Op donderdag 18 juni overleed Karel Koster. Karel was een belangrijke activist en analist in de vredesbeweging. Zijn familie kwam uit Limburg, maar hij groeide op in Rhodesië, het huidige Zimbabwe, onder het blanke minderheidsbewind. Op zijn achttiende kwam hij terug naar Nederland om te gaan studeren. Een paar jaar later werd hij lid van de Bond van Dienstplichtigen en was na de opheffing daarvan in 1983 een van de oprichters en drijvende krachten van het Anti-Militaristies OnderzoeksKollektief (AMOK) en vanaf 2007 beleidsmedewerker van de SP. Met hem verliest de linkse beweging een inspirerende en bevlogen antimilitarist. Zijn vriend en collega Guido van Leemput was een van de sprekers op Karels uitvaart. Wij publiceren hier zijn toespraak.
“Het was het najaar van 1980 toen ik, als dienstplichtig soldaat, naar het congres van de Bond voor Dienstplichtigen ging. Daar werd gediscussieerd over de werkzaamheden voor het volgende jaar. Besloten werd dat we ons, met de paar soldatenleden die bij de Bond waren aangesloten, zouden storten op het kernwapenwerk. Dat werd het politieke doel. Het komitee Soldaten tegen Kernwapens werd het middel. Daarmee zou geprobeerd worden een veel ruimere groep van soldaten te bereiken dan het handjevol dat we zelf waren. De Nederlandse legerleiding én de hele NAVO moesten getoond worden dat de gewone soldaten niet voornemens waren bereidwillig mee te gaan in de voorbereiding van een atoomoorlog. Kernontwapening was het devies, hoe dan ook. “Eenzijdige kernontwapening”, werd dat genoemd. Het voorstel kwam uit de afdeling Utrecht, de afdeling van Karel en het was, denk ik, de eerste keer dat ik Karel ontmoette. 1981 werd het jaar dat Soldaten tegen Kernwapens aan de weg timmerde. Ik demonstreerde in uniform, Karel regisseerde.
Het was de lente van 1982 dat ik in het lokaal van de Bond voor Dienstplichtigen in Amsterdam aan de Soldatenkrant werkte, toen Karel binnenkwam. Hij was bepakt en bezakt met de kranten die hij had meegenomen uit het kantoor van het Komitee Zuidelijk Afrika waar hij archiefwerk deed. Hij schakelde de ouderwetse buizenradio in en zocht over de schaal tot hij hoorde: “This is the World service of the BBC. The news is read to you by….’ Karel boog zich naar de luidspreker en maakte nauwkeurige aantekeningen van het verslag van de oorlog om de Falklands. Hij was enthousiast over de kwaliteit van de Britse radiozender. Die informatie vergeleek hij vervolgens met de internationale pers die hij had meegebracht om er zijn eigen analyse van de situatie in de zuidelijke Atlantische oceaan van te maken. Een discussie volgde over het zinloze “partijkiezen”; het Argentinië van de junta of het Engeland van Thatcher. Vredespolitiek kiest voor vrede niet voor een land.
Het was de zonnige 2e augustus van 1990 dat Irak Koeweit binnenviel en ik heel lang met Karel aan de telefoon hing. Hij was zich al weken bewust van de oplopende spanningen tussen Irak en Koeweit en de vergaande betekenis van deze zet. We waren er van doordrongen dat het einde van de Koude Oorlog dat zich toen aftekende (en waarin de Sovjet-Unie nog maar een paar weken zou bestaan) vervangen zou worden door het interventietijdperk. In de analyse van AMOK uit 1983, zou de oprichting van het Amerikaanse Centrale Commando (Centcom) en de daarbij horende opbouw van grootschalige militaire interventiecapaciteit in het Midden-Oosten belangrijk worden voor de internationale politiek. Het was nu zover. Karel was zich bewust van de noodzaak een vredesbeweging op te bouwen die opkwam tegen interventieoorlogen in het olierijke Midden-Oosten. Geen bloed voor olie. Op 31 augustus 1990 propten zich 103 mensen in het kelderkantoor van AMOK in Utrecht om het Komitee Anti Golfoorlog op te richten.
Het was de eerste week van juli 1995 toen we met enkele mensen van AMOK op het balkon van het kantoor van AMOK-Maritiem in Amsterdam zaten. Hoewel er een Turkse antimilitarist op bezoek was hadden we het over Karels analyse van de gebeurtenissen in Srebrenica. Hij ging met zijn vinger langs de regels van een Duitse krant (de Frankfurter Rundschau dacht ik of de Frankfurter Allgemeine, of de Süddeutsche Zeitung misschien, alles kan) en was opgewonden over de vreselijke gevolgen die hij zag opdoemen als de Serviërs hun plannen zouden doorzetten. De gevreesde inname van de ‘veilige enclave’ en het echec van de Nederlandse blauwhelmenpolitiek. Aan de hand van een verslag van het slagveld, dat hij als altijd vergeleek met andere bronnen deed hij zijn voorspellingen; ‘my educated guess’ zoals hij het zelf vaak zei. In mijn herinnering zat hij zat er nooit ver van af.
Een paar weken geleden vroeg ik hem wat hij als zijn meest succesvolle project in de ruim 40 jaar van zijn werkzame leven beschouwde. “De werkgroep Eurobom” was het prompte antwoord. Het project waarin hij met een gezelschap gerenommeerde vredesonderzoekers samenwerkte met dissidente militairen en diplomaten om de kernbewapening te stoppen. Diplomatie en verzet hoog in het apparaat. Niet zozeer over de verspreiding van kernwapens over de wereld, ging het, maar ook over de kernwapens in de landen die ze al hadden en waarmee ze denken te kunnen bepalen hoe het moet in de wereld. Hij werkte daarvoor samen met de burgemeester van Hiroshima in de beweging burgemeesters tegen kernbewapening; met Amerikaanse diplomaten die genoeg van hadden van de eigen kernwapenpolitiek en over veel meer informatie beschikten dan de Europese vredesonderzoekers. Hij werkte samen met Nederlandse politici zoals de huidige minister van Buitenlandse zaken. Het leidde in 2006 tot zijn boek “Nucleaire ontwapening, nog steeds bittere noodzaak”. Hij had het idee dat zijn kennis en vaardigheden het meest effectief waren in dat project.
Dit zijn maar vijf voorbeelden uit veel meer treffende en kleurrijke gevallen die iets zeggen over Karel. Zijn denkkracht vooral. Zijn ernst maar met een scherp oog voor het absurde. Zijn onverschrokkenheid om de waarheid te verdedigen tegen heug en meug, tegen frame en spin. Zijn buitengewone gevoeligheid voor het verdriet dat oorlog en onderdrukking aanrichten. Dat bleef wat onzichtbaar omdat hij een analyticus was, maar hij was een gevoelsmens. Karel, een onderzoeker die door dat gevoel immer bereid was tot het bedrijven van praktische vredespolitiek. Zijn fascinatie voor technologie en voor militaire en politieke strategie. Zijn opvatting dat de individuele militair nooit zomaar verantwoordelijk is voor diens gedrag, maar dat dat vooral de politieke leiding is die militaire politiek bedrijft of achter een grote buitenlandse mogendheid aanloopt. Zijn inzicht dat machtspolitiek en oorlogsvoorbereiding nooit ver van elkaar af staan en vooral dat deze voorbereidingen geheim worden gehouden, ondanks de naam van democratie en openheid. Karel was er van overtuigd dat als je hèèl goed oplet en de concrete tekenen leest van het oorlogsbeest, de feiten en de feiten en de geschiedenis waar die feiten op rusten dan kun je zien wat er gaat gebeuren en dan kun je zelfs soms ook ingrijpen in die gebeurtenissen. Dat laatste doe je door met de mensen samen te werken die net zo ongelukkig over die koers zijn als Karel zelf was. Waar ze ook zitten, tot diep in het militaire apparaat aan toe.
Het zijn ervaringen en lessen die buitengewoon goed van toepassing zijn op de dag van vandaag. Nucleaire ontwapening; het blijft een bitter noodzaak. Net als een actieve en radicale vredespolitiek. Met dank, Karel en wat mij betreft werken we verder in jouw geest.”
De Groene Amsterdammer publiceerde een stuk over Karel.
Voor Grenzeloos schreef Karel een aantal stukken.
Reactie toevoegen