’. Nee dat weten we niet of althans niet volledig, en dat geldt niet alleen voor hen die de wreedheden zagen, maar ook voor hen die ze begingen. Van Jan Pieterszoon Coen - die vrijwel de hele  bevolking van de Banda eilanden liet afslachten, (volgens sommige bronnen 15.000 doden) om zo voor de VOC het monopolie op kruidagels en nootmuskaat veilig te stellen is bekend dat hij een gelovige Calvinist was. En het is natuurlijk best interessant om na te gaan hoe het Christelijke geloof van dergelijke mensen zich verhield tot hun genocidale praktijken.

Maar is dat het enige wat relevant is om de koloniale gebeurtenissen in hun tijd te plaatsen? Om te beoordelen wie de ‘helden’ zijn die we wel of niet moeten blijven eren? Moeten we de geschiedenis alleen bekijken door de ‘blauwe’ ogen van deze blanke Europeanen? Of zouden we er ook eens naar kunnen kijken vanuit de 24.000 bruine ogen van de afgeslachte Bandanezen. Daar gaat het bij deze discussie volgens mij om.

Niet alleen

Van Gelder staat absoluut niet alleen in zijn eenzijdige fixatie op de hoofden van de blanke Europeanen. Emeritus hoogleraar Piet Emmer maakt het in een interview nog bonter - of nog witter kunnen we beter zeggen. Zijn nieuwste boek 'Het zwart-witdenken voorbij' geeft, volgens zijn interviewer Marco Visser in de Volkskrant, ‘de ontnuchterende historische context - en dan lijkt het opeens ietsje beter te verkroppen wat onze voorvaderen in den verre hebben uitgespookt.’

Ook Emmer betoogt dat ‘Wij de geschiedenis niet behoren te bekijken door de bril van vandaag, maar met de ogen van de tijdgenoten.' En welke tijdgenoten hij bedoelt wordt glashelder door zijn veelvuldig gebruik van ‘wij’. 'Toen wij ons inlieten met Afrikaanse slaven kende Europa geen vrije arbeidsmarkt waar je zelf je keuzes kon maken. (…) Die dwang vinden we vandaag vreselijk, maar we kunnen het de mensen uit die tijd niet kwalijk nemen dat ze niet op de hoogte waren van de 21ste-eeuwse normen en waarden,' zegt hij in het begin van het interview.

En even verder: 'U moet overigens niet vergeten dat wij in de koloniale tijd juist een einde hebben gemaakt aan de slavernij in Azië en Afrika, en aan de rooftochten en plunderingen die in deze gebieden veelvuldig voorkwamen. We hebben gezondheidszorg, landbouw, onderwijs en bestuur gemoderniseerd. We hebben riolering, leidingwater, telefoonverbindingen, wegen en spoorwegen aangelegd.’

Net als van Gelder komt ook professor Emmer zelfs niet op het idee dat je de geschiedenis ook vanuit een ander perspectief kan bekijken dan dat van de koloniale overheersers waar hij zich mee identificeert. Hij ziet zelfs niet dat de rioleringen, waterleidingen, telefoonverbindingen, wegen en spoorwegen die er in de koloniale tijd zijn aangelegd zijn aangelegd door slaven, inheemse dwangarbeiders, of zwaar uitgebuite loonslaven. Hij is niet in staat en niet bereid om de geschiedenis vanuit hun bruine ogen te bezien. Omdat hij daar niet toe in staat is,  is zijn hele verhaal vooral een bagatellisering en vergoelijking van slavernij en kolonialisme. Met een objectieve wetenschappelijke aanpak heeft dat weinig van doen.

Soort artikel

Reactie toevoegen

Plain text

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd>
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
Uw reactie zal niet meteen verschijnen, deze wordt eerst goedgekeurd door de beheerder.
pagetoptoptop